Inleiding

Deze machine is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is hoofdzakelijk bedoeld voor het transporteren, doseren en aanbrengen van materialen. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g234791

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Elektromagnetische compatibiliteit
Nationaal: Dit apparaat voldoet aan de FCC Rules Part 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.
Dit apparaat genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en als het niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd en gebruikt, precies volgens de instructies van de fabrikant, kan het interferentie veroorzaken voor de ontvangst van radio en televisie. Het is op type getest en geconstateerd is dat het binnen de grenzen ligt van een FCC klasse B computerapparaat in overeenstemming met de specificaties in Subpart J van Part 15 van de FCC Rules, zoals hierboven vermeld. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:Richt de ontvangstantenne opnieuw, verplaats de afstandsbediening-ontvanger ten opzichte van de radio-/tv-antenne of sluit de controller aan op een ander stopcontact, zodat de controller en de radio/tv op verschillende vertakte circuits werken.Indien nodig moet de gebruiker de dealer of een ervaren radio-/televisiemonteur raadplegen voor aanvullende suggesties.De gebruiker vindt wellicht het volgende boekje, opgesteld door de Federal Communications Commission, nuttig: 'How to Identify and Resolve Radio-TV Interference Problems'. Dit boekje is verkrijgbaar bij de U.S. Government Printing Office, Washington, DC 20402. Voorraadnr. 004-000-00345-4.
FCC ID: W7OMRF24J40MDME-Base, OA3MRF24J40MA-Hand Held
IC: 7693A-24J40MDME-Base, 7693A-24J40MA-Hand Held
Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet interferentie accepteren, waaronder interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Japan certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Mexico certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Korea certificaat elektromagnetische compatibiliteit(sticker geleverd in afzonderlijke set)
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Singapore certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:TWM240007_IDA_N4021-15
RF2CAN:TWM-240005_IDA_N4024-15
Marokko certificaat elektromagnetische compatibiliteit
AGREE PAR L’ANRT MAROC
  
Numero d’agrement: MR 14092 ANRT 2017
Delivre d’agrement:29/5/2017

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Algemene veiligheid

Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u deze machine in gebruik neemt. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze het dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf met een rijdende machine steeds uit de buurt van omstanders.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor van de tractie-eenheid af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u onderhoud uitvoert aan de machine of materiaal verwijdert dat vast is komen te zitten.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal119-6823
decal93-9899
decal119-6838
decal119-0217
decal119-6819
decal93-9852
decal119-6836
decal119-6833
decal131-6766
decal119-6806
decal119-6835
decal119-6869
decal119-6822
decal119-6832
decal119-6812
decal119-6863
decal133-8061

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De trekhaak monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout, 1" x 6½" 2
Borgmoer, 1" 2
  1. Op het spatscherm is een doos met losse onderdelen bevestigd, verwijder deze doos.

  2. Neem de achterste kriksteun uit de opslagstand en zet de kriksteun verticaal; zie De machine ondersteunen met de achterste kriksteun.

  3. Haal de trekhaak uit de transportstand door beide banden door te snijden waarmee de trekhaak aan het spatscherm is bevestigd ((Figuur 3). Verwijder beide montagebeugels van het spatscherm en gooi deze weg.

    g014065

    Note: Verwijder de trekhaak met de hulp van een andere persoon.

  4. Schuif de trekhaakkoppeling op zijn plaats aan de voorkant van de machine. Zorg dat de montagebeugel van de krik naar buiten en naar de linkerkant wijst.

  5. Plaats een bout (1" x 6½") door het frame en de trekhaakbuis en bevestig deze met een borgmoer (Figuur 4). Draai de borgmoer vast met een torsie van 976 tot 1193 N·m.

  6. Plaats een bout (1" x 6½") door de bovenkant van het frame en naar beneden door de trekhaakbuis en bevestig deze met een borgmoer (Figuur 4). Draai de borgmoer vast met een torsie van 976 tot 1193 N·m.

    g014066
  7. Neem de krik uit de achterste kriksteun en monteer de krik op de trekhaakbuis; zie De voorkant van de machine ondersteunen met de krik.

    Note: Breng de pen niet aan in de verticale opening van de krik, anders kunt u de pen niet verwijderen als de gewichtsbehuizing op de trekhaak is gemonteerd.

De gewichtsbehuizing monteren

  1. Verwijder de gewichten uit de gewichtsbehuizing.

  2. Verwijder de bouten (½" x 5½") uit de montagebeugel met de gewichtsbehuizing. Gooi de montagebeugel weg (Figuur 5).

    g014067
  3. Plaats de gewichtsbehuizing zo ver mogelijk naar voren op de trekhaak.

  4. Monteer de gewichtsbehuizing met 2 bouten (½" x 5½") en borgmoeren aan de trekhaak. Draai de borgmoeren vast met een torsie van 91 tot 112 N·m.

  5. Vul de gewichtsbehuizing met de gewichten en monteer de stang en de pen (Figuur 6).

    g014069

De spiegel afstellen

Met de spiegel aan de voorkant van de hopper kunt u de lading en het verstrooien in de gaten houden. Kijk regelmatig in de spiegel om de werking van de machine in de gaten te houden.

Stel de spiegel (Figuur 7) zo af dat u vanaf de bestuurdersplaats in de hopper kunt kijken.

g015149

De machine bedraden en aankoppelen op de tractie-eenheid

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Voetregelaar 1
Remregelaar 1
Kabelboom1
Stekkerhouder 1
Schroef, 5/16" x 1"4
Moer van 5/16"4
Kabelsplitters 6
Tie-wrap 10
Bout, nr. 10 x ⅞"2
Moer, nr. 102
Slangklem1
Zekering (15 A)1

Keuze van de tractie-eenheid

Kies een tractie-eenheid die voldoet aan de specificaties en de aanbevelingen met betrekking tot de tractie-eenheid; zie Specificaties en Keuze van de tractie-eenheid.

De remregelaar monteren

Outcross tractie-eenheden
  1. Monteer de remregelaar (Figuur 8) links onderaan op het dashboard; gebruik de 2 bouten (nr. 10 x ⅞") en moeren (nr. 10).

    g235379
  2. Sluit de connector van de kabelboom van de Outcross aan op de connector van de remregelaar.

    Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de Outcross tractie-eenheid voor aanvullende montage- en bedieningsinstructies.

De remregelaar monteren

Tractie-eenheden type trekvoertuig

Monteer de remregelaar op het dashboard of het spatscherm van het trekvoertuig; gebruik de 2 bouten (nr. 10 x ⅞") en moeren (nr. 10).

De kabelboom en de remregelaar monteren

Note: Spreid de kabelboom uit op de tractie-eenheid om de montagelocaties van de onderdelen van de kabelboom te bepalen. Bind eindjes overtollige kabel samen met kabelbinders. Gebruik de kabelsplitters wanneer u de lengte van de kabelboom gaat veranderen (verlengen of inkorten). Verhit de krimpverbindingen tot ze strak om de draden zitten.

Important: Als u de kabelboom gaat verlengen, dient u ervoor te zorgen dat u het juiste draadkaliber gebruikt.

  1. Monteer de stekkerhouder met 2 bouten (5/16" x 1") en moeren aan de achterkant van de tractie-eenheid.

  2. Leid de connector van de kabelboom door de opening naar de houder.

    Als de connector niet door de opening kan, schuif dan de beschermkous omlaag over de draad

  3. Bevestig de kabelboom en de stekkerhouder met twee bouten (5/16" x 1") en moeren achteraan de stekkerhouder.

  4. Leid de kabelboom langs de tractie-eenheid.

  5. Gebruik de slangklem om de voetregelaar te bevestigen aan het stootkussen van het rempedaal.

  6. Sluit de kabelboom als volgt aan op de onderdelen (Figuur 9):

    1. Sluit de korte draad van de kabelboom aan op de kabelconnector van de pedaalregelaar.

    2. Sluit de lange draad van de kabelboom aan op de kabelconnector van de remregelaar.

    3. Kies een van de volgende procedures voor het aansluiten van de ringconnectorkabel (met de zekering) op de pluspool van een elektrische stroombron:

      • Als de remregelaar alleen stroom mag krijgen wanneer de tractie-eenheid ingeschakeld is, moet u de ringconnectorkabel, met de zekering, aansluiten op een vrij bijkomend aansluitpunt met een ampère van minstens 15 A.

        Gebruik een zekering van 10 A voor tweewielremsystemen en 15 A voor vierwielremsystemen.

        Note: Mogelijk moet u de ringconnector verwijderen en een ander type aansluiting aanbrengen om deze te kunnen aansluiten op het bijkomend aansluitpunt.

      • Om ervoor te zorgen dat de remregelaar altijd van stroom wordt voorzien, sluit u de ringconnectorkabel, met de zekering, aan op de pluspool van de accu.

        Note: Als u de tractie-eenheid lange tijd gaat stallen, koppel dan de zekering af van de draadboom van de remregelaar, of koppel de draadboom af van de remregelaar. Op die manier kan de accu geen stroom verliezen.

    4. Sluit de andere draad met ringconnector, zonder zekering, aan op de minpool (-).

    g021113
  7. Bevestig de rubberen beschermkous aan de connector en de kabelboom met een kabelbinder.

  8. Bevestig alle losse draden met kabelbinders.

  9. Als u een 4-wielremset gebruikt, verwijder dan de zekering van 10 A uit de zekeringhouder en breng de zekering van 15 A aan.

De montagebeugel van de draadloze EH-bediening op de tractie-eenheid monteren

Uitsluitend model 44954

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Montagebeugelconstructie1
Steunplaat1
Flenskopbout, 5/16" x 1½"4
Flensborgmoer, 5/164
  1. Voor montage op de tractie-eenheid: bepaal een geschikte plaats voor de montagebeugel voor de afstandsbediening. Het oppervlak moet vlak en stevig zijn.

  2. Gebruik de steunplaat als sjabloon, markeer vier openingen met een diameter van 8,7 mm in het montageoppervlak van de tractie-eenheid en boor deze markeringen uit.

  3. Bevestig de montagebeugel en de steunplaat met vier flenskopbouten (5/16" x 1½") en flensborgmoeren (Figuur 10 en Figuur 11).

    g028873
    g014103

Note: De magneet van de draadloze afstandsbediening kunt u bevestigen aan om het even welk metalen oppervlak.

De aan/uit-schakelaar monteren

SH-modellen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Aan-/uitschakelaar1
SH-kabelboom1

Sluit de aan/uit-schakelaar met het uiteinde met 4 tanden aan op het contactpunt op de linker voorhoek van de machine (Figuur 12).

g014074

Important: Koppel steeds het snoer van de aan/uit-schakelaar of de voedingskabel af wanneer de machine en de tractie-eenheid niet in gebruik zijn; anders verliest de accu van de tractie-eenheid stroom.

De afstandsbediening monteren

EH-modellen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Afstandsbediening1
AA-batterijen4
Magnetische beugel1
Schroeven, smal6
  1. Verwijder de elastiekjes waarmee beide helften van de afstandsbediening aan elkaar zijn bevestigd, en verwijder het achterdeksel.

  2. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u de nieuwe plaatst. (Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de eenheid niet beschadigd, maar ze zal niet meer functioneren). Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven (Figuur 13).

    g028875
  3. Zorg ervoor dat de stalen pakking en de rubberen afdichting in de groef in de afstandsbediening zitten en plaats het achterdeksel op zijn plaats (Figuur 13).

  4. Bevestig het deksel met 6 schroeven (Figuur 13) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

  5. Monteer de afstandsbediening in de magnetische beugel van de afstandsbediening, schuif de helften samen om de afstandsbediening te bevestigen en draai de bout in de magneet vast (Figuur 14).

    g028874

De hydraulische componenten aankoppelen op de tractie-eenheid

Koppel de hydraulische slangen aan; zie De machine aansluiten op de tractie-eenheid.

De krulkabel met 7 contacten aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Krulkabel met 7 contacten1

Sluit de krulkabel met 7 contacten aan; zie De machine aansluiten op de tractie-eenheid.

De elektrische remmen instellen

Stel de remregelaar af; zie De remregelaar afstellen.

Een optioneel werktuig aansluiten op de machine.

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Snelbevestigingsklem2
g015127

Important: De optionele werktuigen zijn zwaar. Vraag iemand om u te helpen bij het tillen.

Note: De machine is uitgerust met 2 snelbevestigingsklemmen. Gebruik deze klemmen om het optionele accessoire aan de machine te bevestigen.

  1. Verwijder de klemmen van de veiligheidsvergrendeling van de klemhendels (Figuur 15).

  2. Breng de veiligheidsvergrendeling en vervolgens de klemhendels van de optiebevestiging omhoog en maak de vergrendelringen los van de vergrendelpennen (Figuur 15).

  3. Schuif de klemconstructie van de achterste optiebevestiging uit de snelkoppelsleuven (Figuur 15).

  4. Steek samen met een tweede persoon de voorste rand van het optionele werktuig omhoog en onder de achterkant van de machine in de voorste klemmen op de beugels (Figuur 15).

  5. Ondersteun het optionele werktuig en schuif de achterste klem voor het optionele werktuig terug in de sleuven in de beugels en over de achterste rand (Figuur 15).

  6. Zorg ervoor dat het optionele werktuig is gecentreerd tussen de beugels. Bevestig vervolgens de vergrendelringen over de vergrendelpennen en druk de klemhendels omlaag.

    Note: Als de klemconstructie te los zit en het optionele werktuig kan schuiven binnen de klemmen, draai dan de vergrendelringen een paar slagen aan in de klemmen totdat het optionele werktuig goed vastzit.

    Important: Draai de klemmen niet te vast. Hierdoor kunnen de randen van de opties verbuigen.

  7. Plaats de klemmen van de veiligheidsvergrendeling op de klemhendels (Figuur 15).

    Important: Zorg ervoor dat u de veiligheidsvergrendelingen terug in de klemmen plaatst, anders kunnen de klemmen opengaan tijdens bedrijf.

Algemeen overzicht van de machine

Hydraulische regelkleppen

SH-modellen
g014117

Linkerklep

De linkerklep regelt de richting van de lopende band van de machine (Figuur 16)

Middelste klep

Met de middelste klep wordt de machine omhoog en omlaag gebracht (Figuur 16).

Rechterklep

Met de rechterklep wordt de optie bediend (Figuur 16).

Optie hydraulische snelkoppelingen

Sluit de hydrauliek van de optie hier aan (Figuur 16).

E-Stop-knop

EH-modellen

Druk als u klaar bent met werken met de machine altijd op de NOODSTOPKNOP (zie Figuur 17) om het elektrische systeem uit te schakelen. Als u begint te werken met de machine moet u de NOODSTOPKNOP uittrekken voordat u de afstandsbediening inschakelt.

g234789

Diagnostische ledfunctie

EH-modellen

Als u de NOODSTOPKNOP hebt uitgetrokken, zal de diagnoseled (Figuur 18) oplichten en gedurende 5 seconden blijven branden, daarna zal hij 5 seconden uitgaan, en dan beginnen te knipperen bij 3 Hz (3 keer knipperen per seconde), totdat u de afstandsbediening inschakelt. Als het lampje 5 seconden brandt en dan begint te knipperen bij 10 Hz (met of zonder 5 seconden pauze), dan is er een storing in de machine; zie Storingscodes controleren.

Note: Als de afstandsbediening aan stond wanneer u de NOODSTOPKNOP uittrok, zal het lampje niet knipperen bij 3 Hz (3 keer knipperen per seconde) nadat het 5 seconden niet brandde.

g234788

Afstandsbediening

EH-modellen
g028671

Machine

Lengte4,8 m
Breedte1,98 m
Hoogte2,2 m
Nettogewicht (leeg, zonder opties gemonteerd)1360 kg
Inhoud van de hopper3,06 m3
Maximale lading materiaal5353 kg
Maximale sleepsnelheid(zonder lading)24 km/h
Maximale sleepsnelheid (zonder lading)13 km/uur

Voorschriften tractie-eenheid

Trekvermogen (maximale lading)7175 kg
Minimaal vermogen34 kW (45 pk)
Hydraulisch systeem achterwerktuigOpen center hydraulische regelklep
Hydraulische stroomminimaal – zonder gemonteerde opties32 liter/min.
minimaal – met gemonteerde opties38 liter/min.
Hydraulische druk (minimaal)138 bar

Radio

Frequentie2,4 GHz
Max. outputvermogen19,59 dBm

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.

Gebruiksaanwijzing

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

  • De machine heeft andere balans-, gewicht en verwerkingseigenschappen dan sommige andere types getrokken werktuigen. Lees deze gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.

  • Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat volwassenen de machine nooit bedienen zonder dat zij de juiste instructies hebben gekregen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen.

  • Laat alle veiligheidsschermen en veiligheidsvoorzieningen op hun plaats. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers onleesbaar zijn of ontbreken, moet u deze herstellen of vervangen voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  • De machine is uitsluitend ontworpen voor terreingebruik. De aanbevolen maximumsnelheid is 24 km/uur zonder lading en 13 km/uur met volledige lading.

  • Draai losse moeren, bouten en schroeven vast zodat het veilig is om de machine te gebruiken. Zorg ervoor dat de montagepennen, de koppelpennen en de steun van de trekhaakkoppeling van de machine op hun plaats zitten en goed bevestigd zijn.

  • Breng op geen enkele manier wijzigingen aan deze onderdelen aan.

  • De trekhaakkoppeling is het gedeelte op de machine waar de trekhaak aan het trekvoertuig wordt gekoppeld. Het gewicht van de trekhaakkoppeling heeft invloed op de stabiliteit van de machine.

    • Een negatief of positief koppelgewicht kan letsel veroorzaken bij het aankoppelen van de aan het trekvoertuig of het loskoppelen. Controleer of de kriksteunen, indien gemonteerd, goed staan.

    • Als het gewicht van de trekhaakkoppeling met kracht omhoog tegen de trekhaak van het trekvoertuig wordt geduwd, zorgt dit voor een negatief koppelgewicht.

      Er kan ook een negatief koppelgewicht ontstaan als er werktuigen aan de achterkant van de machine zijn bevestigd.

    • Als het gewicht van de trekhaakkoppeling met kracht omlaag op de trekhaak van het trekvoertuig wordt geduwd, zorgt dit voor een positief koppelgewicht.

  • Nooit de machine loskoppelen van of aankoppelen op de tractie-eenheid wanneer er materiaal in de hopper zit. De trekhaakkoppeling kan omhoog klappen en daarbij letsel veroorzaken.

Keuze van de tractie-eenheid

De capaciteiten van de machine kunnen verschillen afhankelijk van de grootte en het type tractie-eenheid.

Functie tractie-eenheidVereisten en aanbevelingen
Hydraulisch systeemDe tractie-eenheid moet een hydraulisch systeem voor achterwerktuigen hebben met een open center hulphydrauliekklep.
Gebruik voor de beste resultaten een tractie-eenheid met een hydraulische pomp met een vaste cilinderinhoud en een vermogen van 138 bar bij 38 liter/min. De prestaties zullen minder zijn als er een pomp met een kleiner vermogen wordt gebruikt.
MotorvermogenGebruik voor de beste resultaten een tractie-eenheid met minimaal 33,6 kW (45 pk) en vierwielaandrijving. Met een tractie-eenheid met minder dan 33,6 kW (45 pk) zijn het bereik en het laadvermogen beperkt. Bijvoorbeeld: een tractie-eenheid met 20,1 kW (27 pk) kan een volledig geladen machine over vlak terrein trekken, maar niet op heuvelachtig terrein.
TractiesysteemVierwielaandrijving levert betere prestaties op heuvelachtig terrein.
TrekvermogenVolledig geladen kan de machine tot 7000 kg wegen. Overschrijd de limieten van de tractie-eenheid niet.
De tractie-eenheid moet zijn uitgerust met een goede trekhaak en werkende remmen.
Zorg dat de tractie-eenheid over voldoende vermogen en tractie beschikt om een volledige lading te trekken. Zo niet, verminder dan de lading.
Met een kleinere tractie-eenheid moet u mogelijk de lading verkleinen tot 2 m3 materiaal voor strooien op moeilijk terrein. U kunt ook een volledig geladen machine naar een locatie vlakbij het werkgebied trekken en vervolgens kleinere machines laden vanuit de om de klus af te maken.

De machine aansluiten op de tractie-eenheid

  1. Plaats blokken tegen de voor- en achterkant van de wielen.

  2. Pas de hoogte van de trekhaak aan door aan de krikhandgreep te draaien; zorg dat de machine waterpas blijft.

    Important: Om het koppelgewicht uit te balanceren, moet u de achterkant van de machine met 10 tot 15 cm omhoog of omlaag brengen. De machine hoger zetten verhoogt het risico op kantelen.

  3. Koppel de trekhaak van de machine aan op de trekstang van de tractie-eenheid; gebruik hierbij een goedgekeurde veiligheidskoppelpen met een diameter van 25 mm en een veiligheidsklem (niet meegeleverd).

  4. Breng de krik langzaam omhoog.

  5. Wanneer het volledige tonggewicht van de machine verplaatst is naar de trekstang van de tractie-eenheid, brengt u de krik in de transportstand; zie De krik opbergen.

  6. Zet de achterste kriksteun in de transportstand; zie De achterste kriksteun opbergen.

  7. Leid de 2 hydraulische slangen van de machine naar de tractie-eenheid.

    Important: Laat de hydraulische slangen niet op de grond slepen als de machine in bedrijf is. Vermijd plaatsen waar deze onderdelen klem of beschadigd kunnen raken.

  8. Sluit de 2 hydraulische slangen aan op de snelkoppelfittings van de tractie-eenheid (Figuur 20).

    Sluit gezien vanaf de voorkant van de machine de linkerslang aan op de drukkant en de rechterslang op de retourkant.

    Important: De retourslang is voorzien van een interne eenrichtings-afsluitklep. De pijl op de afsluitklep moet wijzen naar de retouraansluiting op de tractie-eenheid.

    Note: Mogelijk moet u de druk in de hydraulische slangen van de machine opheffen wanneer u ze aansluit op de tractie-eenheid.

    g273356g272560
  9. Plaats op SH-modellen de aan-/uitbediening binnen het bereik van de bestuurdersstoel. Controleer of de schakelaar uit staat.

  10. Koppel de krulkabel met 7 contacten aan op het contactpunt van de machine en de tractie-eenheid (Figuur 21).

    Important: Laat de voedingskabel niet op de grond slepen als de machine in bedrijf is. Vermijd plaatsen waar hij klem of beschadigd kan raken.

    g234790
  11. Test de hydraulische aansluitingen; zie De hydraulische aansluitingen testen.

  12. Stel de elektrische rem in werking, zie De remregelaar afstellen.

De hydraulische aansluitingen testen

Important: Test de hydraulische aansluitingen voordat u de machine voor het eerst met hydraulische bekrachtiging gebruikt.

  1. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het reservoir van de tractie-eenheid en voeg indien nodig vloeistof toe; raadpleeg de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

  2. Start de tractie-eenheid en laat de lopende band draaien; zie De machine in-/uitschakelen en De hydraulische regelkleppen bedienen.

    Important: Als het hydraulisch systeem van de tractie-eenheid en de bedieningsorganen van de machine lawaai maken, moet u de hydraulische bediening onmiddellijk terug in de neutraalstand zetten.

  3. Als de lopende band niet werkt, voer dan een van de volgende handelingen uit:

    • Bedien de machine door de hendel van de hydraulische klep van het achterwerktuig in de tegenovergestelde richting te zetten.

    • Schakel de motor uit, laat de druk van het hydraulische circuit en wissel de slangen om bij de snelkoppelfittings.

De remregelaar afstellen

Bij de eerste configuratie heeft de remregelaar zelden de correcte ampèragestroming naar de remmagneten om comfortabel en veilig te kunnen remmen. Veranderingen in het gewicht van de lading, maar ook een ongelijkmatige output van de wisselstroomdynamo en de accu kunnen leiden tot een onstabiele stroom naar de remmagneten.

Important: Voordat u de machine voor het eerst gebruikt, moet u de elektrische remmen van de machine afstellen aan de hand van de remmen van de tractie-eenheid (gesynchroniseerd – zodat ze op hetzelfde moment aangrijpen).

  1. Lees de informatie in de montage- en bedieningsinstructies van de remregelaar en zorg dat u deze begrijpt.

  2. Stel de remregelaar af; raadpleeg de montage- en bedieningsinstructies van de remregelaar.

Controles voor gebruik

Voer deze controles dagelijks uit voordat u met de machine aan de slag gaat Meld eventuele veiligheidsproblemen bij uw leidinggevende. Zie de veiligheidsinstructies in deze handleiding voor meer informatie.

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Gebruik de machine niet als u moe, ziek of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.

  • Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine.

  • Houd uw handen en voeten uit de hopper wanneer de machine in werking is of de motor van het trekvoertuig draait.

  • Blijf zitten als het trekvoertuig in beweging is.

  • Let goed op als u de machine gebruikt. Als het trekvoertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rijd voorzichtig en doe het volgende om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u de controle over de machine verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand (twee keer de breedte van de machine) van zandkuilen, greppels, waterpartijen, hellingen, onbekend terrein en andere gevarenzones.

    • Matig de snelheid als u met een geladen machine over oneffen terrein rijdt. Anders kan de machine onstabiel worden.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Ga voorzichtig te werk als u op een helling werkt. Rij hellingen in een rechte lijn op en af. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.

    • Wees extra voorzichtig als u werkt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of zwaar belast is. Stoppen kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Schakel niet van vooruit in achteruit of andersom zonder volledig te stoppen.

    • Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle kunt verliezen.

    • Wees u bewust van uw omgeving tijdens het draaien of achteruitrijden van de machine. Zorg ervoor dat het gebied vrij is en houd omstanders uit het werkgebied. Rijd langzaam.

    • Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat er voldoende ruimte boven uw hoofd is, zodat het trekvoertuig zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.

    • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

    • Laat de machine niet onbeheerd achter terwijl deze in bedrijf is.

  • Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden.

  • Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht voor de machine of voor het trekvoertuig.

  • De stabiliteit van ladingen kan verschillen, hoge ladingen hebben bijvoorbeeld een hoger zwaartepunt. Verminder indien nodig het maximale laadgewicht om te zorgen voor een betere stabiliteit.

  • Doe het volgende om te voorkomen dat de machine kantelt:

    • Houd de hoogte en het gewicht van de lading zorgvuldig in de gaten. Hoge en zware ladingen kunnen het risico op kantelen doen toenemen.

    • Verdeel de lading gelijkmatig, zowel in de lengte- als de breedterichting.

    • Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom onveilige manoeuvres.

    • Zorg er altijd voor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden.

    • Plaats geen grote of zware objecten in de hopper. Hierdoor kunnen de transportband en de rollen beschadigd raken. Zorg er ook voor dat de lading een uniforme textuur heeft. Steentjes tussen het zand kunnen met hoge snelheid uitgeworpen worden.

  • Ga niet achter de machine staan tijdens het lossen of strooien. De optionele dubbele spinner, de lopende band en de verwerker kunnen met een hoge snelheid deeltjes en vuil uitwerpen.

  • De machine lossen of loskoppelen van het trekvoertuig dient op een vlakke ondergrond te gebeuren.

  • Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat lossen.

  • Niet rijden met de machine in de volledig omhooggebrachte stand. Dit vergroot het risico dat de machine omkantelt.

  • De machine heeft een veilige zone voor het rijden met werktuigen. Deze zone wordt aangeduid door het groene gedeelte op de sticker.

  • Rijd niet terwijl de machine zich in het geel/zwarte bereik bevindt. Als er geen werktuigen bevestigd zijn aan de machine, dient u de machine te transporteren in de omlaaggebrachte stand.

  • Schakel de machine uit als u mensen, voertuigen, kruispunten of zebrapaden nadert.

  • Gebruik de machine niet als de gewichtsbehuizing is verwijderd of niet in de juiste stand staat.

  • De hydraulische remmen van de aanhanger – indien aanwezig – kunnen de vloeistof in het hydraulische circuit oververhitten als ze voortdurend in werking blijven. Schakel terug om lange hellingen af te rijden. Gebruik de remmen met tussenpozen zodat zowel het voertuig als de topdresser af en toe kunnen afkoelen.

Veiligheid op hellingen

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken:

  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en ga na of u de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen ertoe leiden dat de machine zich anders gedraagt op een helling.

  • Wees extreem voorzichtig bij het rijden op hellingen, met name tijdens het draaien.

    • De machine dwars op een helling rijden kan ertoe leiden dat ze kantelt of dat de tractie-eenheid of de machine tractie verliezen.

    • Rijd hellingen altijd in een rechte lijn op en af, rijd niet zijwaarts of diagonaal. Rijd bij het afrijden van een helling niet harder dan de snelheid waarmee u dezelfde helling kunt oprijden. De remtijd is langer bij het afrijden van een helling.

    • Verminder het gewicht van de lading bij het rijden op steile hellingen en stapel de lading niet te hoog op.

  • Spoor gevaren onderaan de helling op. Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, water en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn.

  • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

  • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.

  • Gebruik de machine niet in omstandigheden waarin u niet zeker bent van de tractie, het stuurgedrag of de stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien.

  • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen.

  • Hou de tractie-eenheid altijd in versnelling bij het afrijden van een helling. Laat de motor niet in vrijloop als u naar beneden rijdt (alleen van toepassing voor eenheden met tandwielaandrijving).

De achterste kriksteun gebruiken

Gebruik de achterste kriksteun om de machine te ondersteunen wanneer u deze van de tractie-eenheid koppelt.

De machine ondersteunen met de achterste kriksteun

  1. Laad al het materiaal uit de hopper.

  2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Zet blokken tegen de banden.

  4. Neem de kriksteunpen uit de achterste kriksteun en verwijder de kriksteun uit de kriksteunbuis (Figuur 22).

    g272499
  5. Draai de achterste kriksteun naar beneden en breng hem aan in de kriksteunbuis (Figuur 23).

    g272498
  6. Zorg dat de openingen in de kriksteun en de buis overeenkomen en borg de kriksteun met de kriksteunpen (Figuur 23).

  7. Als er meer dan 5 cm speling is tussen de kriksteun en de grond, plaats dan een opvulstuk of houtblok onder de kriksteun.

De krik monteren op de achterste kriksteun

  1. Verwijder de pen waarmee de krik bevestigd is aan de trekhaakbuis en verwijder de krik; zie Figuur 27 in De voorkant van de machine ondersteunen met de krik.

  2. Monteer de krik verticaal op de achterste kriksteun en borg de krik met de pen (Figuur 24).

    g272497
  3. Laat de krik zakken zodat de machine ondersteund wordt.

De achterste kriksteun opbergen

  1. Breng de trekstang van de tractie-eenheid op een lijn met de trekhaakbuis van de machine, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  2. Gebruik de koppelpen om de trekhaakbuis te bevestigen aan de trekstang van de tractie-eenheid.

  3. Indien de krik gemonteerd is op de achterste kriksteun brengt u de krik omhoog om deze te verwijderen van de achterste kriksteun; berg vervolgens de krik op aan de trekhaakbuis; zie De krik monteren op de achterste kriksteun en De krik opbergen.

    Note: Berg de krik niet op aan de achterste kriksteun.

  4. Neem de kriksteunpen uit de achterste kriksteun en verwijder de kriksteun uit de kriksteunbuis (Figuur 25).

    g272503
  5. Draai de achterste kriksteun horizontaal en breng hem aan in de kriksteunbuis (Figuur 26).

    g272500
  6. Zorg dat de openingen in de kriksteun en de buis overeenkomen en borg de kriksteun met de kriksteunpen (Figuur 26).

De voorkant van de machine ondersteunen met de krik

  1. Laad al het materiaal uit de hopper.

  2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Zet blokken tegen de banden.

  4. Verwijder de pen waarmee de krik aan de trekhaakbuis is bevestigd (Figuur 27).

    g272502
  5. Draai de krik verticaal (Figuur 27).

  6. Breng de pen aan door de horizontale openingen van de krik en de trekhaakbuis (Figuur 27).

  7. Laat de krik zakken zodat de machine ondersteund wordt.

De krik opbergen

  1. Breng de trekstang van de tractie-eenheid op een lijn met de trekhaakbuis van de machine, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  2. Gebruik de koppelpen om de trekhaakbuis te bevestigen aan de trekstang.

  3. Breng de krik omhoog.

  4. Verwijder de pen (Figuur 28).

    g272501
  5. Draai de krik horizontaal (Figuur 28).

  6. Breng de pen aan door de horizontale openingen van de krik en de trekhaakbuis (Figuur 28).

De machine slepen

Voer de volgende stappen uit wanneer u de machine gaat slepen:

  • Berg de krik en de achterste kriksteun op voordat u de machine gaat bedienen.

  • Laat de hydraulische slangen, de voedingskabel en de kabels van de afstandsbediening niet op de grond slepen als de machine in bedrijf is. Vermijd plaatsen waar deze onderdelen klem of beschadigd kunnen raken.

  • Tijdens het maken van scherpe bochten kunnen de hydraulische slangen contact maken met de wielen van de tractie-eenheid. Vermijd scherpe bochten en gebruik indien nodig een verende kabel (een rubberen band met haken aan beide uiteinden) om de slangen en de kabels terug naar het midden te trekken.

Tips voor de bediening van de elektrische remmen

De belastingsregelaar compenseert veranderingen in de belasting van de aanhanger door het maximale koppel van de remmen te begrenzen. Dit gebeurt door de weerstand in de elektrische leiding van de regeling te verhogen/verlagen. Ga afhankelijk van de werkomstandigheden als volgt te werk:

  • Bij het trekken van een aanhanger die maximaal belast is op basis van het nominale remvermogen, stelt u de remregelaar in op maximale remkracht.

  • Als u een lege of gedeeltelijk geladen aanhanger vervoert, stelt u de remregelaar in tussen minimaal en maximaal remmen, in de stand net voordat de banden van de aanhanger slippen als de handbediening volledig in werking wordt gesteld.

Als u de elektrische remregelaar niet monteert of gebruikt, wordt te veel remkoppel ontwikkeld bij het stoppen van een machine met een kleinere belasting dan de remcapaciteit.

De machine in-/uitschakelen

EH-modellen

Als u klaar bent met werken met de machine, moet u altijd de NOODSTOPKNOP (Figuur 29) indrukken om het elektrische systeem uit te schakelen. Als u begint te werken met de machine moet u de NOODSTOPKNOP uittrekken voordat u de afstandsbediening inschakelt.

g234789

Important: Als u klaar bent met werken met de machine, moet u de NOODSTOPKNOP indrukken om te voorkomen dat de accu van de tractie-eenheid leegraakt.

Important: Let er bij het gebruik van een werktuig op dat de afstand van de machine tot de grond slechts 15 cm bedraagt. Zodra de machine begint met omhoog rijden, vermindert de afstand tot de grond.

De hydraulische regelkleppen bedienen

SH-modellen

Er bevinden zich drie hydraulische regelkleppen op het linker spatscherm van de machine ((Figuur 30).

g014117

Note: Zet na gebruik alle hendels van de regelkleppen terug in de middelste stand om onbedoeld starten te voorkomen.

Linkerklep

De linkerklep regelt de richting van de lopende band van de machine.

  • Om de machine te lossen, trekt u de hendel naar u toe. Hiermee wordt het materiaal via de lopende band naar de achterkant getransporteerd.

  • Om de machine te laden, duwt u de hendel van u af. Hiermee wordt het materiaal via de lopende band naar de voorkant getransporteerd.

  • Om de lopende band te stoppen, zet u de hendel in de middelste stand.

Middelste klep

Met de middelste klep wordt de machine omhoog en omlaag gebracht.

  • Om de machine omhoog te brengen, trekt u de hendel naar achteren totdat de gewenste hoogte is bereikt. Laat daarna de hendel los.

  • Om de machine omlaag te brengen, duwt u de hendel naar voren totdat de gewenste hoogte is bereikt. Laat daarna de hendel los.

    Important: Houd de hendel niet naar achteren of naar voren zodra de hefcilinders maximaal zijn uitgeschoven.

Rechterklep

Met de rechterklep worden optionele werktuigen bediend.

  • Om het optionele werktuig in te schakelen, trekt u de hendel naar achteren.

    Important: Trek de optiehendel niet naar de INGESCHAKELDE stand als er geen optie is gemonteerd. Hierdoor kan de motor van de lopende band beschadigen en de machine stoppen.

  • Om de optie uit te schakelen, zet u de hendel terug in de middelste stand.

    Note: De hendel vooruit duwen heeft geen functie omdat optionele werktuigen niet in de tegenovergestelde richting kunnen werken.

De hydraulische bedieningselementen en opties bedienen

EH-modellen

Afstandsbedieningsysteem

Het afstandsbedieningsysteem bestaat uit een afstandsbediening, een basiseenheid van +12 tot +14,4 VDC en een kabelboom. Het systeem is specifiek ontworpen voor het gebruik en de bediening van een MH-400 materiaalverwerker.

Afstandsbediening

g028671

Knopfuncties

KnopNaamPrimaire functie
GraphicAAN/UITAfstandsbediening in- en uitschakelen.
GraphicALLES STARTENHiermee kunt u zowel de lopende band als de optie bedienen: in- en uitschakelen en de snelheid instellen.
GraphicLOPENDE BAND STARTENHiermee kunt u de lopende band van de hopper bedienen: in- en uitschakelen en de snelheid instellen.
GraphicLOPENDE BAND STOPPENHiermee kunt u de lopende band stilzetten.
GraphicLOPENDE BAND TRAGERHiermee kunt u de lopende band langzamer laten lopen.
GraphicLOPENDE BAND SNELLERHiermee kunt u de lopende band laten versnellen.
GraphicRICHTING LOPENDE BAND OMKERENDrukknop waarmee u de richting van de lopende band kunt omdraaien. De snelheid van de lopende band kan als deze in de omgekeerde richting loopt, worden aangepast met de knoppen LOPENDE BAND SNELLER en LOPENDE BAND TRAGER; u moet tegelijkertijd de knop RICHTING LOPENDE BAND OMKEREN ingedrukt houden. Nadat u de knop RICHTING LOPENDE BAND OMKEREN hebt losgelaten, schakelt de lopende band uit.
GraphicLAADBAK OMLAAGDrukknop om de laadbak omlaag te brengen.
GraphicLAADBAK OMHOOGDrukknop om de laadbak omhoog te brengen.
GraphicGraphicGraphicVOORINSTELLING 1Er kunnen drie afzonderlijke voorinstellingen worden opgeslagen voor de snelheid van de lopende band en de optie.
GraphicOPSLAANWordt gebruikt in combinatie met de VOORINSTELLINGSKNOP om een voorinstelling in het geheugen op te slaan.
GraphicOPTIE STARTENHiermee kunt u de achterste optie bedienen, in- en uitschakelen en de snelheid ervan weergeven.
GraphicOPTIE STOPPENHiermee wordt de optie stilgezet.
GraphicOPTIE TRAGERHiermee kunt u de optie langzamer laten lopen
GraphicOPTIE SNELLERHiermee kunt u de optie laten versnellen.
GraphicALLES STOPPENHiermee worden zowel de lopende band als de optie stilgezet.

De afstandsbediening starten

Druk op de knop AAN/UIT van de afstandsbediening en wacht tot het de basiseenheid vindt. Druk geen knoppen van de afstandsbediening in wanneer deze de opstartprocedure doorloopt.

De werking van de statusled van de afstandsbediening

EH-modellen

De statusled knippert traag bij 2 Hz (twee keer per seconde) als de afstandsbediening signalen uitzendt, maar er geen knoppen worden ingedrukt en de knoppen van de lopende band en de optie actief zijn. Als u op een knop drukt, knippert het lampje bij 10 Hz.

Belangrijke functie-elementen

  • Wanneer u de afstandsbediening inschakelt, moet het display ongeveer 5 seconden lang FLR OFF en OPT OFF (lopende band uit en optie uit) weergeven. Als het display 'Waiting for base' (wachten op basis) weergeeft, controleer dan of de basiseenheid van stroom is voorzien en of de NOODSTOPKNOP van de basiseenheid uitgetrokken is.

  • Er is altijd een huidig werkgeheugen. Het huidige werkgeheugen is geen voorinstelling. Als u de afstandsbediening inschakelt, gebruikt deze de laatst bewaarde werkinstellingen van het huidige werkgeheugen.

  • De werkvolgorde van de startknoppen op de afstandsbediening is als volgt:

    1. Eenmaal drukken op een startknop (ALLES STARTEN, BAND STARTEN of OPTIE STARTEN) roept de instelling in het huidige werkgeheugen van de afstandsbediening op.

    2. Druk een tweede keer op dezelfde startknop om het onderdeel te activeren als de hydrauliek is ingeschakeld (er worden oplopende getallen getoond op het display).

    3. Druk een derde keer op dezelfde startknop om de nieuwe instelling op te slaan in het werkgeheugen van de afstandsbediening.

  • Nadat een startknop eenmaal in ingedrukt om de huidige instelling in het werkgeheugen te bekijken (in een niet-werkende-modus), heeft u ongeveer 10 seconden om de instelling te wijzigen, anders wordt de afstandsbediening weer uitgeschakeld. In een werkmodus geldt deze 10-seconden-regel niet.

  • Om een voorinstelling te programmeren, moet u de elementen eerst activeren of inschakelen.

  • Om te werken vanuit een voorinstelling moet u het snelheidspercentage van het element zien op het display om te kunnen activeren of inschakelen. Als u het woord Off (uit) ziet op het display, moet u de voorinstelling opnieuw oproepen.

De hydraulische bedieningselementen manueel bedienen

EH-modellen

Als de afstandsbediening kwijt of beschadigd is of niet werkt, kunt u de machine nog altijd gebruiken om taken uit te voeren of verder te gaan met strooien.

De machine klaarmaken voor de montage

  1. Verwijder aan de rechterkant van de machine de 4 inbusbouten met flens waarmee de afdekplaat bevestigd is aan het deksel van de uitschakelvergrendeling (Figuur 32)

    g285427
  2. Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is, start de tractie-eenheid en zet hydraulische druk op de machine.

  3. Zoek de 3 regelkleppen (Figuur 33).

    g285426

    Note: Raadpleeg de sticker die zich op de afdekplaat bevindt (Figuur 34).

    g285596

De rijsnelheid afstellen

  1. Maak de contramoer los aan de beugel voor handbediening (Figuur 35).

    g285594
  2. Draai de inbusschroef voor het opheffingsmechanisme van de klep rechtsom om de snelheid van de lopende band te verhogen (Figuur 35).

    Note: Gebruik de maximale snelheid van de lopende band van het kleurgecodeerde bedieningssysteem wanneer u geen hydraulische stroom heeft. Deze instelling is ook nuttig als de hopper vol is met zand.

  3. Draai de contramoer vast wanneer de machine loopt met de juiste snelheid van de lopende band.

De stand van de hopper afstellen

  • Om de hopper omlaag te brengen (Figuur 36), moet u trekken aan de ring op het ventiel.

    g285595
  • Om de hopper omhoog te brengen (Figuur 36), moet u duwen aan de ring op het ventiel.

De snelheid van het accessoire/werktuig afstellen

  1. Draai de inbusschroef voor het opheffingsmechanisme van de klep rechtsom om de snelheid van de lopende band te verhogen (Figuur 37).

    Note: Als u de machine aan het afstellen bent terwijl de hydraulische stroom actief is en u wilt niet dat er zand wordt uitgestrooid terwijl u afstellingen uitvoert, moet u ervoor zorgen dat de lopende band uitgeschakeld is.

    g285593
  2. Zodra u tevreden bent over de instellingen, kunt u de hydraulische doorstroomregelaar op het trekvoertuig gebruiken om het systeem aan en uit te schakelen .

Handbediende hydraulische bedieningselementen resetten

EH-modellen

Als u de afstandbediening hebt gevonden, gerepareerd of vervangen, moet u de solenoïde voor de snelheid van de lopende band, de solenoïde voor de snelheid van het werktuig of beide resetten voordat u de machine gaat gebruiken met de afstandsbediening.

De solenoïde voor snelheid van de lopende band resetten

EH-modellen
  1. Maak de contramoer los aan de beugel voor handbediening (Figuur 38).

    g285597
  2. Draai de inbusschroef voor het opheffingsmechanisme van de klep linksom tot u een kleine ruimte ziet tussen het uiteinde van de schroef en het uiteinde van de schacht van de solenoïde voor de snelheid van de lopende band (Figuur 38).

  3. Draai de contramoer vast (Figuur 38).

De solenoïde voor snelheid van het werktuig resetten

Draai de platkopschroef linksom tot het ventiel in de solenoïde helemaal open is (Figuur 39).

g285593

De afdekplaat monteren

Bevestig de afdekplaat met de 4 inbusbouten met flens aan het deksel van de uitschakelvergrendeling (Figuur 40).

g285427

Lcd (Liquid Crystal Display)

Het lcd-scherm (Liquid Crystal Display) met 2 regels en 8 tekens per regel toont de status en activiteit als u op de knoppen van de afstandsbediening drukt. De achtergrondverlichting en het contrast kunnen worden aangepast. De veranderingen worden bewaard in het huidige werkgeheugen van de afstandsbediening. Nadat de eenheid is uitgeschakeld, gebruikt het scherm de laatste instellingen voor contrast en achtergrondverlichting wanneer u de eenheid inschakelt.

Contrast verhogen

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE SNELLER tegelijk ingedrukt tot het gewenste contrast is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Contrast verkleinen

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE TRAGER tegelijk ingedrukt tot het gewenste contrast is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

De achtergrondverlichting verhogen

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE SNELLER tegelijk ingedrukt tot de gewenste achtergrondverlichting is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Van alle functies op de afstandsbediening verbruikt de achtergrondverlichting van het display het meeste energie. Verhoogt u de achtergrondverlichting, dan neemt ook het stroomverbruik toe en gaan de batterijen minder lang mee; stel de achtergrondverlichting van de afstandsbediening lager in opdat de batterijen langer meegaan.

De achtergrondverlichting verminderen

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE OMLAAG tegelijk ingedrukt tot de gewenste achtergrondverlichting is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

De levensduur van de batterijen, bedieningsfrequentie, weergave ID basiseenheid en afstandsbediening controleren

Houd de knoppen ALL STOP en OPTION STOP tegelijk ingedrukt om verschillende soorten gegevens weer te geven.

Graphic + Graphic

Terwijl u beide knoppen ingedrukt houdt, wordt op het display om de 2 seconden gewisseld tussen de volgende gegevens: de verwachte levensduur van de batterijen in resterende procenten of het huidige voltage van de batterijen, de bedieningsfrequentie of het communicatiekanaal voor de eenheden, het ID-nummer van de afstandsbediening en het ID-nummer van de bijbehorende basiseenheid.

Onderhoud van de afstandsbediening

Hoewel de afstandsbediening robuust is, mag u deze niet laten vallen op harde oppervlakken. Veeg de afstandsbediening schoon met een zachte doek die bevochtigd is met water of een zacht reinigingsmiddel. Probeer geen krassen te maken op het lcd-scherm.

De batterijen in de afstandsbediening vervangen

De afstandsbediening wordt aangedreven met 4 AA-alkalinebatterijen van 1,5 V en levert tussen 2,4 en 3,2 V. De verwachte levensduur van de batterijen bedraagt ongeveer 300 uur (doorlopend ingeschakeld, zonder achtergrondverlichting), maar de levensduur van de batterijen wordt echter beïnvloed door gebruiksfactoren, met name de intensiteit van de achtergrondverlichting. Hoe feller de achtergrondverlichting, hoe meer energie er wordt verbruikt en hoe korter de levensduur van de batterijen.

Important: Houd altijd nieuwe batterijen bij de hand als u de afstandsbediening gebruikt.

  1. Zet de bout in de magneet op de magnetische beugel van de afstandsbediening los (Figuur 41).

    g028874
  2. Schuif de kanten van de beugel uit elkaar en verwijder de afstandsbediening (Figuur 41).

  3. Verwijder de 6 schroeven van de achterkant van de afstandsbediening en verwijder het deksel (Figuur 42).

    Note: Laat indien mogelijk de rubberen afdichting en de stalen pakking in de groef zitten als u het deksel en de batterijen verwijdert.

    g028875
  4. Verwijder de oude batterijen en voer ze af volgens de plaatselijke wet- en regelgeving.

  5. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u deze plaatst. Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven (Figuur 42).

    Note: Als u de batterijen verkeerd plaatst, zal de afstandsbediening niet werken.

  6. Als u per ongeluk de rubberen afdichting en de stalen pakking hebt verwijderd, moet u ze zorgvuldig terug plaatsen in de groef in de afstandsbediening (Figuur 42).

  7. Plaats het deksel terug en bevestig het met de 6 schroeven die u eerder hebt verwijderd (Figuur 42) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

  8. Monteer de afstandsbediening in de magnetische beugel van de afstandsbediening, schuif de helften samen om de afstandsbediening te bevestigen en draai de bout in de magneet vast (Figuur 41).

De afstandsbediening met de basiseenheid associëren

Doorgaans wordt de associatie tussen de afstandsbediening en de basiseenheid in de fabriek gemaakt, zodat het paneel en de basiseenheid kunnen communiceren met elkaar. Toch kan het voorkomen dat u een afstandsbediening en een basiseenheid opnieuw moet associëren.

  1. Druk op de noodstopknop om ervoor te zorgen dat de basiseenheid niet meer van stroom wordt voorzien en dat de afstandsbediening uit staat.

  2. Ga vlakbij de basiseenheid staan zodat u deze kunt zien.

  3. Houd tegelijk de knoppen ON/OFF en ALL STOP ingedrukt.

    Graphic + Graphic

    De afstandsbediening doorloopt de initialisatieschermen en stopt bij ASSOC PENDING.

  4. Houd beide knoppen ingedrukt en laat ze snel los zodra ASSOC ACTIVE wordt weergegeven (ongeveer vier seconden).

    Op het display wordt PRESS STORE weergeven.

  5. Houd de knop STORE (bewaren) ingedrukt.

    Graphic

    Op het display wordt POW UP BASE weergegeven.

  6. Houd de knop STORE ingedrukt en trek de NOODSTOPKNOP uit om de basiseenheid te activeren.

    De afstandsbediening wordt geassocieerd (verbonden) met de basiseenheid. Als de associatie geslaagd is, staat op het display ASSOC PASS.

  7. Laat de knop STORE los.

Important: Als op het display ASSOC EXIT verschijnt, is de associatie mislukt.

Note: Bekijk de koppeling tussen de afstandsbediening en de basiseenheid door de knoppen ALL STOP en OPTION STOP tegelijk ingedrukt te houden. Op het display wordt het geselecteerde kanaal en het ID-nummer van de basiseenheid weergegeven.

Graphic + Graphic

De lopende band en de optie bedienen met de afstandsbediening

EH-modellen

Volg de volgende procedures om de lopende band en optie (zoals de dubbele spinner of een ander werktuig) van de machine in te stellen en te bedienen:

  • De lopende band afzonderlijk instellen en bedienen

  • De optie afzonderlijk instellen en bedienen

  • De lopende band en de optie samen instellen en bedienen

De lopende band afzonderlijk instellen en bedienen

Als u de knop FLOOR START voor het eerst indrukt Graphic (wanneer de lopende band niet in bedrijf is), toont het display van de afstandsbediening de opgeslagen instelling en wordt er een 'S' weergegeven na FLR (d.w.z. FLRS), wat aangeeft dat de afstandsbediening in de modus set-only (alleen instellen) staat. In deze set-only modus kunt u de instelling wijzigen naar sneller of trager, maar de lopende band wordt niet geactiveerd en blijft dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheid van de lopende band instellen of de opgeslagen instelling gebruiken zonder dat de lopende band ongewild gaat bewegen. Nadat u de snelheid hebt ingesteld, drukt u op de knop FLOOR START om de lopende band te activeren met de gekozen instelling (als u het hydraulische systeem inschakelt, zal de lopende band starten). Druk een derde keer op FLOOR START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen voor de lopende band terwijl de band loopt, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop FLOOR START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het bericht FLRS op het display staat, u drukt op Floor Start (Lopende band starten), waardoor de lopende band wordt gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan de afstandsbediening uit zonder nog eens op FLOOR START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u de afstandsbediening gebruikt, is de instelling teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarde.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op FLOOR START drukt en FLRS (set-only modus) wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als u een knop indrukt terwijl de afstandsbediening zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop FLOOR START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarde en FLRS wordt weergegeven.

  2. Stel de snelheid in met de knop INCREASE FLOOR SPEED en de knop DECREASE FLOOR SPEED.

    Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop FLOOR START om de lopende band te starten.

    Graphic
  4. Druk op de knop FLOOR START om de instelling van de lopende band te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt FLOOR STORE weergegeven. De gekozen waarde wordt gebruikt wanneer de lopende band wordt gestart totdat u de instelling terug verandert.

De optie afzonderlijk instellen en bedienen

Als u de knop OPTION START voor de eerste keer indrukt Graphic (als de optie uitgeschakeld is), toont het display van de afstandsbediening de opgeslagen instelling en wordt er een 'S' weergegeven na OPT (d.w.z. OPTS) om aan te geven dat de afstandsbediening in de modus set-only staat. In deze set-only modus kunt u de instelling wijzigen naar sneller of trager, maar de optie wordt niet geactiveerd en blijft dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheid van de optie instellen of de opgeslagen instelling gebruiken zonder ongewenste bewegingen te veroorzaken. Nadat u de snelheid hebt ingesteld, drukt u op de knop OPTIE START om de optie te activeren met de gekozen instelling (als u het hydraulische systeem inschakelt, zal de optie starten). Druk een derde keer op OPTION START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen voor de optie terwijl de optie actief is, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop OPTION START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het bericht OPTS op het display staat, u drukt op OPTION START, waardoor de optie wordt gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan de afstandsbediening uit zonder nog eens op OPTION START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u de afstandsbediening gebruikt, is de instelling teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarde.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op OPTION START drukt en FLRS (set-only modus) wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als u een knop indrukt terwijl de afstandsbediening zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop OPTION START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarde en FLRS wordt weergegeven.

  2. Stel de snelheid in met de knop INCREASE OPTION SPEED en de knop DECREASE OPTION SPEED.

    Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop OPTION START om de optie te starten.

    Graphic
  4. Druk op de knop OPTION START om de instelling van de optie te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt OPTION STORE weergegeven. De gekozen waarde wordt gebruikt wanneer de optie wordt gestart totdat u de instelling terug verandert.

De lopende band en optie samen instellen en bedienen

Als u de knop ALL START voor het eerst indrukt Graphic (terwijl de optie niet loopt), toont het display van de afstandsbediening de opgeslagen instellingen van de lopende band en de optie, en wordt er een 'S' weergeven na FLR en OPT (m.a.w. FLRS en OPTS) om aan te geven dat de afstandsbediening in een set-only modus staat. In deze set-only modus kunt u de instellingen naar boven of naar beneden aanpassen, maar de lopende band en de optie worden niet geactiveerd en blijven dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheden instellen of de opgeslagen instellingen gebruiken zonder ongewenste bewegingen te veroorzaken. Nadat u de snelheden hebt ingesteld, drukt u op de knop ALL START om de lopende band en de optie te activeren met de gewenste instelling (als het hydraulische systeem geactiveerd is, starten de lopende band en de optie). Druk een derde keer op ALL START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen terwijl de lopende band en de optie geactiveerd zijn, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop ALL START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het display FLRS en OPTS weergeeft, u drukt op ALL START, waardoor de lopende band en de optie worden gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan de afstandsbediening uit zonder nog eens op ALL START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u de afstandsbediening gebruikt, zijn de instellingen teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarden.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op ALL START drukt en de set-only modus wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en OPT en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl de afstandsbediening zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop ALL START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarden en FLRS en OPTS worden weergegeven.

  2. Pas de snelheidsinstellingen als volgt aan:

    • Pas de snelheidsinstelling van de lopende band aan met de knoppen INCREASE FLOOR SPEED en DECREASE FLOOR SPEED.

      Graphic of Graphic
    • Pas de snelheidsinstelling van de optie aan met de knoppen INCREASE OPTION SPEED en DECREASE OPTION SPEED.

      Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop ALL START om de lopende band en de optie te activeren.

    Graphic
  4. Druk op de knop ALL START om de instellingen te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt ALL STORE weergeven. De gekozen waarde wordt gebruikt wanneer de optie wordt gestart totdat u de instelling terug verandert.

    Note: U moet zowel de lopende band als de optie activeren om de instellingen op te slaan met de knop ALL START. Als geen of slechts één van beide geactiveerd is, start u beide of start u diegene die niet geactiveerd was door op de knop ALL START te drukken. Er wordt niets opgeslagen, en de vooraf opgeslagen instellingen voor de lopende band en de optie worden weergegeven.Het is belangrijk om te beseffen dat het opgeslagen commando voor de lopende band en de optie tweemaal gebruikt wordt, eenmaal in het geval van een afzonderlijk commando met de knoppen FLOOR START of OPTION START, en eenmaal bij een gecombineerde handeling met ALL START; in elk geval gaat het om hetzelfde nummer.

Voorinstellingen van de afstandsbediening

EH-modellen

De voorinstellingsknoppen 1, 2 en 3 instellen

De afstandsbediening heeft drie VOORINSTELLINGSKNOPPEN waarmee u de snelheidsinstellingen van de lopende band en de optie kunt programmeren. Elke VOORINSTELLINGSKNOP werkt hetzelfde als de voorbeeldmodus bij ALL START, maar maakt gebruik van verschillende, door de gebruiker gedefinieerde waarden voor de snelheid.

Als de lopende band en/of de optie beide actief zijn op het moment dat u een VOORINSTELLINGSKNOP indrukt, wordt er een voorbeeldwaarde voor de lopende band en de optie weergegeven. Als u vervolgens op de knop ALL START klikt, worden de huidige waarden vervangen door de voorinstellingswaarden. Als u langer dan 10 seconden wacht om op de knopALL START te drukken, zal het systeem terugkeren naar de eerder opgeslagen waarden.

De waarden van een VOORINSTELLINGSKNOP instellen doet u als volgt:

  1. Start zowel de lopende band als de optie, afzonderlijk of met de knop ALL START.

    Graphic
  2. Stel de gewenste snelheid voor de lopende band en de optie in met de desbetreffende knoppen om de snelheid te VERHOGEN en VERLAGEN.

  3. Houd de knop STORE ingedrukt en druk vervolgens op de gewenste knop VOORINSTELLING (1, 2 of 3).

    Graphic vervolgensGraphic, Graphic, of Graphic

    Het scherm geeft PRESET SAVED weer.

Note: Als u de knop STORE ingedrukt houdt en een VOORINSTELLINGSKNOP indrukt terwijl de lopende band of de optie uitgeschakeld is, wordt er geen nieuwe waarde opgeslagen. De voorinstelling behoudt de eerder opgeslagen waarden.

Een vooringestelde modus gebruiken

  1. Druk op de gewenste VOORINSTELLINGSKNOP (1, 2 of 3) om de instellingen voor de lopende band en de optie weer te geven.

  2. Druk op de knop ALL START om de lopende band en de optie te starten (als het hydraulische systeem ingeschakeld is).

  3. Gebruik de knoppen START en STOP om de lopende band en de optie te bedienen.

De hopper laden

Important: Vervoer geen passagiers in de hopper.

Important: Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht voor de machine of voor het trekvoertuig; zie Specificaties.

Important: De stabiliteit van ladingen kan verschillen, hoge ladingen hebben bijvoorbeeld een hoger zwaartepunt. Verminder indien nodig het maximale laadgewicht om te zorgen voor een betere stabiliteit.

  1. Sluit de machine aan op het trekvoertuig.

  2. Laad de hopper met materiaal.

    • Laad de machine vanaf de bovenkant of vanaf de achterkant.

    • Voor de meeste materialen (zoals zand of grind) kunt u een emmerlader aan de voorkant gebruiken. Materialen zoals balken of zakken mest laadt u het beste vanaf de achterkant door het materiaal op de lopende band te plaatsen en het hydraulische systeem in te stellen op de laadstand.

    • Mogelijk moet u de achterklep verwijderen om de toegang te vergemakkelijken.

    • Als u zakken met materiaal gebruikt, leeg dan de zakken in de emmer voordat u het materiaal in de hopper laadt. Verdeel de lading gelijkmatig voor betere stabiliteit, zowel van voor naar achter als van links naar rechts.

    Important: Plaats geen grote of zware objecten in de hopper. Materiaal dat groter is dan de opening aan de achterzijde kan de lopende band en de achteropening beschadigen. Zorg er ook voor dat de lading een uniforme textuur heeft. De machine kan onverwacht kleine stenen in het zand uitwerpen.

    Om te voorkomen dat de machine kantelt (zie de veiligheidsstickers in deze handleiding):

    • Houd de hoogte en het gewicht van de lading zorgvuldig in de gaten. Hoge en zware ladingen kunnen het risico op kantelen doen toenemen.

    • Verdeel de lading gelijkmatig, zowel voor en achter als links en rechts.

    • Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom een onveilig manoeuvre.

Materiaal lossen

Waarschuwing

Deze machine kan handen of voeten afsnijden.

Houd uw handen en voeten uit de buurt van de lopende band en de optionele werktuigen wanneer de machine in bedrijf is en de tractie-eenheid ingeschakeld is.

Waarschuwing

Als u de machine lost wanneer deze niet is aangesloten op het trekvoertuig, kan de lading schuiven en de machine omslaan.

Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat lossen.

  • Ga niet achter de machine staan tijdens het lossen.

  • De machine niet lossen terwijl deze zich op een helling bevindt.

Grote hoeveelheden lossen

  1. Rijd de machine achteruit naar de plaats waar u het materiaal wilt storten.

  2. Maak de vergrendelingen van de achterklep los en schakel de lopende band in.

  3. Breng indien gewenst de achterkant van de machine omhoog. Op deze manier wordt het materiaal steeds onder een andere hoek gelost en kunt u de volledige lading snel lossen.

Gecontroleerd lossen

  1. Sluit de vergrendelingen van de achterklep.

  2. Gebruik de krikhandgreep om het verstelbare gedeelte van de achterklep te openen of te sluiten (Figuur 43 en Figuur 44). Hiermee kunt u bij het gebruik van een optie de materiaalstroom beperken.

    Important: Gebruik het verstelbare gedeelte van de achterklep alleen bij het lossen van materialen met een diameter kleiner dan 25 mm (zoals zand of grind).

    Important: Open de achterklep volledig als het materiaal niet door het verstelbare gedeelte kan stromen. U moet nieuw materiaal altijd eerst testen.

    g014118
    g014119

Het optionele werktuig bedienen

  1. Schakel de motor van de tractie-eenheid uit.

  2. Op SH-modellen: gebruik de regelhendels om de optie en de lopende band in te schakelen (in de losstand).

  3. Voor zowel SH- als EH-modellen: pas de instellingen, het strooipatroon en de stroomsnelheid aan.

    Note: Mogelijk moet u wat experimenteren tot u de gewenste stroom en strooidiepte bereikt. Overige variabelen zijn de rijsnelheid en het soort materiaal. Verschillende materialen hebben ook een verschillende deeltjesgrootte, waardoor het strooipatroon kan variëren.

    Test nieuwe materialen altijd door deze in een open gebied te verstrooien zonder mensen in de buurt.

  4. Start de motor van de tractie-eenheid en schakel het hydraulische systeem van de tractie-eenheid in.

  5. Op het SH-model: schakel de schakelaar op de aan-/uitbediening in om te starten met strooien. Op het EH-model: schakel met de afstandsbediening eerst de optie in en vervolgens de lopende band.

  6. Op het SH-model: schakel de schakelaar op de aan-/uitbediening uit om te stoppen met strooien – het optionele werktuig blijft werken. Op het EH-model: schakel de lopende band en vervolgens het werktuig uit.

  7. Op de EH-modellen kunt u de functie ALLES STARTEN gebruiken in plaats van de afzonderlijke functies OPTIE START en LOPENDE BAND START. Het werktuig zal dan eerst starten en vervolgens de lopende band.

  8. Als de machine leeg is, schakel dan de hydrauliek uit voordat u de machine gaat transporteren.

    Note: Breng bij het rijden over oneffen terrein de machine omhoog tot de maximale veilige transportstand. Hierdoor is de afstand tussen de grond en het optionele werktuig groter.

    Waarschuwing

    Het optionele werktuig kan materiaal met hoge snelheid tot 12 m ver uitwerpen en zo omstanders verwonden.

    Kijk tijdens het verstrooien uit voor mensen en obstakels.

    Important: Als u wel rijdt maar niet strooit, breng de machine dan omhoog tot de maximale veilige transportzone en schakel de optionele werktuigen uit.

Na gebruik

Veiligheid na het werk

  • Parkeer de machine op een stevig, horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

  • Vermijd een zachte ondergrond omdat de kriksteun daarin kan wegzakken, waardoor de machine kan omkantelen.

  • Koppel de machine niet los van het trekvoertuig op een helling en klap altijd eerst de krik en de achterste kriksteun uit.

  • Blokkeer altijd de wielen bij het loskoppelen van de machine om te voorkomen dat deze in beweging komt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.

  • Vervang versleten of beschadigde stickers.

De machine loskoppelen van de tractie-eenheid

  1. Parkeer de machine op een droge, horizontale ondergrond; stel de parkeerrem van de tractie-eenheid in werking; schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

  2. Plaats blokken tegen de voor- en achterkant van de wielen van de machine.

  3. Hef de druk in het hydraulische systeem op.

  4. Koppel de 2 hydraulische slangen en de krulkabel met 7 contacten af van de tractie-eenheid; zie Figuur 21 in De machine aansluiten op de tractie-eenheid.

    Rol de slangen en kabel op en berg ze op aan de voorkant van de machine.

  5. Op SH-modellen: koppel de afstandsbediening los, verwijder ze en sla ze droog op. Op EH-modellen: sla de afstandsbediening op een droge, veilige plaats op. Zorg ervoor dat u de NOODSTOPKNOP ingedrukt hebt.

  6. Draai de achterste kriksteun in de verticale stand; zie De machine ondersteunen met de achterste kriksteun.

    Important: Gebruik altijd de achterste kriksteun wanneer u de machine afkoppelt van een tractie-eenheid.

  7. Monteer de krik als volgt:

  8. Krik de machine op tot deze volledig op de krik steunt; verwijder dan de koppelpen.

  9. Controleer of er geen andere aansluiting of koppeling tussen de machine en de tractie-eenheid meer is. Start de tractie-eenheid en rij deze weg van de machine.

Onderhoud

Veiligheid bij onderhoud

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden of aanpassingen uitvoert aan de machine, moet u de machine uitschakelen, de motor uitzetten, de parkeerrem in werking stellen, de contactsleutel verwijderen en wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

  • Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Plaats de hydraulische cilindersteunen voordat u onderhoudswerkzaamheden onder de hopper uitvoert.

  • Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken.

  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • De spanning van de ketting niet controleren of aanpassen terwijl de motor van het trekvoertuig loopt.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Ondersteun de machine met blokken of kriksteunen als u eronder moet werken.

  • Zorg dat alle schermen zijn geplaatst nadat u onderhoud hebt verricht aan de machine of nadat u deze hebt afgesteld.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • De elektrische remmen afstellenof eerder, afhankelijk van het gebruik en de prestaties.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • De banden en wielen controleren.
  • Het hydraulische systeem controleren
  • De optionele werktuigen controleren.
  • De afdichtingen van de lopende band en de achterklep controleren.
  • De achterklep controleren.
  • Om de 40 bedrijfsuren
  • De lopende band en rollen controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer alle lagers en lagerbussen.Smeer de lagers en bussen dagelijks als u de machine in zeer stoffige, vuile omstandigheden gebruikt. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven intervallen.
  • Maandelijks
  • De remschoenen en voeringen controleren.
  • Voer een eenvoudige visuele inspectie van uw remschoenen en remvoeringen uit.
  • De spanrollen controleren.
  • Jaarlijks
  • Controle en onderhoud van de elektrische remmen
  • Inspectie en onderhoud van uw elektrische remmen.Vaker in geval van intensief gebruik en slijtage.
  • Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Waarschuwing

    Koppel alle vermogensbronnen los van de machine voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

    De hydraulische cilindersteun monteren

    Waarschuwing

    Voordat u onderhoud uitvoert onder een omhoog gebrachte hopper, moet u de 2 hydraulische cilindersteunen aanbrengen (Figuur 46).

    1. Verwijder de hydraulische cilindersteunen aan weerszijden van de hopper (Figuur 45).

      g272505g272506
    2. Zet de hopper zo ver mogelijk overeind.

    3. Monteer de hydraulische cilindersteunen op de stangen van de hydraulische cilinders (Figuur 46).

    g014128

    Smering

    Aanbevolen smeervet

    Nr. 2 vet op lithiumbasis

    De lagers en bussen smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer alle lagers en lagerbussen.Smeer de lagers en bussen dagelijks als u de machine in zeer stoffige, vuile omstandigheden gebruikt. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven intervallen.
    1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Pomp vet in het lager of de lagerbus.

    3. Overtollig vet wegvegen.

      Hieronder ziet u de smeerpunten voor de lagers en bussen:

      g014131
      g014132
      g014133
      g014134

    Onderhoud aandrijfsysteem

    De banden en wielen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De banden en wielen controleren.
    1. Controleer of de bandenspanning 1,72 bar is in banden van 84 cm en 2,07 bar in banden van 81 cm, of volg de aanbevelingen van de fabrikant.

    2. Controleer de banden op overmatige slijtage of zichtbare schade.

    3. Controleer of de wielbouten goed zijn vastgedraaid en of er geen bouten ontbreken.

    Banden verwisselen

    Een buitenband verwisselen

    1. Schakel de parkeerrem van de tractie-eenheid in.

    2. Koppel eventuele optionele werktuigen los van de machine.

    3. Verwijder al het materiaal uit de hopper.

    4. Plaats blokken tegen de banden aan de tegenoverliggende kant van de beschadigde band.

    5. Zet de 6 wielmoeren van de lekke band los, maar verwijder ze niet.

    6. Krik de machine op of breng deze omhoog tot de band vrijkomt van de grond, en zet kriksteunen onder de machine.

      Zorg dat de machine stabiel staat.

    7. Verwijder de losse wielmoeren en verwijder de band.

    8. Vervang of herstel de beschadigde band.

    9. Plaats het wiel op de machine door bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit te voeren.

      Note: Controleer of het wiel is gecentreerd op de naaf en of alle zes wielbouten zijn vastgedraaid. Draai de bouten in een kruislings patroon vast met een torsie van 135 N·m.

    Een binnenband verwisselen

    Important: Laat de machine aangekoppeld op de tractie-eenheid.

    1. Schakel de parkeerrem van de tractie-eenheid in.

    2. Koppel eventuele optionele werktuigen los van de machine.

    3. Verwijder al het materiaal uit de hopper.

    4. Plaats blokken tegen de banden aan de tegenoverliggende kant van de beschadigde band.

    5. Verwijder aan de zijde met de beschadigde band de 4 bouten en 4 borgmoeren waarmee de lagers van de balansophanging aan het chassis zijn bevestigd.

      Draai de wielmoeren van de buitenband los maar verwijder deze niet. Zo is er meer ruimte voor de lagerbouten.

    6. Krik de machine op of breng deze omhoog tot u de binnenband en de as van de balansophanging van de machine kunt verwijderen, en ondersteun de machine met kriksteunen.

      Controleer of machine de stabiel is.

    7. Verwijder de beschadigde band.

    8. Vervang of herstel de beschadigde band.

    9. Plaats de band op de machine door bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit te voeren.

      Note: Zorg ervoor dat het wiel is gecentreerd op de naaf en dat alle zes de wielbouten en de lagerbouten zijn vastgedraaid met een torsie van 135 N·m.

    Onderhouden remmen

    De elektrische remmen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Maandelijks
  • De remschoenen en voeringen controleren.
  • Jaarlijks
  • Controle en onderhoud van de elektrische remmen
    • Visuele inspectie van de remschoenen en remvoeringen.

    • Inspectie en onderhoud van uw elektrische remmen.

    De elektrische remmen afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • De elektrische remmen afstellenof eerder, afhankelijk van het gebruik en de prestaties.
    1. Hef de machine op en plaats deze stevig op kriksteunen.

    2. Controleer of het wiel en de trommel vrij kunnen ronddraaien.

    3. Verwijder de klep van de afstelopening uit de sleuf aan de achterzijde van de ankerplaat van de rem.

    4. Draai met een schroevendraaier het sterwiel van de afstelling om de remschoenen uit te laten zetten (Figuur 51).

      Stel de remschoenen af totdat het door de druk van de voering tegen de trommel moeilijk wordt om het wiel te draaien.

      g014826
    5. Draai het sterwiel de andere kant op tot het wiel vrij kan draaien met een lichte weerstand op de voering.

    6. Plaats de klep op de afstelopening.

    7. Herhaal stap 2 tot 7 voor elke rem.

    De remschoenen en voeringen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Maandelijks
  • Voer een eenvoudige visuele inspectie van uw remschoenen en remvoeringen uit.
  • Als een remschoen versleten is, vervang dan beide remschoenen van elke rem en beide remmen op dezelfde as. Dit zorgt ervoor dat de remmen uitgebalanceerd blijven.

    Vervang de remvoeringen in de volgende gevallen:

    • Ze zijn afgesleten tot een dikte van 1,6 mm  of minder.

    • Ze zijn verontreinigd door vet of olie.

    • Ze zijn abnormaal gekrast of gegroefd.

      Note: Het is normaal dat de remvoeringen hittescheurtjes vertonen.

    Remmen reinigen en inspecteren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • Inspectie en onderhoud van uw elektrische remmen.Vaker in geval van intensief gebruik en slijtage.
    • Vervang de magneten en remschoenen zodra deze versleten of gekrast zijn.

    • Reinig de ankerplaat, de magneetarm, de magneet en de remschoenen met een speciaal reinigingsmiddel voor autoremmen.

    • Controleer of alle verwijderde onderdelen weer zijn teruggeplaatst in dezelfde rem- en trommelconstructie waar ze vandaan kwamen.

    • Controleer de magneetarm op losse of versleten onderdelen.

    • Controleer of de contraveren van de remschoenen, de bevestigingsveren en de afstelveren niet te ver zijn uitgerekt of vervormd en vervang deze indien nodig.

      Voorzichtig

      Stof van de remmen kan bij inademing gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen als u onderhoud gaat uitvoeren aan de remmen:

      • Maak geen stof en adem geen stof in.

      • Remvoeringen niet bewerken, vijlen of slijpen.

      • Gebruik voor het reinigen geen perslucht of droge borstel.

    De remmen smeren

    Breng voordat u de elektrische remmen weer monteert een dun laagje anti-seize of smeervet aan (bv. Lubriplate™) op de volgende plaatsen:

    • De ankerpen van de rem

    • Het lager en de pen van de arm

    • De gebieden op de ankerplaat die contact maken met de remschoenen en de magneetarm

    • Het blok op de arm

    Important: Laat het smeervet niet in contact komen met de remvoeringen, trommels of magneten.

    De magneten nakijken

    De elektromagneten van de remmen zijn ontworpen om de juiste kracht en frictie te leveren.

    Inspecteer de magneten regelmatig en vervang deze als ze ongelijkmatig verslijten. Gebruik gereedschap met een rechte rand om te controleren op slijtage.

    Zelfs als de slijtage normaal is, moet u de magneten vervangen als er een gedeelte van de magneetspoel zichtbaar is door het frictiemateriaal op het oppervlak van de magneet. Vervang de magneten altijd in paren (beide zijden van een as).

    Bekleed bij het vervangen van de magneten ook de trommelarmatuur opnieuw.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Veiligheid van het hydraulische systeem

    • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

    • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

    Specificatie hydraulische vloeistof

     Toro Premium Transmission/hydraulische tractorvloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro distributeur voor de onderdeelnummers).

    Andere vloeistoffen: Als er geen Toro vloeistof beschikbaar is, kunt u andere petroleumgebaseerde hydraulische tractorvloeistoffen gebruiken op voorwaarde dat deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties. We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.

    Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

     Materiaaleigenschappen:
      Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C 55 tot 62
      Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 152
       cSt bij 100 °C 9,1 tot 9,8
      Stolpunt, ASTM D97-37 °C tot -43 °C
     Industriespecificaties:
      API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM.

    Het hydraulische systeem controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het hydraulische systeem controleren
    1. Controleer het hydraulische systeem op olielekken.

      Als u een lek vindt, draai dan de fitting vast of vervang of repareer het beschadigde onderdeel.

    2. Controleer de hydraulische slangen op slijtage en schade.

      Vervang versleten of beschadigde slangen

    3. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof van de tractie-eenheid.

      Voeg indien nodig hydraulische vloeistof toe aan het reservoir; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid.

    Optionele werktuigen

    De optionele werktuigen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De optionele werktuigen controleren.
    • Controleer of de snelkoppelbeugels stevig op hun plaats zitten en of de veiligheidsklemmen zijn gemonteerd.

      Vervang ontbrekende veiligheidsklemmen.

    • Controleer of het optionele werktuig goed is vastgeklemd en niet kan bewegen of wegglijden.

      Pas de klemmen indien nodig aan.

    • Controleer de schoepen van de dubbele spinnerschijven op slijtage.

      Vervang de schoepen als ze dunner worden.

    • Controleer de behuizing van de dubbele spinner op tekenen van scheuren of roesten.

    De lopende band onderhouden

    De lopende band en rollen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 40 bedrijfsuren
  • De lopende band en rollen controleren.
  • Maandelijks
  • De spanrollen controleren.
    • Controleer of de lopende band goed recht over de rollen loopt en niet slipt.

      Stel indien nodig de lopende band af; zie De lopende band afstellen.

    • Controleer of de spanrollen tussen de voorste en achterste rollen niet verbogen of vastgelopen zijn.

      Indien nodig versleten of beschadigde spanrollen vervangen of repareren.

    De lopende band afstellen

    Als de lopende band niet gecentreerd is en naar één kant trekt, moet u de sporing aanpassen (Figuur 52). Het beste moment om dit te doen is tijdens bedrijf en tussen de ladingen in.

    1. Ga naar de achterkant van de machine en bepaal aan welke kant de band verkeerd gaat.

    2. Ga naar de voorkant aan dezelfde kant, draai de borgmoer los en draai de stelmoer met een kwart slag vast.

    3. Draai beide borgmoeren vast voordat u gaat werken met de machine.

    4. Laad de machine met materiaal en laat de lading lopen totdat de lopende band leeg is. Herhaal dit enkele keren.

    5. Stop de band en ga naar de achterkant van de machine om het resultaat te bekijken.

      U moet mogelijk bovenstaande stappen een aantal keer herhalen totdat de band op de goede manier beweegt en spoort.

      Note: De band kan een beetje bewegen, afhankelijk van het type lading en de plaats ervan. Als de band de zijrails niet raakt, hoeft u de sporing niet aan te passen.

      Important: Stel de achterste aandrijfrol van de lopende band niet af. Deze is volgens de fabrieksinstellingen afgesteld. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als deze afstelling behoeft.

      g014129

    De spanning van de lopende band afstellen

    Controleer de spanning van de lopende band regelmatig en stel deze af (Figuur 52). Alle rubberen lopende banden rekken uit, met name als ze nieuw zijn of een tijdje niet zijn gebruikt.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak met de achterklep en de toevoeropening minimaal 6,25 mm boven de grond (afhankelijk van het materiaal).

    2. Laad de machine volledig met het soort zand waarmee u de machine gaat gebruiken.

    3. Verwijder de zwarte voorkappen aan beide zijden van de machine.

    4. Gebruik twee momentsleutels en houd met de ene het uiteinde van de spanstang stil terwijl u met de andere de borgmoer het dichtst bij het uiteinde van de stang losdraait.

    5. Verplaats de borgmoer 2 tot 5 cm naar achteren.

      Waarschuwing

      De lopende band gebruiken zonder schermen en kappen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.

      Wees extra voorzichtig in de buurt van bewegende onderdelen als de veiligheidsschermen zijn verwijderd.

    6. Schakel de lopende band in.

    7. Als de band slipt, moet u machine uitschakelen, de spanningsbouten gelijkmatig een halve slag vastdraaien en opnieuw controleren of de lopende band slipt. Blijf doorgaan totdat de band beweegt zonder te slippen.

    8. Draai beide spanningsbouten nog een halve slag verder vast. Nu moet de spanning correct zijn.

    9. Kijk onder de machine naar de dwarsbalk van het chassis om de riemspanning te controleren. Het midden van de lopende band moet net boven de dwarsbalk van het chassis lopen als de machine in de stand omlaag staat. Als het midden van de lopende band de dwarsbalk raakt, moet u beide spanningsbouten nog een kwart slag verder vastdraaien.

      Important: Wees geduldig. U moet de band niet te strak trekken.

      Important: Gebruik geen pneumatisch gereedschap voor de spanningsbouten van de lopende band.

    De spanning van de lopende band aanpassen

    Lees onderstaande instructies voordat u de band verwijdert. Als de lopende band kapot is, gebruik dan een mes om een onbeschadigd gedeelte van de band door te snijden. Als u een garantieclaim wilt indienen, moet de leverancier de band inspecteren om de schade te beoordelen en aanbevelingen te doen over de vervanging ervan.

    De band verwijderen

    1. Verwijder de zwarte veiligheidskappen van de vier hoeken van de machine.

    2. Verwijder de geleiders (met de metalen rails) van de binnenste rubberen voering van de voorkant en beide zijkanten van de hopper.

    3. Verwijder de siliconen afdichting van de metalen rails (maar vergeet niet deze weer aan te brengen bij het hermonteren).

    4. Gebruik bij beide voorste hoeken twee momentsleutels om het uiteinde van de spanstang stil te houden.

    5. Draai de moer los die zich het dichtst bij het uiteinde van de spanstang bevindt.

    6. Beweeg de binnenste stelmoer terug totdat de spanstang los komt van het lager van het kussenblok.

      Note: De voorste spanrol wordt ondersteund door twee lagers van kussenblokken die zich in een bovenste en onderste geleider bevinden (één set aan iedere kant van de machine).

    7. Ondersteun de voorste spanrol.

    8. Ga naar de rechter voorhoek en verwijder de vergrendelkraag waarmee de lager van het kussenblok op de as wordt gehouden. U kunt de vergrendelkraag verwijderen door de stelschroeven eraf te draaien en de kraag linksom te draaien. Sla de kraag met een hamer en drevel voorzichtig linksom tot deze loskomt van de as.

    9. Herhaal deze stap voor de hoek linksvoor.

    10. Verwijder de lagers van de kussenblokken door de spanrol terug te schuiven zodat de lagers uit de geleiders schuiven.

    11. Verwijder de twee veiligheidsbeugels en schuif de rol omlaag door de opening.

    12. Ga naar de achterkant van de machine en draai het kettingwiel van de spanner los.

    13. Verwijder de ketting van de kettingwielaandrijving.

    14. Draai de stelschroeven op de kettingwielaandrijving los en verwijder deze van de as van de aandrijfrol.

    15. Ondersteun de achterste aandrijfrol.

      Important: Raak de stelbeugel van de achterrol niet aan. Deze is zo ontworpen dat de achterrol automatisch wordt afgesteld als de riemsporing niet nauwkeurig is.

    16. Verwijder de vier bouten van de flenslagers aan beide kanten.

    17. Verwijder de vergrendelkragen naast de flenslagers op de schacht en schuif beide lagers van de as.

    18. Verwijder de twee bevestigingsbeugels voor de opties (Figuur 53).

      g014104
    19. Breng de aandrijfrol omlaag door de sleuven.

    20. Verwijder de achterklep zodat u het beter kunt zien.

    21. Noteer de plaats van het element in de hopper zodat u het op dezelfde plaats en in dezelfde richting kunt terugplaatsen. Het element is op zes plaatsen bevestigd met bouten langs de zijkant van de machine ( aan elke kant drie platen met elk 4 bouten).

    22. Bevestig het element met behulp van banden van een hefinrichting aan elk van de vier hoeken.

    23. Verwijder de 24 bouten om het element los te maken (Figuur 54).

      g014105
    24. Verwijder het element door dit omhoog te brengen vanaf de bovenkant van de machine. Plaats het element op de grond (Figuur 55).

      g014106

    De band monteren

    Om een nieuwe band te monteren, voert u de bovenstaande instructies in omgekeerde volgorde uit. Houd daarbij rekening met de volgende belangrijke opmerkingen en informatie.

    Important: De lopende band is ontworpen om voornamelijk in één richting te draaien. Zorg ervoor dat de pijl in het midden van de band naar de achterkant van de machine wijst (van bovenaf gezien).

    Note: Voordat u de achterste aandrijfrol naar zijn plaats terugschuift door de sleuf, moet u ervoor zorgen dat de vier bouten al zijn gemonteerd (vanuit binnen naar buiten) om de lagers van de kussenblokken aan te sluiten. Als dit niet is gebeurd, moet u de aandrijfrol verwijderen om genoeg ruimte te hebben om deze bouten te monteren.

    • Zorg er bij het monteren van de achterste aandrijfrol voor dat de as naar de motor zich aan de linkerkant bevindt. Deze is voorzien van een speciale opening voor het bevestigen van de kettingwielaandrijving.

    • Centreer met de hand de band aan de voorkant en de achterkant voordat u spanning op de voorkant van de machine zet met de spanstangen.

    • Leid en span de riem aan de hand van de instructies in De lopende band afstellen en De spanning van de lopende band afstellen.

    • De voorste spanrol en achterste aandrijfrol leveren een uitstekende tractie om de band te trekken terwijl deze is beladen.

      Important: De belt niet te strak spannen of uitrekken.

    • Breng siliconen afdichtmiddel aan op de achterkant van de metalen rails en op de twee voorste hoeken waar de rails bij elkaar komen. Door het afdichtmiddel kan er geen materiaal achter de rails terechtkomen.

    De spanning van de aandrijfketting van de lopende band afstellen

    Als de aandrijfketting van de lopende band loszit, moet deze worden aangespannen (Figuur 56).

    1. Zet de motor van de tractie-eenheid af en stel de parkeerrem in werking.

    2. Verwijder de bescherming van de achterste aandrijving van de lopende band.

    3. Draai de bout los die door het kettingwiel van de spanner steekt.

    4. Draai de positieve vergrendelschroef met gemiddelde kracht vast.

    5. Draai de bout van het kettingwiel van de spanner vast.

      Important: U moet de ketting niet te strak trekken. Zorg dat er genoeg spanning is om de extra speling op te nemen.

    6. Controleer of de ketting voldoende is gesmeerd en de kettingwielen strak tegen de assen liggen.

    7. Plaats de bescherming van de achterste aandrijving van de lopende band terug.

      g014130

    Onderhoud van de hopper en de achterklep

    De afdichtingen van de lopende band en de achterklep controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De afdichtingen van de lopende band en de achterklep controleren.
  • Controleer alle rubberen afdichtingen op schade en slijtage.

    Vervang of repareer de afdichtingen als ze beschadigd of overmatig versleten zijn.

    De achterklep controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De achterklep controleren.
    • Controleer of de achterklep goed sluit en vergrendelt.

    • Controleer of het verstelbare gedeelte van de achterklep soepel open en dicht gaat.

    Reiniging

    De machine schoonmaken

    Zout, teer, hars, meststoffen en chemicaliën kunnen de lak van de machine beschadigen. Spoel dergelijke stoffen zo snel mogelijk af met een reinigingsmiddel en water. Mogelijk hebt u aanvullende reinigings- of oplosmiddelen nodig. Controleer dan of deze veilig zijn voor gelakte oppervlakken.

    Waarschuwing

    Ontvlambare vloeistoffen en reinigingsmiddelen met giftige dampen zijn schadelijk voor uw gezondheid.

    Gebruik geen ontvlambare vloeistoffen of reinigingsmiddelen met giftige dampen. Volg de aanbevelingen van de fabrikant.

    Important: Gebruik geen hogedrukreiniger. Met een hogedrukreiniger verwijdert u mogelijk lak, veiligheidsstickers en smeermiddel en dit kan ook schade aan onderdelen veroorzaken.

    1. Verwijder de optie voor het reinigen en reinig deze afzonderlijk.

    2. Verwijder de afstandsbediening.

    3. Reinig de carrosserie van de machine met warm water en een mild reinigingsmiddel.

    4. Spoel het reinigingsmiddel helemaal weg met schoon water voordat het opdroogt.

    5. Verwijder de reinigingsschraper voor de lopende band van de achterzijde van de machine (Figuur 57).

      g272507
    6. Breng indien nodig de achterkant van de machine omhoog.

    7. Open de achteropening helemaal en spuit water in de hopper en in de achteropening. Controleer de afdichtingen aan de zijkanten en vervang deze indien nodig

    8. Controleer de hopper, het onderscherm, de lopende band, de laadbak en de rollen om er zeker van te zijn dat al het strooimateriaal is verwijderd.

    9. Breng de machine omlaag naar de normale bedrijfspositie.

    10. Plaats de reinigingsschraper voor de lopende band terug indien deze verwijderd was.

      Zorg dat de schraper zo verticaal mogelijk is maar wel contact houdt met de band.

    Stalling

    Ga als volgt te werk voordat u de machine lange tijd gaat stallen:

    1. Parkeer de machine op een harde, horizontale ondergrond, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

    2. Verwijder de afstandsbediening.

    3. Verwijder de batterijen uit de afstandsbediening.

    4. Reinig de machine grondig; zie De machine schoonmaken.

      Verwijder indien nodig optionele accessoires.

    5. Controleer al het bevestigingsmateriaal en draai dit indien nodig vast.

    6. Smeer alle smeernippels en draaipunten; zie De lagers en bussen smeren.

      Veeg overtollig vet weg.

    7. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden.

    8. Stal de machine indien mogelijk binnen.

    Problemen, oorzaak en remedie

    Storingscodes controleren

    EH-modellen

    Als de diagnoseled aangeeft dat er een fout is in het systeem (zie Diagnostische ledfunctie ), moet u de storingscodes controleren om te bepalen wat er fout is met de machine.

    De diagnosemodus inschakelen en de codes controleren

    1. Druk de E-STOP-knop in om de stroom uit te schakelen.

    2. Trek de bevestigde dop van de twee diagnostische parallelaansluitingen (Figuur 58, A).

    3. Sluit de diagnostische parellelaansluitingen op elkaar aan (Figuur 58, B).

      g028876
    4. Trek de NOODSTOPKNOP uit om de machine van stroom te voorzien.

    5. Tel het aantal keren dat het lampje knippert om de storingscode te bepalen en raadpleeg dan de volgende tabel:

      Note: Als er meerdere storingen zijn, zullen beide storingen in knippersignalen worden aangegeven, gevolgd door een lange pauze. Daarna zullen de knippersequenties worden herhaald.

      CodeKnipperpatroon ledGedragDetails
      Specifieke storingen van de machine
      11Een keer knipperen, pauze, een keer knipperen, lange pauze, dan herhalingEr is geen communicatie meer met de basiseenheid.De aansluiting is niet verbonden; zoek de loszittende of afgekoppelde aansluiting van de kabelboom en sluit deze aan.
      Er is iets mis met de draden, neem contact op met uw erkende Toro verdeler.
      De basiseenheid is niet goed; neem contact op met uw erkende Toro verdeler.
      12Een keer knipperen, pauze, twee keer knipperen, pauze, dan herhalingDe versie van de basiseenheid en/of de afstandsbediening is niet compatibelFoute software (installeer de juiste software van TORODIAG), neem contact op met uw erkende Toro verdeler.
      13Een keer knipperen, pauze, drie keer knipperen, lange pauze, dan herhalingSlechte afstandsbediening – niet geïmplementeerd op Rev AVerkeerde productassociatie (d.w.z. proberen de software op een MH-400 te updaten met een ProPass afstandsbediening)

    De storingscode resetten

    Nadat u het probleem hebt opgelost, dient u de storingscodes te resetten door de diagnoseaansluitingen los te koppelen en opnieuw aan te sluiten. Het diagnoselampje zal constant knipperen bij 1 Hz (1 keer knipperen per seconde).

    De diagnosemodus verlaten

    1. Druk de E-STOP-knop in om de stroom uit te schakelen; zie E-Stop-knop.

    2. Koppel de diagnostische parallelaansluitingen los.

    3. Duw de bevestigde dop op de twee diagnostische parallelaansluitingen.

    4. Trek de NOODSTOPKNOP uit om de machine van stroom te voorzien.

    Berichten afstandsbediening

    EH-modellen
    Weergegeven berichtBeschrijving
    ASSOC PENDINGDe associatie moet nog worden gemaakt.
    ASSOC ACTIVEEr wordt een associatieverzoek verwerkt.
    POWER UP BASESchakel de stroom van de basiseenheid in.
    ASSOC PASSHet associatieverzoek is geslaagd.
    ASSOC EXITDe associatiemodus wordt verlaten.
    ASSOC FAILHet associatieverzoek is mislukt.
    PRESS STOREDruk op de knop STORE.
    ALL STOREAlle huidige ingestelde waarden opslaan in het huidige werkgeheugen.
    OPTION STOREAlle huidige waarden voor de optie opslaan in het huidige werkgeheugen.
    BELT STOREAlle huidige waarden voor de lopende band opslaan in het huidige werkgeheugen.
    PRESET 1 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 1 opslaan in het huidige werkgeheugen.
    PRESET 2 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 2 opslaan in het huidige werkgeheugen.
    PRESET 3 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 3 opslaan in het huidige werkgeheugen.
    WAITING FOR BASEDe afstandsbediening wacht op een reactie van de basiseenheid.
    HOPPER UPDe afstandsbediening verstuurt het commando 'Hopper omhoog'.
    HOPPER DOWNDe afstandsbediening verstuurt het commando 'Hopper omlaag'.
    PROPASS REV XXProduct voor de bediening van het systeem.
    MH400 REV XXProduct voor de bediening van het systeem.
    BAT XX%Battery X.X VResterende levensduur batterijen in procenten.Resterende levensduur batterijen in voltage.
    CHANNEL XKanaal dat momenteel door het systeem wordt gebruikt (in GHz).
    HH ID XXXXXXIdentiteit van de afstandsbediening
    BASE ID XXXXXXIdentiteit van de basiseenheid
    FLR XX% OPT XX%De huidige snelheid van de lopende band in procenten. De huidige snelheid van de optie in procenten.
    FLRS XX% OPTS XX%Weergave van de opgeslagen snelheid van de lopende band en de optie met 0% commando naar de output waarmee de bestuurder kan besluiten de huidige instelling te gebruiken of te veranderen.
    FLR OFFOPT OFFWeergave van de status van de lopende band en de optie als deze uitgeschakeld zijn.
    SERVICE ACTIVEDe servicetool is actief.
    SERVICE NO APPService heeft geen geldige applicatie om te activeren.