Inleiding

Deze machine is een bedrijfsvoertuig dat bedoeld is voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is in de eerste plaats ontworpen voor het bijwerken van bunkers op goed onderhouden golfbanen. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g234875

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

Omdat er in sommige regio's nationale of plaatselijke voorschriften gelden die vereisen dat er een vonkenvanger op de motor van deze machine wordt gebruikt, is er een optionele vonkenvanger verkrijgbaar. Neem contact op met een erkende Toro-servicedealer als u een vonkenvanger nodig hebt.

De bijgevoegde gebruikershandleiding van de motor biedt informatie over het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) en het Californische controlesysteem voor emissies, onderhoud en garantie. U kunt vervangingsonderdelen bestellen via de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Algemene veiligheid

Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. Zorg ervoor dat alle gebruikers van dit product weten hoe het te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunt u verwondingen oplopen of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf met een rijdende machine steeds uit de buurt van omstanders.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Schakel de machine en de motor uit voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoert of bijtankt.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decalbatterysymbols
decal109-7232
decal115-8226
decal116-5610
decal116-5944
decal133-8062
decal125-0214
decal127-0365
decal127-0392
decal127-7868
decal132-4412
decal144-1397

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Note: Verwijder de transportbeugels en bevestigingen en gooi deze weg.

De verzendingsplaat verwijderen

Waarschuwing

Als u de machine verplaatst zonder verzendingsplaat of werktuig, kan de machine kantelen en materiële schade of fysiek letsel veroorzaken.

Rij alleen met de machine als de verzendingsplaat of er een goedgekeurd werktuig gemonteerd is.

Voordat u een werktuig kunt monteren op de machine, moet u de verzendingsplaat verwijderen.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

  2. Verwijder de moeren, bouten en ringen waarmee de verzendingsplaat aan de achterkant van de machine is (Figuur 3) bevestigd.

    g023667
  3. Gooi het bevestigingsmateriaal en de verzendingsplaat weg.

Een werktuig bevestigen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Werktuig en bijbehorende onderdelen (afzonderlijk verkrijgbaar)

Waarschuwing

Als u de machine verplaatst zonder werktuig, kan ze kantelen en materiële schade of fysiek letsel veroorzaken.

Rij alleen met de machine als er een goedgekeurd werktuig gemonteerd is.

Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

Raadpleeg de Montage-instructies van het werktuig voor bijkomende informatie.

De voorgewichten monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Voorgewichten (vereiste aantal voor uw werktuig)

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met 2006/42/EG en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute).

Als u werktuigen op de machine monteert, moet u – zoals vermeld – echter bijkomend gewicht aanbrengen op de machine om aan de normen te voldoen.

Gebruik de onderstaande tabel om te bepalen hoeveel gewichten moeten worden toegevoegd. De machine wordt geleverd met 4 gewichten. Elk werktuig wordt met de vereiste bijkomende gewichten geleverd, indien er gewichten nodig zijn.

WerktuigAantal vereiste gewichten
Hark met flexibele tanden4
Hark met flexibele tanden en egalisatieborstel6
Sleephark6
Sleephark met egalisatiesleepmat8

Zie De gewichten monteren en verwijderen.

De accu aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout (5/16" x ¾")1
Moer (5/16")2
  1. Snij de kabelbinder waarmee de accukabels aan het frame zijn bevestigd los, en gooi de kabelbinder weg (Figuur 4).

    g023898
  2. Verwijder de rode plastic kap van de pluspool van de accu (Figuur 5).

    g023895
  3. Schuif de rode kap weg van het uiteinde van de positieve accukabel en gebruik een bout (5/16" x ¾") en een moer (5/16") om de pluskabel aan de pluspool van de accu te koppelen.

  4. Schuif de rode kap over de pool en het bevestigingsmateriaal.

  5. Verwijder de zwarte plastic kap van de minpool van de accu.

  6. Gebruik een bout (5/16" x ¾") en een moer (5/16") om de minkabel aan te koppelen op de minpool van de accu.

De rolbeugel monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Rolbeugel1
Bout 4
Flensborgmoer 4
Veerring4
Beugel2
  1. Verwijder de rolbeugel uit de transportverpakking.

  2. Plaats de rolbeugel op de machine; zie Figuur 6.

    g026804
  3. Monteer de beugels op het frame van de machine.

    Important: Zorg dat de gaskabel en de chokekabel niet in de weg zitten: anders kunnen ze geplet worden door de rolbeugel of een beugel.

  4. Plaats de gaten in de beugels, de rolbeugel en het frame op één lijn.

  5. Breng een bout met een veerring aan door de gaten.

    Important: Plaats de veerringen zo dat de ronde zijde naar de kop van de bout gericht is; zie Figuur 7.

    g023904
  6. Breng een flensborgmoer aan op de bouten, en draai deze aan tot 102 Nm.

Algemeen overzicht van de machine

g023439
g023443

Bedieningshendels

Gebruik de bedieningshendels (Figuur 8) om de machine naar voren, naar achteren en naar links en rechts te rijden.

Ontstekingsschakelaar

De contactschakelaar (Figuur 9), waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START. Draai het sleuteltje naar rechts op START om de motor te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje gaat automatisch naar de stand LOPEN. Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje naar links op UIT.

Chokeknop

Om een koude motor te starten, sluit u de choke van de carburator door de chokehendel (Figuur 9) omhoog te trekken naar de stand GESLOTEN. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, opent u de choke door de bediening naar beneden te drukken in de stand GEOPEND.

Note: Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.

Gashendel

Met de gashendel (Figuur 9) regelt u het motortoerental. U verhoogt het motortoerental door de gashendel vooruit te zetten naar de stand SNEL. U verlaagt het motortoerental door de gashendel naar achteren in de stand LANGZAAM te zetten.

Note: Het is niet mogelijk om met de gashendel de motor uit te schakelen.

Werktuigschakelaar

Om het werktuig omhoog te brengen, drukt u op de bovenkant van de werktuigschakelaar (Figuur 10); om het werktuig te laten zakken, drukt u op de onderkant van de werktuigschakelaar.

g020873

Note: De machine is uitgerust met een dubbelwerkende cilinder. Voor bepaalde werkomstandigheden kunt u tegendruk uitoefenen op het werktuig.

Parkeerrem

Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 8), moet u de hendel van de parkeerrem naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren duwen.

Urenteller

De urenteller (Figuur 9) toont het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen zodra de contactschakelaar in de stand AAN staat, zo lang de accu volledig opgeladen is (13,8 V of meer) of u op de bestuurdersstoel zit, waardoor de stoelschakelaar wordt geactiveerd.

Een optionele draadloze urenteller is verkrijgbaar bij uw erkende Toro-distributeur. Raadpleeg Een draadloze urenteller monteren voor de montage ervan.

Instelhendel bestuurdersstoel

Ga op de stoel zitten en beweeg de hendel voor de stoel (Figuur 11) naar links. U kunt de stoel nu naar de gewenste positie schuiven. Laat de hendel los om de stoel in zijn stand te vergrendelen.

g008962

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

 Alleen machineMet flexibele tandharkMet sleepharkMet sleephark en egalisatiesleepmat
Gewicht 399 kg*417 kg**439 kg**445 kg**
Breedte147 cm213 cm182 cm198 cm
Lengte186 cm226 cm215 cm297 cm
Hoogte185 cm
Wielbasis147 cm

* met 4 gewichten, een lege brandstoftank en zonder bestuurder

** met het werktuig en de gewichten, met lege brandstoftank en zonder bestuurder

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Originele onderdelen van Toro zijn de beste waarborg van uw investering en het optimale prestatievermogen van uw Toro-maaimachine. Om de betrouwbaarheid te verzekeren levert Toro reserveonderdelen die volledig voldoen aan de technische specificaties van onze machines. Kies voor zekerheid originele Toro-onderdelen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

  • Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.

  • Controleer of de dodemansknoppen, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.

  • Controleer voordat u begint te werken altijd de machine om zeker te zijn dat de onderdelen en bevestigingen in goede staat zijn. Vervang versleten of beschadigde onderdelen en bevestigingen.

  • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen.

Brandstofveiligheid

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of geen brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

De machine inrijden

Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Nieuwe aandrijvingssystemen ondervinden meer wrijving, wat de motor extra belast.

Besteed de eerste 8 werkuren aan het inrijden van de machine.

Aangezien de eerste bedrijfsuren van cruciaal belang zijn voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst, moet u de werking en de prestaties van de machine scherp in het oog houden. Zo kunt u kleine gebreken opmerken en verhelpen voordat ze later ernstige problemen veroorzaken. Controleer de machine tijdens de inrijperiode veelvuldig op olielekken, losse bevestigingen of andere gebreken.

De gewichten monteren en verwijderen

De machine voldoet op het moment van productie aan de norm ANSI B71.4-2012. Als de volgende werktuigen op de machine worden gemonteerd, moet echter extra gewicht worden geplaatst om te voldoen aan de normen. Gebruik de onderstaande tabel om te bepalen hoeveel gewichten moeten worden toegevoegd. De machine wordt geleverd met 4 gewichten. Elk werktuig wordt met de vereiste bijkomende gewichten geleverd, indien er gewichten nodig zijn.

WerktuigAantal vereiste gewichten
Hark met flexibele tanden4
Hark met flexibele tanden en egalisatieborstel6
Sleephark6
Sleephark met egalisatiesleepmat8
  1. Verwijder de 2 bouten en 2 moeren waarmee de oude gewichten aan de voorkant van de machine zijn bevestigd (Figuur 12).

    Note: Als de machine uitgerust is met de lichtenset, moet u de moer en de bout verwijderen waarmee het voorlicht bevestigd is aan de machine. Bewaar alle onderdelen; raadpleeg de Montage-instructies van de lichtenset.

    g023729
  2. Verwijder of monteer gewichten zoals vereist.

  3. Zet de gewichten vast met de 2 bouten en 2 moeren.

    • Voor de meeste werktuigen gebruikt u de bestaande bouten.

    • De egalisatiesleepmat wordt geleverd met 2 langere bouten omdat voor het werktuig bijkomende gewichten nodig zijn.

    Note: Als de machine uitgerust is met de lichtenset, dient u het voorlicht te monteren door de bout door de gewichten te steken en te bevestigen met de moer; raadpleeg de Montage-instructies voor de lichtenset.

Brandstoftank vullen

Inhoud brandstoftank: 17 liter

Aanbevolen brandstof:

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

  • Ethanol: benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiar-butylether) per volume is acceptabel. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

  2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 13).

    g023449
  3. Verwijder de dop van de brandstoftank.

  4. Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). Niet te vol vullen.

  5. Plaats daarna de dop terug.

  6. Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste brandstof opnemen.

Controles voor gebruik van de machine

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

Algemene veiligheid

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.

  • Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, gripvaste, stevige veiligheidsschoenen, een lange broek en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse juwelen.

  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt.

  • Gebruik de machine uitsluitend bij een goede zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden.

  • Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden.

  • Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

  • Werk niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort.

  • Stop de machine en controleer het werktuig als u een voorwerp heeft geraakt of als de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.

  • Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar uitlaatgassen zich kunnen verzamelen.

  • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Laat de werktuigen zakken.

    • Haal de parkeerrem aan.

    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    • Wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

  • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

  • De machine niet gebruiken als sleepvoertuig.

  • Maak indien nodig oppervlakken nat voordat u ze bijwerkt om stofvorming tot een minimum te beperken.

  • Gebruik alleen door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en reserveonderdelen.

Bescherming van de rolbeugel

  • Verwijder de rolbeugel niet van de machine.

  • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken.

  • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt.

  • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.

  • Een beschadigde rolbeugel dient vervangen te worden. Probeer niet om deze te repareren of aan te passen.

  • De rolbeugel is een integrale veiligheidsvoorziening.

  • Doe altijd de veiligheidsgordel om.

De machine veilig gebruiken op hellingen

  • Stel uw eigen procedures en voorschriften op voor werken op hellingen. Als onderdeel van deze procedures moet u zeker het terrein onderzoeken om na te gaan op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

  • Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

  • Vertraag de machine wanneer u zich op een helling bevindt.

  • Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.

  • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

  • Kies een lage rijsnelheid zodat u op een helling niet hoeft te stoppen of schakelen.

  • De machine kan omrollen voordat de wielen grip verliezen.

  • Gebruik de machine niet op een nat gazon. De wielen kunnen grip verliezen, ook als de remmen naar behoren werken.

  • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op een helling.

  • Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk uit. Verander niet plots de snelheid of rijrichting van de machine.

  • Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers of water. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone (2 keer de breedte van de machine).

De motor starten en uitschakelen

  1. Zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND (Figuur 14).

    g004532
  2. Schakel de parkeerrem in; zie De handrem inschakelen.

  3. Trek de chokehendel naar boven in de stand AAN (uitsluitend als u een koude motor start) en zet de gashendel op LANGZAAM.

    Important: Als u de machine bij temperaturen beneden 0°C gebruikt, moet u de motor eerst warm laten worden. Zo voorkomt u beschadiging van het hydraulische systeem.

  4. Steek het sleuteltje in het contact en draai het naar rechts om de motor te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Stel de choke zo af dat de motor gelijkmatig loopt.

    Important: Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u het contactsleuteltje niet langer dan 10 seconden in de stand START houden. Als u de motor 10 seconden onafgebroken hebt proberen te starten, moet u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.

  5. Om de motor af te zetten, moet u de gashendel op LANGZAAM zetten en het contactsleuteltje op UIT draaien. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start.

    Note: In noodgevallen draait u het contactsleuteltje gewoon naar de stand UIT.

Parkeerrem gebruiken

Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.

De handrem inschakelen

Waarschuwing

De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan.

Parkeer nooit op een helling tenzij de wielen zijn vastgezet of geblokkeerd.

Trek de handgreep naar boven om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 15).

g016994

De handrem uitschakelen

Duw de hendel omlaag om de parkeerrem uit te schakelen (Figuur 16).

g016995

Het veiligheidssysteem gebruiken

Voorzichtig

Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.

  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.

  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.

Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer:

  • De parkeerrem in werking is gesteld.

  • De bedieningshendels staan in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND

Het veiligheidssysteem stopt de motor ook als u de bedieningshendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND haalt terwijl u niet op de bestuurdersstoel zit of terwijl de parkeerrem is ingeschakeld.

De urenteller is voorzien van symbolen die u op de hoogte stellen als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt, licht er een driehoekje op in het betreffende hokje (Figuur 17)

g023660

Note: De aftakasvergrendeling wordt niet gebruikt op deze machine.

Veiligheidssysteem testen

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Veiligheidssysteem controleren.
  • Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Toro-distributeur.

    1. Ga op de stoel zitten, zet de bedieningshendels in de NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking.

    2. Start de motor.

    3. Sta op van de stoel en beweeg elke bedieningshendel langzaam naar voren en naar achteren.

      Ongeacht de richting waarin u een bedieningshendel bewogen hebt, moet de motor na 1 tot 3 seconden afslaan. Verhelp het probleem als dat niet het geval is. Herhaal stappen 2 tot en met 3 voor de andere bedieningshendel.

    4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking. Haal een van de twee bedieningshendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Herhaal deze stap voor de andere bedieningshendel.

    Met de machine rijden

    Voorzichtig

    De machine bedienen vereist aandacht om te voorkomen dat u de controle verliest of dat de machine kantelt.

    • Wees voorzichtig bij het in- en uitrijden van bunkers.

    • Wees uiterst voorzichtig in de buurt van greppels, beekjes en andere gevaarlijke plaatsen.

    • Ga zeer voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt.

    • Verminder uw snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten.

    • Zet de machine niet van de achteruit-stand in de vooruit-stand voordat de machine volledig tot stilstand is gekomen.

    Voorzichtig

    De machine kan zeer snel ronddraaien. Als u de bedieninghendels verkeerd gebruikt, kunt u de controle over de machine verliezen en fysiek letsel of materiële schade aan eigendommen of aan de machine veroorzaken.

    • Wees voorzichtig als u een bocht maakt.

    • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.

    Gebruik van de bedieningshendels

    g004532

    De machine vooruitrijden

    Note: De motor slaat af als u de bedieningshendels beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld.

    1. Schakel de parkeerrem uit; zie De handrem uitschakelen.

    2. Zet de bedieningshendels in de middelste, onvergrendelde stand.

    3. Om vooruit te rijden, duwt u de bedieningshendels langzaam naar voren (Figuur 19).

      Om de machine te stoppen, beweegt u de bedieningshendels naar de NEUTRAALSTAND.

      g023441

    De machine achteruitrijden

    1. Zorg ervoor dat het werktuig in de gewenste stand staat.

    2. Zet de bedieningshendels in de middelste, onvergrendelde stand.

    3. Om achteruit te rijden, kijkt u achterom en trekt u de bedieningshendels langzaam naar achteren (Figuur 20).

      g023442

    Een bunker harken

    Neem dit hoofdstuk over harken helemaal door voordat u een bunker gaat harken. Er zijn een groot aantal omstandigheden die de benodigde afstelling bepalen. De structuur en de diepte van het zand, het vochtgehalte, onkruid en de mate van compactie zijn allemaal factoren die per golfbaan kunnen verschillen, of zelfs per bunker op dezelfde golfbaan. Stel de hark af om optimale resultaten voor een specifieke bunker te behalen.

    Leren harken

    Oefen u in het gebruik van de hark in een grote, vlakke bunker op de golfbaan. Oefen u in het starten en stoppen, draaien, omhoog brengen en neerlaten van de hark, het in- en uitrijden van de bunker, enz. Doe dit bij een matig motortoerental en een lage rijsnelheid. Deze training helpt de bestuurder vertrouwd te raken met de bediening van de machine.

    Het aanbevolen harkpatroon voor een bunker wordt getoond in Figuur 21. Deze werkwijze voorkomt onnodige overlapping, beperkt de compactie tot een minimum en zorgt voor een verzorgd en aantrekkelijk patroon op het zand. Dit is de meest efficiënte methode om te harken. Het is echter van belang het harkpatroon regelmatig aan te passen om de kans op een wasbordeffect te verkleinen.

    g003409

    Rij de bunker in met een rechte lijn in de lengterichting, op de plaats waar de helling het minst steil is. Rij door het midden van de bunker totdat u bijna het einde ervan hebt bereikt, maak een zo scherp mogelijke bocht in een van beide richtingen en rij in een rechte lijn terug naast de eerste baan. Werk in een spiraal naar buiten zoals wordt getoond in Figuur 21 en verlaat de bunker in een rechte hoek op een vlak stuk.

    Sla steile, korte taluds en kleine holle stukken over en werk die naderhand bij met een handhark.

    Tips voor het gebruik van de hark

    • Als het zand diep genoeg is, kunt u op vlak terrein tot de rand van de bunker harken.

    • Als het zand op de grasmat dwarrelt, moet u voldoende afstand tot de rand bewaren om te voorkomen dat de ondergrond wordt verstoord.

    • Hark niet te dicht in de buurt van korte, steile taluds. Het zand zal alleen maar neervallen op de bodem van de bunker.

    • Soms zult u steile taluds, kleine holle stukken, enz. wat moeten bijwerken met een handhark.

    De bunker in- en uitrijden

    Als u de bunker inrijdt, mag u de hark pas neerlaten als deze zich boven het zand bevindt. Hiermee voorkomt u dat maaisel of andere rommel wordt meegesleept in de bunker. Laat de hark neer terwijl de machine in beweging is.

    Als u de bunker uitrijdt, moet u beginnen met de hark omhoog te brengen zodra het voorwiel de bunker verlaat. Als de machine dan de bunker uitrijdt, wordt de hark omhooggebracht zonder dat deze zand naar het gras meesleept.

    De bestuurder zal door ervaring en oefening snel leren om de bunker met een correcte timing in en uit te rijden.

    Na gebruik

    Veiligheid na het werk

    • Verwijder gras en vuil van de geluiddemper en het motorcompartiment om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

    • Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.

    • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine stalt of transporteert.

    • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat.

    • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.

    • Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien nodig.

    • Vervang versleten of beschadigde stickers.

    De machine duwen of slepen

    Waarschuwing

    De motor en hydrostatische transmissies kunnen zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de motor en hydrostatische transmissies volledig afkoelen voordat u de omloopklephendels aanraakt.

    Important: Sleep de machine niet over lange afstanden of met hoge snelheid. Dit kan de machine beschadigen. U kunt de machine traag van het te groomen terrein naar de aanhangwagen ter plaatse slepen.

    De omloopklephendels bevinden zich bovenaan de hydrostatische transmissies.

    Important: Zorg ervoor dat de omloopklephendels volledig naar voren staan tijdens het gebruik van de machine, omdat er anders ernstige schade aan het hydraulische systeem kan optreden.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Draai aan de onderkant van de machine de omloopklephendels (Figuur 22 enFiguur 23) zo dat ze naar binnen wijzen in de richting van het midden van de machine (Figuur 24), en zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem gebruiken.

      Note: Op die manier loopt de hydraulische vloeistof niet langs de pompen en kunnen de wielen vrij draaien.

      g023553
      g023554
      g023555
    3. Als u klaar bent met het duwen of slepen van de machine, draait u de omloopklephendels weer naar de voorzijde van de machine zodat deze kan rijden (Figuur 24).

    De machine transporteren

    Waarschuwing

    Rijden op de weg zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.

    Rijd niet met de machine op de openbare weg.

    1. Als u een aanhanger gebruikt, bevestig deze dan aan het sleepvoertuig en sluit de veiligheidskettingen aan.

    2. Sluit indien van toepassing de remmen van de aanhanger aan.

    3. Laad de machine op de aanhanger of de vrachtwagen.

    4. Zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    5. Gebruik de bindogen op de machine (Figuur 25) om de machine goed vast te maken aan het transportvoertuig met banden, kettingen, kabels of touwen.

      g023892

    De machine laden

    Wees extra voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhangwagen of een vrachtwagen of uitlaadt. Gebruik voor deze procedure een hellingbaan die breder is dan de machine.

    Important: Gebruik geen smalle, afzonderlijke oprijplaten voor elke zijde van de machine.

    De aanhanger of vrachtwagen en de oprijplaat dienen zo parallel mogelijk met de grond te zijn wanneer u de machine laadt om te vermijden dat het werktuig vastraakt wanneer de machine van de grond op de oprijplaat rijdt.

    Als u de machine inlaadt op of in de buurt van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de oprijplaat hoger op de helling. Dit maakt de hoek van de oprijplaat zo klein mogelijk.

    Waarschuwing

    Een machine op een transportvoertuig laden verhoogt het kantelgevaar en kan ernstige letsels of de dood tot gevolg hebben.

    • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt.

    • Controleer of de rolbeugel gemonteerd en vastgezet is en gebruik de veiligheidsgordel terwijl de machine wordt geladen of uitgeladen. Zorg ervoor dat de rolbeugel het dak van een gesloten aanhanger niet raakt.

    • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine.

    • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u met de machine op een oprijplaat rijdt, omdat de machine dan kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen.

    • Als u de machine op een transportvoertuig laadt, moet er steeds een werktuig gemonteerd zijn. Zet dit werktuig in de bovenste stand.

    g268630

    Een draadloze urenteller monteren

    Een optionele draadloze urenteller is verkrijgbaar bij uw erkende Toro-distributeur.

    Raadpleeg de installatiegids van het Draadloze urentellersysteem.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder het bedieningspaneel (Figuur 27).

      g023736
    3. Zoek de jumperkabel voor de draadloze urenteller.

      Note: De jumperkabel is gemarkeerd.

    4. Maak de draadloze urenteller vast.

    5. Bind de draadloze urenteller aan de aanwezige kabelboom om te voorkomen dat het bedieningspaneel te veel speling heeft.

    6. Monteer het bedieningspaneel.

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Veiligheid bij onderhoud

    • Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren:

      • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

      • Zet de gashendel op stationair – laag.

      • Laat het werktuig zakken.

      • Zorg dat de tractie in neutraal staat.

      • Haal de parkeerrem aan.

      • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

      • Wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

      • Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

    • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

    • Plaats de machine of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.

    • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Motoroliefilter vervangen.
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Ververs de hydraulische vloeistof en vervang de filters.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Veiligheidssysteem controleren.
  • Oliepeil controleren.
  • Controleer de bandenspanning.
  • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
  • De staat van de hydraulische slangen en leidingen controleren
  • De machine controleren en reinigen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De machine smeren.
  • Motorolie verversen(vaker in extreem stoffige of vuile werkomgevingen).
  • Motoroliefilter vervangen(vaker in extreem stoffige of vuile werkomgevingen).
  • Onderhoud uitvoeren aan de bougies.
  • De aansluitingen van de accukabels controleren.
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter(vaker in stoffige omstandigheden).
  • Het filter van de koolstofhouder vervangen.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • De hydraulische vloeistof verversen.
  • Het interne hydraulische filter vervangen.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Klepspeling controleren en afstellen.
  • De klepzitting reinigen en leppen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter(vaker in stoffige omstandigheden).
  • Het filter van de koolstofhouder vervangen.
  • Het externe hydraulische filter vervangen.
  • Om de 800 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van veiligheidssysteem controleren.       
    Werking van de parkeerrem controleren.       
    Werking van de bedieningshendels controleren.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Controleer het motoroliepeil.       
    De staat van het luchtfilter controleren.       
    Reinig de koelribben van de motor.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.       
    Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren.       
    Controleren op lekkages.       
    Controleer de bandenspanning.       
    Werking van instrumenten controleren.       
    Vet in alle smeernippels spuiten.1       
    Beschadigde lak bijwerken.       
    1. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.
    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    De machine opkrikken

    Waarschuwing

    Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

    Plaats de machine altijd op assteunen.

    Zie Figuur 28 voor de krikpunten.

    g023550

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De machine smeren.
  • Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis

    Smeer de smeernippels op de voorwielnaaf, de riemspanner en het liftsysteem van het werktuig. Ga als volgt te werk:

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

    3. Zet een smeerpistool op de nippel en pomp smeervet in de smeernippel.

    4. Veeg overtollig vet weg.

    • Lager van voorwiel (1)—(Figuur 29)

      g023436
    • Riemspanner (1)—Figuur 30

      g023437
    • Liftsysteem van werktuig (4)—Figuur 31

      g023438

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.

    • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Oliepeil controleren.
  • Vraag uw erkende Toro-distributeur om Toro Premium motorolie.

    Carterinhoud: 1,8 liter met vervanging van het filter

    Gebruik olie voor viertaktmotoren die minstens voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • API onderhoudsclassificatie: SJ, SL, SM of hoger

    • Viscositeit: SAE 30; raadpleeg de volgende tabel voor andere viscositeitsgraden (Figuur 32):

      Important: Het gebruik van multigrade-oliën, zoals 10W-30, verhoogt het olieverbruik. Controleer vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt.

      g023445
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de peilstok (Figuur 33) en veeg deze af met een schone doek (Figuur 34).

      g023517
      g008792
    3. Steek de peilstok in de vulbuis maar schroef de stok niet in de vulopening.

    4. Haal de peilstok uit de buis en controleer het oliepeil. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het oliepeil de bovenste markering op de peilstok bereikt.

      Important: Zorg ervoor dat het oliepeil zich tussen de bovenste en onderste markering op de peilstok bevindt. De motor gebruiken met een te hoog of te laag oliepeil kan motorschade veroorzaken.

    5. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.

      Important: De peilstok moet volledig in de buis gaan om het carter goed af te sluiten. Als het carter niet afgesloten is, kan de motor beschadigd raken.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen(vaker in extreem stoffige of vuile werkomgevingen).
  • Vraag uw erkende Toro-distributeur om Toro Premium motorolie.

    Carterinhoud: 1,66 liter met vervanging van het filter

    Gebruik olie voor viertaktmotoren die minstens voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • API onderhoudsclassificatie: SJ, SL, SM of hoger

    • Viscositeit: SAE 30; raadpleeg de volgende tabel voor andere viscositeitsgraden (Figuur 35):

      Important: Het gebruik van multigrade-oliën, zoals 10W-30, verhoogt het olieverbruik. Controleer vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt.

      g023445
    1. Laat de motor een paar minuten lopen zodat de olie opwarmt.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    3. Verwijder de aftapplug (Figuur 37) en laat de olie in een geschikte opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.

      Note: Steek een stuk papier of licht karton in de aftapopening om de olie weg te leiden van de montageplaat van de motor (Figuur 36).

      g026690
      g023444
    4. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figuur 38).

      g008796
    5. Giet schone olie in de vulbuis.

    6. Start de motor en laat deze zowat 3 minuten lopen. Controleer op olielekken.

    7. Zet de motor af.

    8. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.

    9. Plaats de peilstok.

    10. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

    Motoroliefilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Motoroliefilter vervangen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Motoroliefilter vervangen(vaker in extreem stoffige of vuile werkomgevingen).
    1. Laat de motor een paar minuten lopen zodat de olie opwarmt.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    3. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen.

    4. Plaats een opvangbak onder het oliefilter en draai het filter linksom om het te verwijderen (Figuur 39).

      g008748
    5. Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van het nieuwe filter.

    6. Monteer het nieuwe filter door het met de hand vast te draaien totdat de pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens 3/4 slag.

      Important: Draai het filter niet te vast.

    7. Controleer het oliepeil; zie Het motoroliepeil controleren.

    8. Giet indien nodig olie in de vulbuis.

    9. Start de motor en laat deze zowat 3 minuten lopen. Controleer op olielekken.

    10. Zet de motor af.

    11. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.

      Note: Het filter bevat een kleine hoeveelheid olie: het oliepeil kan dus zakken bij montage van een nieuw filter.

    12. Plaats de peilstok.

    13. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

    Onderhoud van het luchtfilter

    Het luchtfilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter(vaker in stoffige omstandigheden).
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter(vaker in stoffige omstandigheden).
  • Note: Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Maak de sluitingen los waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan het luchtfilterhuis (Figuur 40).

      g023446
    3. Verwijder het deksel van het luchtfilterhuis.

    4. Verwijder het oude filter en monteer het nieuwe.

      Note: Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter.

      Note: Reinig nooit een gebruikt element omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.

    5. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel.

    6. Plaats het deksel zo dat de vuiluitlaat naar beneden wijst.

    7. Maak de sluitingen vast.

    8. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.

    Onderhoud van de bougies

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Onderhoud uitvoeren aan de bougies.
  • Type: NGK BPR4ES (of een equivalent type)

    Tussenruimte: 0,76 mm

    Note: De bougies hebben doorgaans een lange levensduur. U moet ze echter controleren als de motor slecht functioneert.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Maak de omgeving van elk van de bougies schoon zodat er geen vreemd materiaal in de cilinders kan terechtkomen als u de bougie verwijdert.

      g023447
    3. Maak de kabels los van de bougies en verwijder de bougies uit de cilinderkoppen.

    4. Controleer de staat van de massa-elektrode, de centrale elektrode en de isolator op beschadigingen.

      Important: Vervang bougies die gebarsten of vuil zijn of een ander mankement vertonen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen die tot beschadiging van de motor leidt.

    5. Stel voor elke bougie de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode af op 0.76 mm; zie Figuur 42. Plaats de bougies met de juiste elektrodenafstand en monteer deze met een pakkingafdichting. Draai de bougies vast met een torsie van 22 N·m.

      g019300

    Afsluiterspeling controleren en instellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 300 bedrijfsuren
  • Klepspeling controleren en afstellen.
  • Deze procedure moet worden uitgevoerd met het juiste gereedschap. Neem contact op met uw erkende dealer van Kawasaki-motoren voor onderhoud, tenzij u over het juiste materiaal en voldoende mechanische vaardigheden beschikt.

    De klepzitting reinigen en leppen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 300 bedrijfsuren
  • De klepzitting reinigen en leppen.
  • Deze procedure moet worden uitgevoerd met het juiste gereedschap. Neem contact op met uw erkende dealer van Kawasaki-motoren voor onderhoud, tenzij u over het juiste materiaal en voldoende mechanische vaardigheden beschikt.

    Onderhoud brandstofsysteem

    Het filter van de koolstofhouder vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Het filter van de koolstofhouder vervangen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Het filter van de koolstofhouder vervangen.
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de bevestigingen waarmee de stoel aan de machine is bevestigd.

      g023891
    3. Neem het filter van de koolstofhouder (Figuur 44).

      g023990
    4. Monteer het nieuwe filter op de koolstofhouder.

    5. Monteer de steunplaat van de stoel en de stoel.

    Brandstoffilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 800 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • De brandstofleiding is uitgerust met een leidingfilter. Vervang het als volgt:

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Zet de slangklem aan de carburatorzijde van het filter los en neem de brandstofleiding van het filter (Figuur 45 en Figuur 46).

      g023448
      g008963
    3. Plaats een opvangbak onder het filter, maak de andere slangklem los en verwijder het filter.

    4. Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de brandstofslangen.

    5. Druk de brandstofslangen op het nieuwe brandstoffilter en zet de slangen vast met de slangklemmen.

      Note: Monteer het nieuwe filter. Let erop dat de pijl op de filterbehuizing van de brandstoftank af wijst (in de richting van de carburator).

    Onderhoud elektrisch systeem

    Veiligheid van het elektrisch systeem

    • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.

    • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt.

    • Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

    Machine starten met startkabel

    1. Verwijder roest van de accupolen en controleer of de verbindingen goed zijn vastgemaakt voordat u de machine start met een startkabel.

      Important: Roest en slechte verbindingen kunnen op een willekeurig moment tijdens de startkabelprocedure ongewenste voltagepieken veroorzaken en zo de motor beschadigen.Probeer niet om de machine te starten met startkabels als de accupolen los of verroest zijn.

      Gevaar

      Startkabels gebruiken op een zwakke accu die gebroken of bevroren is, of die een laag accuzuurpeil of een open/kortgesloten accucel heeft, kan tot ontploffing en ernstig persoonlijk letsel leiden.

      Gebruik geen startkabels op een zwakke accu die zulke eigenschappen vertoont.

    2. Gebruik als startaccu een goede, volledig opgeladen zuur-loodaccu met een spanning van minstens 12,6 V. Gebruik korte startkabels van de juiste grootte om het spanningsverlies tussen de systemen te beperken. Zorg ervoor dat de kabels voorzien zijn van een kleurcode of markering voor de juiste polariteit.

      Note: Ga na of de vuldoppen stevig vastzitten en horizontaal zijn. Indien vochtige doeken voorhanden zijn, legt u deze over de vuldoppen van de accu's. Zorg ervoor dat de machines elkaar niet raken, dat de beide elektrische systemen uitgeschakeld zijn en dat ze hetzelfde nominale voltage hebben. Deze instructies gelden alleen voor negatief geaarde systemen.

    3. Koppel de pluskabel (+) aan op de pluspool (+) van de ontladen accu die verbonden is met de starter of de solenoïde; zie Figuur 47.

      g012785
    4. Koppel het andere uiteinde van de pluskabel aan op de pluspool van de startaccu.

    5. Sluit de zwarte minkabel (-) aan op de andere pool (min) van de startaccu.

    6. Maak de laatste verbinding aan het motorblok (niet aan de minpool van de accu) van de machine met de ontladen accu, weg van de accu, en ga op veilige afstand staan (Figuur 48).

      g013117
    7. Start de motor en koppel de kabels in de omgekeerde volgorde af.

      Note: Koppel eerst de kabel aan het motorblok (zwarte kabel) af.

    Zekeringen vervangen

    Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    De zekeringhouder (Figuur 49) bevindt zich bij het bedieningspaneel.

    g023451

    Om een zekering te vervangen, trekt u deze gewoon uit de zekeringhouder en brengt u een nieuwe zekering aan.

    Important: Gebruik altijd een zekering van hetzelfde type en dezelfde ampère als de oude zekering, omdat anders schade aan het elektrische systeem kan ontstaan. Raadpleeg de sticker aan de achterkant van de stoel voor de functie en ampère van elke zekering.

    Onderhoud van de accu

    De accu opladen

    Waarschuwing

    Bij het opladen van de accu ontstaan gassen die kunnen ontploffen en u of omstanders ernstig kunnen verwonden.

    Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.

    Important: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A.

    3. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 50).

    4. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie Accu monteren.

      Important: Gebruik de machine nooit wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben.

      g000960

    Als de accu snel leegloopt, moet u deze vervangen; zie Verwijderen van de accu en Accu monteren.

    Verwijderen van de accu

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de vleugelmoeren en ringen waarmee de accuhouder bevestigd is (Figuur 51).

      g023653
    3. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool.

      Waarschuwing

      Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.

      • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.

      • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.

      Waarschuwing

      Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.

      • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

      • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

    4. Schuif het rode stofkapje van de pluspool (+) van de accu en verwijder de (rode) pluskabel.

    5. Verwijder de accu.

    Accu monteren

    1. Plaats de accu in de bak.

      g023659
    2. Koppel de (rode) pluskabel aan op de pluspool (+) van de accu, en draai de moer vast op de bout.

      Important: De rode kabel zit mogelijk in een flexibele buis. De pluskabel is die met het rode stofkapje.

    3. Koppel de negatieve aardingskabel (zwart) aan op de minpool (-) van de accu en draai de moer vast op de bout.

    4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (+) van de accu.

    5. Bevestig de houder en zet deze vast met de vleugelmoeren en ringen.

    De accu controleren en reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De aansluitingen van de accukabels controleren.
  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    Houd de bovenkant van de accu goed schoon. Indien de machine wordt gestald in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer de machine in een koelere omgeving wordt gestald.

    Houd de bovenkant van de accu schoon door deze te reinigen met een borstel die in ammoniak of een oplossing van natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldop als u de accu reinigt.

    De accukabels moeten stevig op de accupolen zitten zodat ze goed contact maken.

    Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u de kabels losmaken, de minkabel (-) eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben. Zet de kabels vast, de pluskabel (+) eerst, en smeer de accupolen in met vaseline.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    De bandenspanning controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de bandenspanning.
  • Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    Controleer de bandendruk voordat u met de machine gaat werken (Figuur 53).

    Druk: 48 kPa (7 psi)

    g002706

    De wielmoeren aandraaien.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    Draai de wielmoeren (Figuur 53) vast met een torsie van 61 tot 75 N·m.

    De sporing controleren

    1. Rij naar een vlak, open gebied en zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND.

    2. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL.

    3. Zet beide bedieningshendels helemaal vooruit tot aan de aanslag in de T-sleuf.

    4. Controleer de sporing van de machine.

    De sporing afstellen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Doe het volgende afhankelijk van de sporing van de machine:

      • Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai dan de bouten los en zet de linker aanslagplaat naar achteren tot de machine recht rijdt (Figuur 54).

      • Als de machine een afwijking naar links heeft, draai dan de bouten los en zet de rechter aanslagplaat naar achteren tot de machine recht rijdt (Figuur 54).

      g023556
    3. Draai de bouten vast om de aanslagplaat te borgen (Figuur 54).

    Important: Zorg ervoor dat de bedieningshendels tegen de aanslagplaat stoppen, en niet tegen de interne aanslag van de transmissie.

    De aandrijfriem en spanpoelie vervangen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Zet de achterkant van de machine op kriksteunen; zie De machine opkrikken.

      Waarschuwing

      Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

      Plaats de machine altijd op assteunen.

    3. Zet een ratelsleutel in het vierkante gat in de spanarm om tegendruk te bieden aan de spanveer (Figuur 55) en verwijder de riem van de spanpoelie.

      g023453
    4. Maak de spanveer los van de spanarm en het frame (Figuur 55).

    5. Verwijder de moer waarmee de spaninrichting is bevestigd aan het frame (Figuur 56).

      g023551
    6. Verwijder de bout waarmee de oude spanpoelie bevestigd is aan de spanarm en monteer een nieuwe poelie (Figuur 57).

      g023552
    7. Neem de riem van de transmissiepoelies en de motorpoelie.

    8. Leg de nieuwe riem rond de motorpoelie en de 2 transmissiepoelies.

    9. Monteer de veer aan de spanarm en het frame (Figuur 55).

    10. Zet een ratelsleutel in het vierkante gat in de spanarm om de spanveer tijdelijk uit te rekken en leg de riem over de spanpoelie.

    Onderhoud bedieningsysteem

    De stand van de bedieningshendel afstellen

    Er zijn 2 hoogte-instellingen voor de bedieningshendels: hoog en laag.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Zet de bouten en flensmoeren los waarmee de handgrepen bevestigd zijn aan de hendels (Figuur 58).

      g009040
    3. Stel de lengtestand van de handgrepen in door ze samen te brengen in de NEUTRALE STAND en te schuiven tot ze naast elkaar staan (Figuur 59).

      g009195
    4. Zet de bouten en flensmoeren vast om de handgrepen aan de hendels te bevestigen.

    De verbinding van de bedieningshandgrepen afstellen

    Draai aan de dubbele moeren om de verbinding van de bedieningshendels fijn af te stellen zodat de machine niet beweegt in de neutraalstand. Alleen afstellingen uitvoeren voor de neutraalstand.

    Waarschuwing

    Om de verbinding van de bedieningshendels af te stellen, moet de motor lopen en moeten de aandrijfwielen kunnen draaien. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    Houd uw handen, voeten, andere lichaamsdelen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Til de 3 wielen van de machine van de grond en zet de machine op kriksteunen die net hoog genoeg zijn om de aandrijfwielen vrij te laten draaien; zie De machine opkrikken.

      Waarschuwing

      Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

      Plaats de machine altijd op assteunen.

    3. Druk op de stoel of zet er een gewicht op om de interlockschakelaar naar beneden te drukken.

    4. Start de motor en zet de gashendel op Snel.

    5. Haal de druk (of het gewicht) van de stoel.

    6. Zet de parkeerrem vrij.

    7. Draai aan de ene kant van de machine traag aan de dubbele moeren van de verbinding (Figuur 60) tot het wiel aan die zijde gaat draaien. Draai de dubbele moeren vervolgens in de andere richting tot het wiel in de andere richting gaat draaien.

      Note: De bedieningshendels moeten in de NEUTRAALSTAND staan wanneer u de nodige afstellingen uitvoert.

      g023650
    8. Draai de dubbele moeren terug in de andere richting tot ze zich in het midden tussen de 2 posities bevinden.

    9. Herhaal stappen 7 en 8 voor de andere zijde.

    10. Zet de motor af.

    11. Haal de kriksteunen weg en laat de machine voorzichtig neer op de grond.

    12. Start de motor opnieuw en zorg ervoor dat de machine niet kruipt in de neutraalstand met de parkeerrem vrij.

    De dempers van de bedieningshendels afstellen

    U kunt de bovenste bevestigingsbout van de demper afstellen om de weerstand van de bedieningshendels aan te passen.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Om bij de bevestigingsbouten van de demper te komen, verwijdert u de bouten waarmee de aanslagplaten bevestigd zijn aan het frame (Figuur 61).

      g023557
    3. Verwijder de borgmoer, zet de bevestigingsbout van de demper in de gewenste positie, en plaats de borgmoer. Zie Figuur 62 voor de montageopties.

      Note: Draai de borgmoer aan tot 22,6 N·m. Eenmaal vastgemaakt moet de bout uit de borgmoer steken.

      g008620
    4. Stel de sporing af; zie De sporing afstellen.

    De weerstand van de neutraalvergrendeling afstellen

    Mogelijk wilt u minder of meer zijdelingse weerstand als u de bedieningshendels in en uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND zet. U kunt de weerstand als volgt aanpassen:

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Draai de contramoer los (Figuur 63).

      g008621
    3. Draai de flensmoer naar wens vaster of losser.

      • Draai de flensmoer vast voor meer weerstand.

      • Draai de flensmoer los voor minder weerstand..

    4. Draai de contramoer vast.

    5. Herhaal deze stappen voor de andere bedieningshendel.

    De motorbesturing afstellen

    De gashendel afstellen

    Een goed werkende gasklep is afhankelijk van een correcte afstelling van de gashendel. Voordat u de carburateur afstelt, moet u controleren of de gashendel goed werkt.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Draai de kabelklemschroef los waarmee de behuizing van de gaskabel is bevestigd aan de motor (Figuur 64).

      g023652
    3. Zet de gashendel naar voren op Snel.

    4. Trek de kabelbehuizing van de gaskabel naar boven (Figuur 64) tot er bijna geen speling meer zit op de gaskabel, en zet de kabelklemschroef vast.

    5. Draai de kabelklemschroef aan en controleer het toerental van de motor:

      • Hoog stationair: 2750 tot 2950 tpm

      • Laag stationair: 1450 tot 1650 tpm

    De choke afstellen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Draai de kabelklemschroef los waarmee de behuizing van de chokekabel is bevestigd aan de motor (Figuur 64).

    3. Duw de choke omlaag naar de stand OPEN; zie Chokeknop.

    4. Zorg ervoor dat de chokeklep van de carburator volledig open is.

    5. Trek de kabelbehuizing van de chokekabel naar boven (Figuur 64) tot er bijna geen speling meer zit op de chokekabel, en zet de kabelklemschroef vast.

    6. Zorg ervoor dat de chokeklep naar de volledig gesloten stand gaat als u de choke naar buiten trekt, en naar de volledig open stand als u de choke naar beneden drukt.

    De motortoerentalregelaar afstellen

    Waarschuwing

    De motor moet lopen als de toerentalregelaar wordt afgesteld. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Zorg dat de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND staan en stel de parkeerrem in werking alvorens deze procedure uit te voeren.

    • Houd uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende onderdelen, de geluiddemper en andere hete oppervlakken.

    U stelt het laag stationaire toerental als volgt in:

    1. Start de motor en laat deze ongeveer 5 minuten op halfgas lopen om warm te worden.

    2. Zet de gashendel op LANGZAAM.

    3. Duw het veeruiteinde van de regelarm naar beneden (Figuur 65).

      g023671
    4. Stel de aanslagschroef van de carburator (Figuur 66) zo in dat het stationaire toerental 1350 tot 1550 tpm bedraagt.

      Note: Controleer het toerental met een toerenteller.

      g023651
    5. Laat de regelarm naar de oorspronkelijke positie terugkeren.

    6. Zet de contramoer van de stelschroef voor het laag stationaire toerental los.

    7. Stel de stelschroef voor het laag stationaire toerental zo in dat het stationaire toerental 1450 tot 1650 tpm bedraagt.

    8. Draai de contramoer vast.

    U stelt het hoog stationaire toerental als volgt in:

    Important: Stel het hoog stationaire toerental niet af als het luchtfilter ontbreekt.

    1. Start de motor en laat deze goed opwarmen.

    2. Zet de contramoer van de stelschroef voor het hoog stationaire toerental enkele slagen los.

    3. Zet de gashendel zo dat het stationaire toerental 2750 tot 2950 tpm bedraagt.

    4. Draai de stelschroef voor het hoog stationaire toerental precies zo vast dat ze het lipje van de toerenregelaar raakt.

      g023672
    5. Draai de contramoer vast.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Veiligheid van het hydraulische systeem

    • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

    • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

    Hydraulische vloeistof controleren

    Telkens wanneer u een hydraulisch onderdeel repareert of vervangt, moet u de filters voor hydraulische vloeistof vervangen en controleren of het hydraulische systeem naar behoren functioneert.

    Important: Zorg ervoor dat de hydraulische reservoirs en het filter van de verdeler altijd zijn gevuld met vloeistof als u het hydraulische systeem controleert.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Til de 3 wielen van de machine van de grond en zet de machine op kriksteunen die net hoog genoeg zijn om de aandrijfwielen vrij te laten draaien; zie De machine opkrikken.

      Waarschuwing

      Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

      Plaats de machine altijd op assteunen.

    3. Start de motor en stel de gasbediening zo in dat de motor laag stationair loopt.

    4. Zet de bedieningshendels volledig naar voren en controleer of de aandrijfwielen soepel draaien.

    5. Zet de bedieningshendels volledig naar achteren en controleer of de aandrijfwielen soepel draaien.

    6. Druk op de schakelaar van het werktuig totdat de stang van de hefcilinder diverse keren naar binnen en naar buiten schuift.

      Als de cilinderstang na 10 tot 15 seconden niet beweegt of de pomp abnormale geluiden maakt, moet u de motor onmiddellijk afzetten en vaststellen wat de oorzaak of het probleem is.

      Controleer of een van de volgende problemen zich heeft voorgedaan en voer de nodige reparaties uit of neem contact op met uw erkende Toro-distributeur:

      • De riem is eraf gelopen of is erg versleten.

      • Het vloeistofpeil is ontoereikend.

      • Er is een hydraulisch filter los.

      • De drukpomp is versleten.

      • Het drukontlastfilter is versleten.

      • Er is een probleem met de schakelaar of de bedrading.

      • De magneetklep zit vast.

    Het peil van de hydraulische vloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
  • Important: Voor een nauwkeurige meting controleert u het peil van de hydraulische vloeistof alleen als de motor en het hydraulische systeem koud staan.

    De reservoirs van de machine worden in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. U controleert de hydraulische vloeistof het beste als deze koud is. De machine dient in de transportstand te staan. Als het vloeistofpeil onder het horizontale gedeelte van het uitgesneden peilglas aan de achterkant van de hydraulische reservoirs (Figuur 68) staat, moet u vloeistof toevoegen tot het correcte peil bereikt wordt. De reservoirs niet te vol vullen. Als het vloeistofpeil tot de bovenkant van het horizontale gedeelte van het peilglas staat, is het niet nodig om vloeistof toe te voegen. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof:

    Type vloeistof: Toro Premium transmissie-/hydraulische tractorvloeistof, Toro Premium universele tractorvloeistof, of Mobilfluid® 424

    Inhoud:

    • Linkerzijde – 1,9 liter

    • Rechterzijde - 2,0 liter

    Alternatieve vloeistoffen: Als de aanbevolen olie niet verkrijgbaar is, mag u andere universele hydraulische tractorolie (UTHF) gebruiken. Deze mag echter alleen gewone olie op petroleumbasis zijn, geen synthetische of biologisch afbreekbare olie. De specificaties moeten binnen het vermelde bereik vallen voor alle onderstaande materiaaleigenschappen en de vloeistof moet voldoen aan de vermelde industriestandaarden. Vraag uw vloeistofleverancier of de vloeistof voldoet aan deze specificaties.

    Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.

    Materiaaleigenschappen:
    Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40°C 55 tot 62
    Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 152
    Stolpunt, ASTM D97-37°C tot -43°C
    Industriespecificaties: API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201.00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM.
     

    Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de hydraulische vloeistof verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15 tot 22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro-distributeur, onderdeelnr. 44-2500.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Zoek de openingen van de vloeistofreservoirbeugels en controleer het peil van de hydraulische vloeistof.

      Note: Het vloeistofpeil moet overal tot de onderkant van de opening reiken; zie Figuur 68.

      g023450
    3. Als het vloeistofpeil te laag is in een van de beide reservoirs, gaat u als volgt te werk om vloeistof toe te voegen:

      1. Reinig de omgeving van de doppen van de hydraulische reservoirs om te voorkomen dat er vuil in het systeem komt (Figuur 68).

      2. Verwijder de doppen van de reservoirs.

      3. Vul langzaam het reservoir met de juiste hydraulische vloeistof tot het vloeistofpeil de onderkant van de openingen in de beugels bereikt.

        Important: Om verontreiniging van het systeem te voorkomen, moet u de bovenkant van het vloeistofvat reinigen voordat u het opent. Zorg ervoor dat de tuit en de trechter schoon zijn.

        Important: De reservoirs niet te vol vullen.

      4. Plaats de doppen weer op de reservoirs.

    Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Ververs de hydraulische vloeistof en vervang de filters.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • De hydraulische vloeistof verversen.
  • Het interne hydraulische filter vervangen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Het externe hydraulische filter vervangen.
  • Inhoud:

    • Linkerzijde – 1,9 liter

    • Rechterzijde - 2,0 liter

    Type vloeistof: Toro Premium transmissie-/hydraulische tractorvloeistof, Toro Premium universele tractorvloeistof, of Mobilfluid® 424

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Plaats een opvangbak onder de hydrostatische transmissie aan de linkerzijde.

    3. Verwijder de aftapplug aan de kant van de pomp en de aftapplug aan de tandwielzijde (Figuur 69) en laat alle olie weglekken.

      g023456
    4. Verwijder de filterdop en trek het filter uit de transmissie (Figuur 70).

      g023549
    5. Monteer een nieuw filter en breng de filterdop aan.

    6. Herhaal stappen 2 tot en met 5 voor de hydrostatische transmissie aan de rechterkant.

    7. Maak de omgeving van het filter van de verdeler schoon. Dit filter bevindt zich aan de rechterkant van de machine.

    8. Plaats een opvangbak onder het filter van de verdeler (Figuur 71).

      g008748
    9. Zet het filter van de verdeler langzaam los tot vloeistof langs de pakking naar buiten stroomt.

    10. Verwijder het filter als de vloeistof langzaam gaat stromen.

    11. Smeer de pakkingafdichting van het vervangfilter met schone hydraulische vloeistof en draai de pakking handmatig vast tot ze contact maakt met het montageoppervlak.

    12. Draai het filter 3/4 slag verder.

    13. Giet schone hydraulische vloeistof in de hydraulische reservoirs tot het peil de onderkant van de kijkglaasjes in de reservoirbeugels bereikt.

      Important: Vul het hydraulische systeem niet te vol. Zie Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.

      Note: Om de vloeistof sneller in het systeem te laten stromen, kunt u de pluggen (Figuur 72) bovenop de hydrostatische transmissies verwijderen. Als er vloeistof uit de opening begint te stromen, brengt u de plug aan en gaat u door met het vullen van het reservoir tot de vloeistof het juiste peil bereikt heeft.

      Important: Zorg ervoor dat de pluggen stevig op hun plaats zitten voordat u de motor start.

      g023455
    14. Start de motor en laat hem lopen. Stel de hefcilinder in werking totdat de hefcilinder naar binnen en naar buiten schuift.

    15. Controleer of de machine naar voren en naar achteren kan rijden.

    16. Zet de motor af en controleer het vloeistofpeil in het reservoir. Vul vloeistof bij indien dit nodig is.

    17. Controleer of er koppelingen lekken, en zorg dat het hydraulische systeem naar behoren werkt; zie Hydraulische vloeistof controleren.

    18. U moet de oude vloeistof op de juiste wijze afvoeren.

    Hydraulische slangen en leidingen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De staat van de hydraulische slangen en leidingen controleren
  • Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

    Reiniging

    De machine controleren en reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De machine controleren en reinigen.
    1. Parkeer na het werk de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Spoel de machine grondig schoon met een tuinslang zonder spuitmond— zodat bij een te hoge waterdruk de afdichtingen en lagers niet worden beschadigd en verontreinigd raken.

    3. Zorg ervoor dat de koelribben en de omgeving van de luchtinlaat van de motorkoeling vrij blijven van vuil. Na reiniging moet u de machine controleren op eventuele lekken in het hydraulische systeem, beschadiging of slijtage van de hydraulische en mechanische onderdelen.

    Stalling

    De machine stallen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Reinig de machine, werktuigen en motor grondig.

    3. Controleer de bandenspanning. Pomp alle banden op tot 48 kPa (7 psi).

    4. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.

    5. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.

    6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden.

    7. Ververs de motorolie en het filter; zie Motorolie verversen.

    8. Behandel het brandstofsysteem als volgt:

      1. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).

        Vraag uw erkende Toro-distributeur om brandstofstabilizer van Toro.

        Important: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer.

        Note: Een stabilisator/conditioner werkt het best als deze met verse brandstof wordt vermengd en altijd wordt gebruikt.

      2. Laat de motor vijf minuten lopen om de brandstof met de toegevoegde stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      3. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen met behulp van een sifonpomp. Voer brandstof op de juiste manier af; recyclen volgens de lokale voorschriften.

      4. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat.

      5. Choke de motor.

      6. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start.

    9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Zie Onderhoud van het luchtfilter.

    10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af. Gebruik hiervoor weerbestendige afplakband.

    11. Controleer of de peilstok en de brandstoftankdop stevig vastzitten.

    12. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels:

      1. Haal de accuklemmen los van de accupolen.

      2. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).

      3. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.

      4. Laad de accu om de 60 dagen gedurende 24 uur langzaam op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.

        Note: Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen accu is 1,250.

      Note: Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De startmotor slaat niet aan.
    1. De parkeerrem is niet in werking is gesteld.
    2. De bedieningshendels staan niet in de vergrendelde neutraalstand.
    3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel.
    4. De accu is leeg.
    5. Er zijn loszittende of gecorrodeerde elektrische aansluitingen.
    6. Een van de zekeringen is doorgebrand.
    7. Een van de relais of zekeringen is versleten.
    1. Haal de parkeerrem aan.
    2. Zet de bedieningshendels in de vergrendelde neutraalstand.
    3. Plaats nemen op de bestuurdersstoel.
    4. Laad de accu op.
    5. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken.
    6. Vervang de doorgebrande zekering.
    7. Neem contact op met een erkende Toro-servicedealer.
    De motor start niet, start moeilijk of slaat af
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. Het oliepeil in het carter is te laag.
    3. De gashendel staat niet in de juiste stand.
    4. Er zit vuil in het brandstoffilter.
    5. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    6. Het luchtfilter is vuil.
    7. De stoelschakelaar werkt niet goed.
    8. Er zijn loszittende of gecorrodeerde elektrische aansluitingen.
    9. Een van de relais of zekeringen is versleten.
    10. De bougies zijn versleten.
    11. Een bougiekabel is niet aangesloten.
    1. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
    2. Vul het carter met olie.
    3. Controleer of de gashendel halverwege tussen Langzaam en Snel staat.
    4. Brandstoffilter vervangen.
    5. Neem contact op met een erkende Toro-servicedealer.
    6. Reinig of vervang het luchtfilterelement.
    7. Controleer de indicator voor de stoelschakelaar. Vervang indien nodig de stoelschakelaar.
    8. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. De aansluitpolen grondig reinigen met een speciaal reinigingsmiddel, speciaal smeermiddel aanbrengen en de polen weer aansluiten.
    9. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    10. De bougies afstellen of vervangen.
    11. De bougiekabels aansluiten.
    De motor verliest vermogen.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het luchtfilter is vuil.
    3. Het oliepeil in het carter is te laag.
    4. De koelribben en luchtkanalen boven de motor zijn verstopt.
    5. Er zit vuil in het brandstoffilter.
    6. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    1. De rijsnelheid verminderen.
    2. Reinig het luchtfilterelement.
    3. Vul het carter met olie.
    4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen.
    5. Brandstoffilter vervangen.
    6. Neem contact op met een erkende Toro-servicedealer.
    De motor raakt oververhit.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het oliepeil in het carter is te laag.
    3. De koelribben en luchtkanalen boven de motor zijn verstopt.
    1. De rijsnelheid verminderen.
    2. Vul het carter met olie.
    3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen.
    De machine spoort naar links of naar rechts (terwijl de bedieningshendels volledig naar voren staan).
    1. De sporing moet afgesteld worden.
    2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning.
    1. Stel de sporing af
    2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning.
    De machine drijft niet aan.
    1. Minstens een van de omloopkleppen is niet helemaal gesloten.
    2. De aandrijfriem is versleten, los of stuk.
    3. De aandrijfriem is van een poelie gelopen.
    4. De spanveer is kapot of ontbreekt.
    5. Het peil van de hydraulische vloeistof is te laag.
    6. De hydraulische vloeistof is te heet.
    1. Sluit de omloopkleppen.
    2. Riem vervangen.
    3. Riem vervangen.
    4. Veer vervangen.
    5. Hydraulische vloeistof bijvullen in de reservoirs.
    6. Laat de hydraulische vloeistof afkoelen.
    De machine trilt abnormaal.
    1. Minstens een van de bevestigingsbouten van de motor is los.
    2. De motorpoelie of spanpoelie is los.
    3. De motorpoelie is beschadigd.
    1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    2. Desbetreffende poelie vastzetten.
    3. Neem contact op met een erkende Toro-servicedealer.