Inleiding

Deze machine is vooral bedoeld voor het graven van sleuven in de grond voor het leggen van kabels en leidingen, en diverse andere toepassingen. De machine is uitsluitend bedoeld voor het werken in grond, en niet voor het zagen van hout ofandere materialen. Het gebruik van dit product voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u en voor omstanders. Maak nooit wijzigingen aan de machine of de hulpstukken of werktuigen.

Deze machine mag alleen worden bediend, onderhouden en gerepareerd door vakmensen die bekend zijn met de eigenschappen van de machine en de vereiste veiligheidsprocedures.

Deze machine kan worden ingezet bij een omgevingstemperatuur van -7°C tot 38°C. Neem contact op met een erkende servicedealer over de voorziening bij inzet onder extreme temperatuur.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te verkrijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g272571

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die ernstig of fataal lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt op algemene informatie die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Important: Als u een machine met een Toro motor voor een doorlopende periode gebruikt op een hoogte boven 1500 meter, moet u ervoor zorgen dat de set voor grote hoogte is gemonteerd zodat de motor voldoet aan de CARB-/EPA-emissierichtlijnen. De set voor grote hoogte verbetert de prestatie van de motor en voorkomt verontreiniging van de bougie, moeilijk starten en verhoogde uitstoot. Bevestig het label voor grote hoogte naast het plaatje met het serienummer op de machine zodra u de set heeft gemonteerd. Neem contact op met een erkende service dealer om de juiste set voor grote hoogte en het label voor grote hoogte voor uw machine te verkrijgen. Om een dealer in uw buurt te vinden, kunt u kijken op onze website www.Toro.com of contact opnemen met ons Toro Customer Care Departement op het nummer dat is opgegeven in de garantieverklaring voor het emissiecontrolesysteem.Verwijder de set van de motor en herstel de motor naar zijn oorspronkelijke fabrieksconfiguratie wanneer u de motor gebruikt op een hoogte onder 1500 meter. Gebruik een motor die is ingesteld voor gebruik op grote hoogte niet op lagere hoogtes, anders kan de motor oververhit raken en worden beschadigd.Als u niet zeker bent of uw machine is ingesteld voor gebruik op grote hoogte, moet u zoeken naar het volgende label.

decal127-9363

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Algemene veiligheid

Gevaar

Mogelijk lopen er in uw werkgebied onder grond leidingen van nutsbedrijven. Als u deze beschadigt, kan dat elektrische schokken of een explosie veroorzaken.

Zorg dat de ondergrondse kabels en leidingen gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ontwijk de gemarkeerde gebieden. Neem contact op met de plaatselijke markeringsdienst of het betreffende nutsbedrijf om de locatie te laten markeren (bel bijvoorbeeld in de Verenigde Staten 811 of in Australië 1100 voor de nationale markeringsdienst).

Dit product kan handen of voeten afsnijden. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen.

  • Zorg dat de ondergrondse kabels, leidingen en andere objecten gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ga op deze plaatsen niet graven.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende tanden, de afvoerschroef, of andere onderdelen.

  • Hou omstanders en huisdieren uit de buurt van de machine.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken.

  • Gebruik de machine enkel als de schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Schakel de machine uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, bijtankt of verstoppingen uit de machine verwijdert.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decalbatterysymbols
decal93-6686
decal93-7814
decal93-9084
decal100-4650
decal107-8495

Sticker 131-1097 is uitsluitend voor machines met een Toro motor.

decal131-1097
decal133-8062
decal138-7107
decal138-7154
decal139-1271

Sticker 137-3882 is enkel voor TRX-250 machines.

decal137-3882

Sticker 138-7155 is enkel voor TRX-300 machines.

decal138-7155

Sticker 161-7275 is alleen voor Model 22983HD en 22984HD.

decal161-7275
decal99-9952
decal138-7104

Sticker 138-7105 is enkel voor TRX-250 machines.

decal138-7105

Sticker 138-7106 is enkel voor TRX-300 machines.

decal138-7106

Montage

De graafarm en ketting monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Graafarm (afzonderlijk verkrijgbaar)1
Ketting (afzonderlijk verkrijgbaar) 1

Important: Er zijn diverse combinaties van graafarm en ketting verkrijgbaar. Neem contact op met uw erkende servicedealer om de beste graafarm en ketting voor uw toepassing te kiezen.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  3. Verwijder de bout, 2 speciale onderlegringen en moer waarmee de afvoerschroef is bevestigd en verwijder de afvoerschroef (Figuur 4).

    Note: Bewaar de bevestigingsmiddelen voor later hergebruik.

    g011470
  4. Verwijder de 2 bouten, moeren, en dubbele onderlegringen van de zijkant van de graafarm(Figuur 4).

  5. Maak de instelbout en contramoer los (Figuur 4).

  6. Schuif de graafarm over de arm van de aandrijfkop.

  7. Monteer de 2 bouten, moeren, en dubbele onderlegringen (verwijderd in stap 4) in de graafarm en arm van de aandrijfkop, maar zet ze nog niet vast.

  8. Als de ketting niet doorlopend verbonden is: verbind de schakels door de gaffelpen (meegeleverd met de ketting) door de schakels te drukken of hameren.

    Important: Plaats blokken onder en tussen de schakels bij het doorslaan van de pen, om buigen van de schakels te voorkomen.

  9. Zet de gaffelpen vast met de borgpen die met de ketting is meegeleverd.

  10. Plaats de graafketting over de aandrijfas van de schroef en op het kettingwiel, verzeker dat de graaftanden op de bovenkant van de graafarm naar voren wijzen.

  11. Plaats het bovenste deel van de ketting op de graafarm, trek de ketting dan om de rol aan het uiteinde van de graafarm.

  12. Schroef de instelbout in de graafarm totdat de ketting aan de onderkant van de graafarm 3,8 tot 6,3 cm speling heeft.

  13. Draai de contramoer tegen de instelbout en draai deze vast tegen de graafarm.

  14. Draai de 2 bouten en moeren van de graafarm aan met 183 tot 223 N·m.

  15. Monteer de afvoerschroef met de bout, 2 speciale onderlegringen en de moer die u eerder hebt verwijderd.

  16. Draai de bout en de moer aan met 101 N·m.

Het vloeistofpeil controleren

Controleer het peil van de motorolie en de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart. Bekijk de volgende hoofdstukken voor meer informatie:

De accu opladen

Laad de accu op; zie Accu opladen voor meer informatie.

Algemeen overzicht van de machine

g251307

Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Figuur 6) voordat u de motor start en de machine gebruikt.

Schakelbord

g251305

Storingslampje van de elektronische bedieningsmodule

Uitsluitend voor Kohler-machines

De elektronische bedieningsmodule (ECU) controleert voortdurend de werking van het EFI-systeem.

Als er een probleem of fout binnen het systeem wordt gedetecteerd, licht het storingslampje (MIL) op (Figuur 6).

Het MIL is het rode lampje dat zich in het bedieningspaneel bevindt.

Wanneer het MIL oplicht, moet u initiële foutopsporingscontroles uitvoeren.

Als deze controles het probleem niet oplossen, neem dan contact op met een erkende servicedealer voor nadere diagnose en service.

Contactschakelaar

De contactschakelaar waarmee u de motor start en uitzet, heeft drie standen: UIT, LOPEN en START. Zie Motor starten.

Gashendel

Zet de hendel naar voren om het motortoerental te verhogen en naar achteren om het motortoerental te verlagen.

Chokehendel

Uitsluitend voor Toro motoren

Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel naar voren bewegen. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk, moet u de chokehendel helemaal naar achteren bewegen.

Note: Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.

Urenteller

De urenteller geeft het aantal uren weer dat de machine in bedrijf is geweest.

Referentiebalk

Tijdens het rijden dient u de referentiebalk als handgreep en hefpunt te gebruiken om de machine te besturen. Voor een soepele, gecontroleerde bediening houdt u altijd beide handen op de referentiebalk tijdens het bedienen van de machine.

Tractiebediening

  • Om vooruit te rijden, beweegt u beide tractiehendels naar voren (Figuur 7).

    g258529
  • Om achteruit te rijden, beweegt u beide tractiehendels naar achteren (Figuur 8).

    Important: Kijk bij het achteruitrijden altijd achter u en houd uw handen op de referentiebalk.

    g258530
  • Voor een bocht naar rechts beweegt u de linker tractiehendel naar voren (Figuur 9).

    g258532
  • Voor een bocht naar links beweegt u de rechter tractiehendel naar voren (Figuur 10).

    g258531
  • Om de machine te stoppen, laat u de tractiehendels los.

Note: Hoe verder u de tractiebediening in een bepaalde richting beweegt, hoe sneller de machine in die richting gaat.

Hendel graafarm omhoog/omlaag

Om de graafarm omlaag te brengen, beweegt u de hendel langzaam naar voren (Figuur 11).

Om de graafarm omhoog te brengen, beweegt u de hendel langzaam naar achteren (Figuur 11).

g258811

Vergrendeling graafarm omhoog/omlaag

De vergrendeling blokkeert de hendel voor het heffen en dalen van de graafarm, zodat u de hendel niet naar voren kunt bewegen. Dit voorkomt dat iemand de graafarm per ongeluk laat dalen tijdens onderhoudswerkzaamheden. Vergrendel de graafarm altijd als u de machine stopt met de graafarm in de geheven stand.

Vergrendeling activeren: til de vergrendeling omhoog uit de opening in het bedieningspaneel, draai de vergrendeling naar rechts voor de hendel voor het heffen en dalen van de graafarm, en duw de vergrendeling omlaag in de vergrendelde stand (Figuur 12).

g251304

Graafhendel

Om een sleuf te graven draait u de graafhendel naar achteren en trekt u de hendel naar de referentiebalk (Figuur 13, nr. 1).

Om de graafkop in omgekeerde richting te laten draaien draait u de graafhendel naar achteren, en duwt deze dan naar links in de bovenste sleuf (Figuur 13, nr. 2).

Als u de graafhendel loslaat keert deze automatisch terug naar de neutraalstand (Figuur 13, nr. 3) zodat de ketting stopt.

g261593

Parkeerremhendel

  • Om de parkeerrem in werking te stellen: trek de remhendel naar achteren en naar boven (Figuur 14).

  • Om de parkeerrem vrij te zetten: trek de remhendel naar achteren en dan naar beneden (Figuur 14).

g251303

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Breedte86 cm
Lengte met graafarm van 70 cm210 cm
Lengte met graafarm van 91,4 cm235 cm
Lengte met graafarm van 122 cm283 cm
Hoogte117 cm
Gewicht voor model 22983, 22983G, en 22983HD501 kg
Gewicht voor model 22984en 22984HD505 kg

* Bij een graafarm en ketting van 91,4 cm is het gewicht ongeveer 27 kg hoger.

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro- distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Important: Controleer voor gebruik van de machine de vloeistofniveaus en verwijder vuil van de machine. Zorg ervoor dat het werkgebied vrij is van mensen en van vuil. U moet ook de locaties van alle elektriciteits- en gasleidingen kennen en gemarkeerd hebben.

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

  • Zorg dat de ondergrondse kabels, leidingen en andere objecten gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ga op deze plaatsen niet graven. Let op de locatie van ongemarkeerde objecten en structuren, zoals ondergrondse opslagtanks, putten en septische systemen.

  • Controleer het terrein waar u de machine gaat gebruiken.

    • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen u nodig hebt om goed en veilig te werken.

    • Verwijder al het vuil.

    • Zorg ervoor dat er zich geen omstanders in het werkgebied bevinden voordat u de machine start.

    • Zet de machine af als iemand het gebied betreedt.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidsstickers, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

    • De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

    • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt of gebieden dat degene die met de machine werkt een gecertificeerde opleiding moet volgen.

    • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.

    • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

    • Zorg dat u op de hoogte bent van de gemarkeerde plaatsen op de machine en de werktuigen waar lichaamsdelen beklemd kunnen raken; hou uw handen en voeten uit de buurt van deze plaatsen.

    • Schakel de machine uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de bestuurderspositie verlaat.

Brandstofveiligheid

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

  • Vul de houders niet in een voertuig, op een vrachtwagen of op de laadbak van een aanhanger met kunststofbekleding. Plaats vaten die u wilt vullen altijd op de grond, uit de buurt van uw voertuig.

  • Verwijder de machine uit de vrachtwagen of de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter om bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een vulpistool.

  • Houd het vulpistool voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is. Vergrendel het vulpistool niet in de open stand.

Brandstof bijvullen

Aanbevolen brandstof

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

  • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

Gebruik van stabilisator/conditioner

Gebruik stabilizer/conditioner in de machine om de brandstof langer vers te houden; volg de aanbevelingen van de fabrikant van de stabilizer op.

Important: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.

Voeg een deel van de stabilisator/conditioner toe aan de verse brandstof zoals aangegeven door de fabrikant van de stabilisator.

Brandstoftank vullen

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de graafarm neer.

  2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

  3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder deze (Figuur 15).

    g251914
  4. Vul de brandstoftank totdat het peil 6  tot 13 mm onder de onderkant van de vulbuis staat.

    Important: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet helemaal.

  5. Plaats de dop van de brandstoftank stevig terug en draai hem totdat hij op zijn plaats klikt.

  6. Neem eventueel gemorste brandstof op.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer elke dag voordat u de machine start de procedures uit in het onderdeel Telkens voor gebruik/Dagelijks in .

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

Algemene veiligheid

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende tanden, de graafketting, de afvoerschroef, of andere onderdelen.

    • Hou omstanders en huisdieren uit de buurt van de machine en vervoer nooit passagiers.

    • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming.

    • Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.

    • Stop met graven als iemand het werkgebied betreedt.

  • De machine beweegt in achteruit tijdens het graven – wees u bewust van uw omgeving terwijl u de machine gebruikt.

    • Bedien de machine alleen in gebieden waar u voldoende ruimte hebt om de machine veilig te manoeuvreren.

    • Let op obstakels die zich in uw buurt bevinden. Als u niet voldoende afstand houdt tot bomen, muren en andere barrières kan dit leiden tot letsel als de machine tijdens gebruik achteruitrijdt terwijl u niet voldoende op de omgeving let.

    • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Trek nooit hard aan de bedieningselementen voor de tractie en graafarm omhoog/omlaag, gebruik een geleidelijke beweging.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Gebruik de machine niet als u moe of ziek bent, of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Bedien de machine uitsluitend bij goed licht.

  • Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand staan en de stel de parkeerrem in werking voordat u de motor start. Start de motor alleen wanneer u op de bestuurdersstoel zit.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

  • Stop de graafketting wanneer u niet aan het graven bent.

  • Stop de machine, zet de motor uit, verwijder het sleuteltje en controleer de machine als u een voorwerp hebt geraakt. Voer de noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Laat de motor nooit lopen in een afgesloten ruimte.

  • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten. Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Laat de graafarm neer op de grond.

    • Stel de parkeerrem in werking.

    • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  • Let op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, doorgangen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt, en zorg ervoor dat u dit niet raakt.

  • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde hulpstukken en accessoires.

Veiligheid op hellingen

  • Rij heuvelopwaarts en heuvelafwaarts met de voorkant van de machine naar boven gericht.

  • Als u de graafarm omhoogbrengt op een helling, heeft dit invloed op de stabiliteit van de machine. Laat de graafarm neer als u op hellingen rijdt.

  • Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Gebruik van de machine op hellingen of oneffen terrein vereist altijd extra voorzichtigheid.

  • Stel uw eigen procedures en voorschriften op voor werken op hellingen. Als onderdeel van deze procedures moet u zeker het terrein onderzoeken om na te gaan op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Verminder uw snelheid en wees extra voorzichtig op hellingen. De toestand van de grond kan van invloed zijn op de stabiliteit van de machine.

  • Zorg dat u de machine niet moet starten of stoppen op een helling.

  • Maak geen bochten op een helling. Als u een bocht moet maken, moet u dit langzaam doen en de zware kant van de machine heuvelopwaarts gericht houden.

  • Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam te werk. Verander niet plotseling de snelheid of de rijrichting van de machine.

  • Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.

  • Let op kuilen, voren of bulten, omdat de kans bestaat dat de machine omslaat op ongelijk terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

  • Wees voorzichtig als u op een natte ondergrond werkt. Als de machine grip verliest, kan deze gaan glijden.

  • Inspecteer het terrein om er zeker van te zijn dat de grond stabiel genoeg is om de machine te ondersteunen.

  • Wees voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van:

    • Steile hellingen

    • Greppels

    • Dijken en taluds

    • Water

    De machine kan plotseling omslaan als een rupsband over de rand komt, of als de rand instort. Houd een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone aan.

  • Als de machine begint te kantelen, moet u de bedieningsorganen loslaten en van de machine wegstappen.

  • U mag geen werktuigen verwijderen of aankoppelen op een helling.

  • Parkeer de machine niet op een helling.

Motor starten

  1. Zet de gashendel halverwege tussen de standen LANGZAAM en SNEL (Figuur 16).

    g251917
  2. Doe het volgende voor Toro motoren:

    1. Zet de chokehendel in de stand AAN (Figuur 16).

      Note: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken.

    2. Draai het sleuteltje naar de stand AAN (Figuur 16). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.

    3. Zet de choke langzaam in de stand UIT (Figuur 16). Als de motor afslaat of hapert, schakel dan opnieuw de choke in totdat de motor opwarmt.

  3. Voor Kohler-motoren: draai het sleuteltje naar de stand AAN (Figuur 16). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.

  4. Zet de gashendel in de gewenste stand (Figuur 16).

    Important: De motor op volle toeren laten draaien terwijl het hydraulische systeem koud is (bijvoorbeeld als de omgevingstemperatuur rond of onder het vriespunt is) kan het hydraulische systeem beschadigen. Als u de motor start in koude weersomstandigheden, moet u deze 2 tot 5 minuten halfgas laten lopen voordat u de gashendel op SNEL zet.

    Note: Als de buitentemperatuur onder het vriespunt is, sla de machine dan in een garage op. Zo blijft de machine warmer en kan deze makkelijker starten.

Met de machine rijden

Gebruik de tractiebediening om de machine te bewegen. Hoe verder u de tractiebediening in een bepaalde richting beweegt, hoe sneller de machine in die richting gaat. Laat de tractiebediening los om de machine tot stilstand te brengen.

Voorzichtig

Bij het achteruitrijden kunt u vaste objecten raken of omstanders overrijden, wat ernstige letsels of de dood kan veroorzaken.

Kijk bij het achteruitrijden altijd achterom, kijk uit voor obstakels en omstanders, en houd uw handen op de referentiebalk.

Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. U kunt de gasinstelling echter gebruiken om met lagere snelheden te werken.

De motor afzetten

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

  2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM (Figuur 16).

  3. Als de motor zwaar belast is geweest of heet is, moet u deze nog een minuut laten draaien voordat u het contactsleuteltje op UIT draait.

    Note: De motor kan dan afkoelen voordat u hem uitzet. In een noodgeval kunt u de motor onmiddellijk afzetten.

  4. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het.

    Voorzichtig

    De kans bestaat dat een kind of ongeoefende omstander de machine probeert te bedienen en daarbij letsel oploopt.

    Verwijder altijd het contactsleuteltje wanneer u de machine achterlaat, ook al is het slechts voor een paar seconden.

Graven van een sleuf

  1. Start de motor, breng de graafarm omhoog, zet de gashendel op SNEL, en rij de machine naar de plek waar u de sleuf wilt graven.

    Important: Laat de machine enkele minuten opwarmen voordat u begint met graven.

  2. Duw de graafhendel naar de referentiebalk om de graafarm in te schakelen.

  3. Laat de graafarm en ketting langzaam in de grond zakken tot de gewenste diepte zonder de bedieningselementen voor de tractie te bewegen.

  4. Als de graafarm in de grond zit onder een hoek van 45 tot 60 graden, kunt u de machine langzaam achteruit laten rijden om de sleuf langer te maken.

    Note: Tijdens het graven van de sleuf neemt de rijsnelheid automatisch af.

  5. Als de sleuf gereed is heft u de graafarm omhoog, uit de sleuf, en stopt u de machine.

Tips voor bediening en gebruik

  • Verwijder vuil, takken en stenen uit het werkgebied voordat u de sleuf gaat graven om beschadiging van de machine te voorkomen.

  • Start het sleufgraven altijd met de laagst mogelijke rijsnelheid. Verhoog de snelheid als de omstandigheden dit toelaten. Als de ketting langzamer gaat lopen, verlaag de rijsnelheid dan zodat de ketting op de hoogste snelheid blijft lopen. Voorkom het slippen van de rupsbanden tijdens het graven van de sleuf.

  • Zet de gashendel altijd volledig open (maximaal motortoerental) bij het graven van een sleuf.

  • Rij bij het graven van de sleuf altijd achteruit.

  • Graaf de sleuf met de ketting onder een hoek van 45 tot 60° om de beste resultaten te krijgen.

  • U kunt de sleuf sneller graven als u de diepte regelt door de graafarm af en toe te verstellen.

  • Als de machine in de grond vastloopt moet u de looprichting van de ketting omkeren. Als de ketting vrij is keert u de looprichting weer om en gaat u door met het graven van de sleuf.

  • Als de gegraven sleuf schoner moet zijn dan mogelijk is met de sleuvengraver kunt u bij uw dealer een veeghulpstuk ('crumber') aanschaffen. Dit hulpstuk wordt op de graafkop gemonteerd en veegt de sleuf tijdens het graven.

  • Om betere sleuven met een diepte van minder dan 61 cm te krijgen kunt u het beste de graafarm van 61 cm gebruiken.

  • Gebruik de juiste ketting voor de betreffende grondsoort, zie onderstaande tabel:

    GrondsoortAanbevolen ketting
    ZandGrondketting (monteer extra tanden voor een hogere graafsnelheid, neem contact op met uw erkende servicedealer)
    Zanderig leem/leem/lemige kleiGrondketting
    Natte, klevende kleiGrondketting
    Harde grond: droge klei en verdichte grond Combinatieketting
    Rotsachtige grond/grindRotsketting

Na gebruik

Veiligheid na het werk

  • Parkeer de machine op een egale ondergrond, schakel de hydrauliek van de sleuvengraver uit, breng de graafarm omlaag, stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit en verwijder het sleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

  • Verwijder gras en vuil van de werktuigen, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

De machine vastmaken voor transport

Important: U mag met de machine niet werken of rijden op de openbare weg. Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

  2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  3. Bevestig de machine aan een aanhangwagen met kettingen of stroppen. Gebruik de bevestigings-/takelpunten aan de voor- en achterkant van de machine (Figuur 17 en Figuur 18). Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangers en de bevestiging van machines.

    g251915
    g251916

De machine omhoog brengen

U kunt de machine omhoogbrengen met behulp van de bevestigingspunten als hefpunten (Figuur 17 en Figuur 18).

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Haal het sleuteltje uit de contactschakelaar en maak de bougiekabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabels opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kunnen maken met de bougies.

Veiligheid bij onderhoud

  • Parkeer de machine op een egale ondergrond, schakel de hydrauliek van de sleuvengraver uit, breng de graafarm omlaag, stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit en verwijder het sleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of repareert.

  • Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Laat personeel dat niet bekend is met de instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Plaats de onderdelen op kriksteunen indien dit nodig is.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden uitvoert.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Knoei niet met de veiligheidsvoorzieningen.

  • Gebruik alleen originele reserveonderdelen van Toro.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de machine.(onmiddellijk na elke wasbeurt).
  • Luchtfilter controleren.
  • Voor Kohler-motoren – controleer het motoroliepeil.
  • Voor Toro motoren – controleer het motoroliepeil.
  • Controleer de staat van de rupsbanden en reinig ze.
  • Test de parkeerrem.
  • Controleer de toestand van de tanden en vervang tanden die versleten of beschadigd zijn.
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vast zit.
  • Na elk gebruik
  • Verwijder vuil van de machine.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • Het accuzuurpeil controleren(Uitsluitend voor reserveaccu's).
  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
  • Controleer de graafketting op overmatige slijtage en ga na de ketting de juiste spanning heeft.
  • Om de 40 bedrijfsuren
  • Smeren van het huis van de machine.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – ververs de motorolie(vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
  • Voor Toro motoren – ververs de motorolie en vervang het oliefilter(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Voor Toro motoren – controleer de bougie(s).
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Controleer de hydraulische leidingen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage en beschadigingen als gevolg van weersinvloeden of de inwerking van chemicaliën. Vervangen indien nodig.
  • Om de 150 bedrijfsuren
  • Voor Kohler motoren – controleer het buitenste luchtfilter.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – vervang het motoroliefilter(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Voor Toro motoren – controleer de klepspeling.
  • Voor Toro motoren – vervang de bougie(s).
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Hydraulisch filter vervangen.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • Controleer en smeer de wegwielen.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – vervang het buitenste luchtfilter(vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
  • Voor Kohler-motoren – controleer het binnenste luchtfilter.
  • Voor Toro motoren – vervang het luchtfilter(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Hydraulische vloeistof verversen.
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – de bougie(s) vervangen, reinigen en afstellen.
  • Om de 600 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – vervang het binnenste luchtfilter.
  • Om de 1500 bedrijfsuren
  • Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • De spanning van de rupsbanden controleren en op de juiste spanning brengen.
  • De spanning van de rupsbanden controleren en op de juiste spanning brengen.
  • Beschadigde lak bijwerken
  • Important: Voor Kohler-motoren: raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    De beschermplaat verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

      Waarschuwing

      Onder de plaat bevindt zich een roterende as die loopt als de machine ingeschakeld is. Deze as kan uw vingers, handen, loshangend haar en kleren grijpen en op die manier ernstig letsel, amputatie of de dood tot gevolg hebben.

      Zet de motor altijd af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de plaat verwijdert.

    3. Draai de 3 bouten waarmee de afdekplaat aan het frame bevestigd is één voor één los tot de plaat los is (Figuur 19).

      g258957
    4. Schuif de afdekplaat naar de rechterkant van de machine en trek deze dan over de bouten en van de machine.

    5. Om de afdekplaat te monteren voordat u de machine in gebruik neemt, schuift u de plaat op haar plaats en maakt u de 3 bouten vast die u eerder losgedraaid hebt (Figuur 19).

    Het onderste scherm verwijderen

    Note: De bevestigingen op de deksels van deze machine zijn zo ontworpen dat ze op het deksel blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle bevestigingen op de deksels een paar slagen losser zodat het deksel loszit maar nog wel bevestigd is en draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat het deksel eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de twee bouten waarmee het onderste scherm bevestigd is één voor één los tot u het scherm kunt wegnemen (Figuur 20).

      g325558
    4. Trek het scherm terug en trek het uit de machine.

    5. Om het scherm te monteren voordat u de machine in gebruik neemt, schuift u het onderste scherm zo in de machine dat het op de 4 lipjes rust en bevestigt u het met de 2 bouten die u eerder losgedraaid hebt.

      Note: Mogelijk moet u het onderste scherm omhoog tillen om ervoor te zorgen dat het op de voorste lippen rust.

      g325557

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de machine.(onmiddellijk na elke wasbeurt).
  • Type smeermiddel: Universeel smeervet.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Reinig de smeernippels met een doek.

    4. Sluit een smeerpistool aan op elke smeernippel (Figuur 22 tot Figuur 24).

    5. Pomp vet in de nippels totdat er wat vet bij de lagers naar buiten komt (ongeveer 3 maal pompen).

    6. Overtollig vet wegvegen.

    g007821
    g007822
    g007823

    Smeren van het huis van de machine

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 40 bedrijfsuren
  • Smeren van het huis van de machine.
  • Type smeermiddel: Universeel smeervet.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Maak de smeernippel op het huis van de machine schoon met een lap en zet er een vetspuit op (Figuur 25).

      g008334
    4. Pomp vet in de nippel tot het uit de vetklep naast de smeernippel komt.

    5. Overtollig vet wegvegen.

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.

    • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

    • Houd uw handen, voeten, gezicht, kleding en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.

    De motor identificeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Luchtfilter controleren.
  • Gebruik de volgende tekening om de motor die u hebt te identificeren en ga verder naar het hieronder genoemde hoofdstuk voor onderhoud (Figuur 26).

    g252303

    Onderhoud van een Kohler

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 150 bedrijfsuren
  • Voor Kohler motoren – controleer het buitenste luchtfilter.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – vervang het buitenste luchtfilter(vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
  • Voor Kohler-motoren – controleer het binnenste luchtfilter.
  • Om de 600 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – vervang het binnenste luchtfilter.
  • Note: U moet de filters vaker controleren als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden.

    Filters verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtinlaatdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 27).

    4. Maak het luchtinlaatscherm en het deksel schoon.

    5. Monteer het luchtinlaatdeksel en zet het goed vast met de sluitingen (Figuur 27).

      g012996
    6. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 28).

    7. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht.

    8. Schuif het buitenste filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 28).

      Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot.

    9. Verwijder het binnenste filter alleen als u van plan bent het filter te vervangen.

      Important: Probeer nooit het binnenste filter te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het buitenste filter beschadigd is. Vervang beide filters.

      g012997

    De filters controleren

    1. Controleer het binnenste filter. Als het vuil is, vervangt u het binnenste en het buitenste filter.

      Important: Probeer het binnenste filter niet te reinigen. Als het binnenste filter vuil is, betekent dit dat het buitenste filter beschadigd is.

    2. Inspecteer het buitenste filter op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Als het buitenste filter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u het vervangen.

      Note: Gaten in het filter zien eruit als lichte vlekken. U mag het buitenste filter niet reinigen.

    Filters monteren

    Important: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat beide luchtfilters en het deksel zijn gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen.

    1. Als u nieuwe filters plaatst, moet u elk filter controleren op transportschade.

      Note: Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt.

    2. Als u het binnenste filter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 28).

    3. Schuif het buitenste filter voorzichtig over het veiligheidsfilter (Figuur 28).

      Note: Zorg ervoor dat het buitenste filter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage.

      Important: Druk niet op het zachte midden van het filter.

    4. Monteer het luchtfilterdeksel en maak de sluitingen vast (Figuur 27).

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Voor Kohler-motoren – controleer het motoroliepeil.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – ververs de motorolie(vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – vervang het motoroliefilter(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Motorolietype

    Olie-inhoud: met vervanging van filter: 1,9 liter; zonder vervanging van filter: 1,6 liter

    Viscositeit: Zie onderstaande tabel.

    g017552

    Het motoroliepeil controleren

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    g194611

    Motorolie verversen

    1. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt.

    2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.

    3. Laat de graafarm zakken en stel de parkeerrem in werking.

    4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    5. Ververs de olie (Figuur 31).

      g261614g032754
    6. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 32).

      g194610
    7. Start de motor en rijd naar een vlak gebied.

    8. Controleer het oliepeil opnieuw.

    Het motoroliefilter vervangen

    1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen.

    2. Motoroliefilter vervangen (Figuur 33).

      Note: U kunt een ratelverlengstuk gebruiken in de opening getoond in Figuur 34 om een oliefiltersleutel aan te drijven.

      g027477
      g261616

      Note: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai het oliefilter nog ¾ slag extra vast.

    3. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Motorolietype.

    Onderhoud van de bougie(s)

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Voor Kohler-motoren – de bougie(s) vervangen, reinigen en afstellen.
  • Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie(s) monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer indien nodig nieuwe bougies.

    Type bougie: Champion® XC12YC of gelijkwaardig

    Elektrodenafstand: 0,76 mm

    De bougie(s) verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Zoek en verwijder de bougie(s) zoals wordt getoond in Figuur 35.

      g252320g027478

    De bougie(s) controleren

    Important: Bougie(s) nooit schoonmaken. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont.

    Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.

    Stel de afstand in op 0,75 mm.

    g206628

    De bougie(s) monteren

    g028109

    Onderhoud van een Toro motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 300 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – vervang het luchtfilter(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Het filter verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 38).

      g004318
    4. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht.

    5. Schuif het filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 38).

      Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot.

    Het filter controleren

    Inspecteer het filter op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Als het filter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u het vervangen.

    Note: Gaten in het filter zien eruit als lichte vlekken. U mag het filter niet reinigen.

    Het filter plaatsen

    Important: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat het luchtfilter en het luchtfilterdeksel zijn gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen.

    1. Als u een nieuwe filter monteert, moet u het filter controleren op transportschade.

      Note: Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt.

    2. Schuif het filter voorzichtig in de luchtfilterbehuizing (Figuur 39).

      Note: Zorg ervoor dat het filter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage.

      Important: Druk niet op het zachte midden van het filter.

    3. Monteer het luchtfilterdeksel en maak de sluitingen vast (Figuur 39).

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Voor Toro motoren – controleer het motoroliepeil.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – ververs de motorolie en vervang het oliefilter(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – controleer de klepspeling.
  • Motorolietype

    Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL)

    Carterinhoud: 2,4 liter met oliefilter

    Viscositeit: Zie onderstaande tabel.

    g029683

    Het motoroliepeil controleren

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    g194611

    Motorolie verversen en oliefilter vervangen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Laat de olie uit de motor lopen (Figuur 41).

      g272603g029570
    4. Motoroliefilter vervangen (Figuur 42).

      Note: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai het oliefilter nog ¾ slag extra vast.

      g027477
    5. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 43).

      g193530
    6. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.

    Onderhoud van de bougie(s)

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – controleer de bougie(s).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Voor Toro motoren – vervang de bougie(s).
  • Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is.

    Type: Champion® RN9YC of NGK® BPR6ES

    Elektrodenafstand: 0,75 mm

    De bougie(s) verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Zoek en verwijder de bougie(s) zoals wordt getoond in Figuur 33.

      g252453g027478

    De bougie(s) controleren

    Important: Bougie(s) nooit schoonmaken. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont.

    Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.

    Stel de afstand in op 0,75 mm.

    g206628

    De bougie(s) monteren

    g273509

    Onderhoud brandstofsysteem

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    Raadpleeg Brandstofveiligheid voor een volledige lijst van brandstofgerelateerde voorzorgen.

    De brandstofafsluitklep gebruiken

    Sluit de brandstofafsluitklep tijdens transport, onderhoud en opslag. Controleer of de brandstofafsluitklep geopend is voordat u de motor start.

    g252489

    Brandstof aftappen uit de brandstoftank

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de brandstofafsluitklep dicht (Figuur 47).

    4. Knijp de uiteinden van de slangklem aan de motorkant van de klep samen en schuif ze op de brandstofleiding, weg van de klep (Figuur 47).

    5. Trek de brandstofslang van de klep (Figuur 47).

    6. Open de brandstofafsluitklep en laat de benzine in een benzinevat of een opvangbak lopen.

      Note: Als u dat wilt, kunt u nu het brandstoffilter vervangen; zie Brandstoffilter vervangen.

    7. Steek de brandstofslang op de brandstofafsluitklep. Schuif de slangklem dicht tegen de klep om de brandstofslang vast te zetten.

    8. Neem eventueel gemorste brandstof op.

    Brandstoffilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren.

    Note: Noteer hoe het brandstoffilter was geplaatst om het nieuwe filter correct te kunnen plaatsen.

    Note: Neem eventueel gemorste brandstof op.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de brandstofafsluitklep dicht (Figuur 47).

    4. Brandstoffilter vervangen (Figuur 48).

      g033082
    5. Open de brandstofafsluitklep (Figuur 47).

    6. Controleer op lekkages en repareer deze indien dit nodig is.

    7. Neem eventueel gemorste brandstof op.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Veiligheid van het elektrisch systeem

    • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.

    • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

    • Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Voorkom contact met de huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u werkzaamheden verricht aan de accu.

    • Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt van de accu.

    Onderhoud van de accu

    Accuspanning: 12 V, 350 A, koude start bij -18 °C.

    Waarschuwing

    Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

    • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

    De accu verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder het zwarte rubberen kapje van de minkabel. Maak de minkabel los van de minpool (–) van de accu (Figuur 49).

      g008335
    4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool van de pluspool (rood) van de accu. Verwijder vervolgens de pluskabel (rood) van de accu (Figuur 49).

    5. Verwijder de bevestigingsplaat, de J-bouten en de borgmoeren waarmee de accu bevestigd is (Figuur 49). De accu verwijderen.

    Accu opladen

    Waarschuwing

    Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.

    Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.

    Important: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C.

    1. Verwijder de accu van de machine; raadpleeg De accu verwijderen.

    2. Laad de accu 4 tot 8 uur op bij 3 tot 4 A (Figuur 50). De accu niet te ver opladen.

      g003792
    3. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 50).

    De accu reinigen

    Note: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Haal de accu uit de machine; De accu verwijderen.

    4. Maak de volledige behuizing schoon met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout.

    5. Als de accu’s zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een accureinigingsmiddel of een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout.

    6. Spoel de accu met schoon water.

    7. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.

    8. Monteer de accu; zie Accu monteren.

    Accu monteren

    1. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de pluskabel (rood) op de pluspool (+) van de accu aan te sluiten (Figuur 49).

    2. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool van de accu.

    3. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu aan te sluiten (Figuur 49).

    4. Bevestig de accu met de balk en vleugelmoeren (Figuur 49).

    Important: Zorg ervoor dat de accukabels geen contact maken met elkaar of met scherpe randen.

    Onderhoud van een reserveaccu

    De oorspronkelijke accu heeft geen onderhoud nodig. De volgende procedures zijn voor het onderhoud van een reserveaccu.

    Gevaar

    Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden.

    • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.

    • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.

    Zuurpeil van de accu controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Het accuzuurpeil controleren(Uitsluitend voor reserveaccu's).
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Kijk aan de zijkant van de accu. Het zuurpeil moet tot aan de bovenste streep staan (Figuur 51). Het zuurpeil mag niet onder de onderste streep komen (Figuur 51).

      g000537
    4. Als het zuurpeil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water.

    Accu bijvullen met water

    U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water voordat u de machine gaat gebruiken. Het water vermengt zich dan goed met het accuzuur.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de accu van de machine; raadpleeg De accu verwijderen.

      Important: Vul de accu nooit bij met gedistilleerd water terwijl de accu nog in de machine zit. Er zou dan accuzuur op andere onderdelen kunnen komen, wat tot corrosie kan leiden.

    4. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue.

    5. Verwijder de vuldoppen van de accu (Figuur 51).

    6. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 51) op de accubehuizing bereikt.

      Important: De accu niet te vol vullen; uitgelopen accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en beschadiging van het chassis veroorzaken.

    7. Wacht na het bijvullen van de accucellen 5 tot 10 minuten. Vul indien nodig gedestilleerd water bij totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 51) op de accubehuizing bereikt.

    8. Plaats de vuldoppen op de accu.

    Zekeringen vervangen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de bout en het inspectieluik aan de rechterkant van de machine (Figuur 52).

      g259092
    4. Vervang doorgebrande zekeringen (Figuur 53).

      g259093
    5. Monteer het inspectieluik en zet het vast met de bout (Figuur 52).

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Onderhoud van de rupsbanden

    De rupsbanden reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de staat van de rupsbanden en reinig ze.
  • Controleer regelmatig de rupsbanden op overmatige slijtage en maak ze schoon. Vervang de rupsbanden als deze versleten zijn.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Gebruik een waterslang of een hogedrukreiniger om de rupsbanden te reinigen.

    Important: Wees voorzichtig wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, omdat deze stickers, de motor en het elektrische en hydraulische systeem kan beschadigen en de smering kan aantasten. Zorg ervoor dat de dop van de brandstoftank en de olievuldop/peilstok goed vastzitten om te vermijden dat er water in de motor terechtkomt. Hou water uit de buurt van elektrische items en hydraulische kleppen.

    Important: Zorg ervoor dat u de wegwielen en de aandrijfwielen grondig reinigt (Figuur 54). De wegwielen moeten vrij kunnen draaien als deze schoon zijn.

    g007832

    De spanning van de rupsbanden controleren en afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Om de spanning van de rupsbanden te controleren, plaatst u 20,4 kg op de rupsband, in het midden tussen het voorste wegwiel en het aandrijfwiel. De rupsband mag niet meer dan 0,6 cm tor 1 cm doorbuigen. Als hij te veel doorbuigt, stel dan de spanning van de rupsbanden af met behulp van de volgende procedure:

    g007833
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de contramoer van de spanbout van de rupsband en de klembouten van de spanarm los (Figuur 56).

      g007825
    4. Draai de spanbout aan met 32,5 N·m tot 40 N·m om de rupsband aan te spannen (Figuur 56).

    5. Zorg ervoor dat de rupsband niet meer dan 0,6 cm tot 1 cm doorbuigt als er een kracht van 20,4 kg op wordt uitgeoefend. Stel de torsie van de spanbout af zoals vereist.

    6. Draai de contramoer vast.

    7. Draai de klembouten vast tot 102 N·m.

    Rupsbanden vervangen

    Vervang de rupsbanden als deze versleten zijn.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Breng de betreffende zijde omhoog en ondersteun deze zodat de rupsband 7,6 cm tot 10 cm van de grond is.

    4. Neem de spanbout en de contramoer weg (Figuur 56).

    5. Draai de klembouten los (Figuur 56).

    6. Druk het voorste wegwiel zo ver mogelijk naar achteren (Figuur 57).

      g007835
    7. Begin met het verwijderen van de rupsband aan de bovenkant van het voorste wegwiel en trek de rupsband van het wiel terwijl u de rupsband vooruit draait.

      Note: Mogelijk moet u het voorste, buitenste wegwiel verwijderen. Om het te verwijderen, moet u de snapring en de dop van het midden van het wegwiel nemen (Figuur 58). Verwijder vervolgens de bout en de pakking van het midden van het wiel en trek het wiel van de machine.

      g242269
    8. Neem de rupsband van de machine als de band van het wegwiel gelopen is (Figuur 57).

    9. Beginnend bij het aandrijfwiel: plaats de nieuwe rupsband om het wiel en verzeker dat de uitsteeksels van de rupsband tussen de afstandsstukken van het wiel vallen (Figuur 57).

    10. Duw de rupsband onder en tussen de voorste en middelste wegwielen (Figuur 57).

    11. Begin onderaan het voorste wegwiel en plaats de rupsband rond het wiel door de rupsband naar achteren te draaien terwijl u de aansluitpunten in het wiel drukt.

    12. Als u het voorste, buitenste wegwiel verwijderd hebt, moet u het nu opnieuw monteren met de bout en de pakking die u eerder verwijderd hebt. Draai de bout vast met een torsie van 102 N·m en reinig, smeer en monteer vervolgens de dop en de snapring, zoals uitgelegd in het onderdeel De wegwielen controleren en smeren.

    13. Monteer de spanbout en de contramoer.

    14. Draai de spanbout aan met 32,5 N·m tot 40 N·m om de rupsband aan te spannen.

    15. Zorg ervoor dat de rupsband niet meer dan 0,6 cm tot 1 cm doorbuigt als er een kracht van 20,4 kg op wordt uitgeoefend. Stel de torsie van de spanbout af zoals vereist.

    16. Draai de contramoer vast.

    17. Draai de klembouten vast tot 102 N·m.

    18. Laat de machine neer op de grond.

    19. Herhaal de procedure om de andere rupsband te vervangen.

    De wegwielen controleren en smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 250 bedrijfsuren
  • Controleer en smeer de wegwielen.
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de rupsbanden; zie Rupsbanden vervangen.

    4. Verwijder de snapring en dop van een wegwiel (Figuur 59).

      g013416
    5. Controleer het smeervet onder de dop en rond de pakking (Figuur 59). Als er geen vet is of als het vet vuil of zanderig is, verwijder dan al het vet, vervang de pakking en breng nieuw smeervet aan.

    6. Controleer of de wegwielen soepel bewegen op het lager. Als het bevroren is, neem dan contact op met een erkende servicedealer om het wegwiel te laten vervangen.

    7. Plaats de ingevette wegwieldop op de kop van de bout (Figuur 59).

    8. Zet de wegwieldop vast met de snapring (Figuur 59).

    9. Herhaal stappen 4 tot en met 8 voor alle 12 wegwielen.

    10. Monteer de rupsbanden; zie Rupsbanden vervangen.

    Onderhouden remmen

    De parkeerrem testen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Test de parkeerrem.
    1. Schakel de parkeerrem in; zie Parkeerremhendel.

    2. Start de motor.

    3. Probeer de machine langzaam vooruit of achteruit te rijden.

    4. Als de machine beweegt, neem dan contact op met uw erkende servicedealer voor onderhoud.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Veiligheid van het hydraulische systeem

    • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

    • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

    Specificaties hydraulische vloeistof

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de hydraulische leidingen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage en beschadigingen als gevolg van weersinvloeden of de inwerking van chemicaliën. Vervangen indien nodig.
  • Om de 1500 bedrijfsuren
  • Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
  • Capaciteit hydraulische tank: 23 liter

    Gebruik slechts 1 van de volgende vloeistoffen in het hydraulische systeem:

    • Toro Premium transmissie-/hydraulische tractorvloeistof (vraag uw erkende servicedealer om meer informatie)

    • Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof (vraag uw erkende servicedealer om meer informatie)

    • Als geen van de bovenstaande Toro-vloeistoffen verkrijgbaar is, kunt u een andere Universal Tractor Hydraulic Fluid (UTHF) gebruiken, maar het mag uitsluitend gaan om een conventioneel, petroleumgebaseerd product. De specificaties moeten binnen het vermelde bereik vallen voor alle onderstaande materiaaleigenschappen en de vloeistof moet voldoen aan de vermelde industriestandaarden. Vraag uw leverancier van hydraulische vloeistof of de vloeistof voldoet aan deze specificaties.

      Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.

      Materiaaleigenschappen
      Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C: 55 tot 62
      cSt bij 100 °C: 9,1 tot 9,8
      Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 152
      Stolpunt, ASTM D97-37 tot-43 °C
      Industriestandaarden
      API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM

      Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulische systeem verkrijgbaar in 20 ml flesjes. Eén flesje is voldoende voor 15 tot 22 l hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende servicedealer, onderdeelnr. 44-2500.

    Het peil van de hydraulische vloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
  • Zie Specificaties hydraulische vloeistof.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Kijk door het glaskoepeltje aan de rechterkant van de machine. Als u geen hydraulische vloeistof in de koepel ziet, voer dan de volgende stappen uit om vloeistof bij te vullen.

      g007808
    4. Verwijder de afdekplaat; zie De beschermplaat verwijderen.

    5. Maak schoon rond de vulbuis van de hydraulische tank en verwijder de dop en het filter uit de vulbuis met een dopsleutel (Figuur 61).

      g007839
    6. Als het peil te laag is, voeg dan vloeistof toe tot u ze in het kijkglas kunt zien.

    7. Monteer de dop en het filter op de vulbuis en draai de bout bovenaan vast tot 13 à 15,5 N·m.

    8. Monteer de afdekplaat; zie De beschermplaat verwijderen.

    Hydraulisch filter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Hydraulisch filter vervangen.
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de afdekplaat; zie De beschermplaat verwijderen.

    4. Verwijder het oude filter en gooi het weg (Figuur 62).

      g007839
    5. Monteer het vervangfilter en de vuldop (Figuur 62) en draai de bout bovenaan vast tot 13 à 15,5 N·m.

    6. Neem gemorste vloeistof op.

    7. Plaats de bovenste dop.

    Hydraulische vloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Hydraulische vloeistof verversen.
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Laat de machine volledig afkoelen.

    4. Breng de machine omhoog en plaats deze op assteunen die geschikt zijn voor de machine.

    5. Verwijder de afdekplaat; zie De beschermplaat verwijderen.

    6. Verwijder het onderste scherm; zie Het onderste scherm verwijderen.

    7. Verwijder de vuldop en het filter van de hydraulische tank (Figuur 62).

    8. Plaats een opvangbak met een inhoud van minstens 37,8 liter onder de aftapplug.

    9. Verwijder de aftapplug en laat de hydraulische vloeistof in de opvangbak lopen (Figuur 63).

      g325556
    10. Als dit klaar is, plaatst u de aftapplug terug.

      Note: Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    11. Vul de hydraulische tank met hydraulische vloeistof; zie Specificaties hydraulische vloeistof.

    12. Monteer het hydraulische filter en de vuldop (Figuur 62) en draai de bout bovenaan vast tot 13 à 15,5 N·m.

    13. Start de motor en laat deze een paar minuten lopen.

    14. Zet de motor af.

    15. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof, indien nodig bijvullen. Raadpleeg Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.

    16. Neem gemorste vloeistof op.

    17. Plaats de bovenste kap en het onderste scherm.

    18. Laat de machine neer.

    Onderhoud van de sleuvengraver

    Vervangen van de graaftanden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de toestand van de tanden en vervang tanden die versleten of beschadigd zijn.
  • De tanden slijten snel en u moet ze regelmatig vervangen.

    Om een tand te vervangen: verwijder de bouten waarmee de tand bevestigd is en monteer een nieuwe tand op dezelfde plaats. Haal de bouten van de tanden aan met 37 tot 45 N·m.

    Controleren en afstellen van de graafketting en graafarm

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Controleer de graafketting op overmatige slijtage en ga na de ketting de juiste spanning heeft.
    • Controleer elke schakel van de ketting op overmatige slijtage, zoals schakels waarop geen tand gemonteerd kan worden.

    • Controleer de onderkant van de graafarm op slijtage.

    • Met de graafarm van de sleuvengraver parallel aan de grond moet er 3,8 tot 6,3 cm ruimte zijn tussen de onderkant van de graafarm en de bovenkant van de ketting, aan de onderkant van de arm. Stel de kettingspanning indien nodig bij.

      Important: Span de ketting niet te veel aan. Een te hoge kettingspanning kan leiden tot schade aan de aandrijving.

    Volg de onderstaande procedure bij het vervangen van een versleten ketting, omkeren/vervangen van een versleten graafarm, of het instellen van de kettingspanning:

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Doe het volgende als u de ketting vervangt of de graafarm omkeert of vervangt:

      1. Verwijder de 2 bouten en moeren waarmee de graafarm aan de arm van de machine is bevestigd (Figuur 63).

        g287009
      2. Maak de contramoer van de instelbout in de graafarm los.

      3. Draai de instelbout los totdat u de ketting van de graafarm kunt nemen.

      4. Neem de ketting van de kettingwielaandrijving.

      5. Als de ketting vervangen moet worden: verwijder de bout en moer van de afvoerschroef, verwijder de afvoerschroef en ketting.

      6. Verwijder de graafarm, keer deze om zodat de voormalige onderkant nu boven zit (als de graafarm al een keer omgekeerd is, vervang deze dan), en monteer de graafarm weer.

      7. Vervang de moeren, bouten, en ringen van de graafarm.

      8. Als u een nieuwe ketting monteert, verbindt u de schakels door de met de ketting meegeleverde gaffelpen door de schakels te drukken of te slaan. Borg de gaffelpen dan met de borgpen die met de ketting is meegeleverd.

        Important: Plaats blokken onder en tussen de schakels bij het doorslaan van de pen, om buigen van de schakels te voorkomen.

      9. Plaats de ketting over de kettingwielaandrijving en voorrol.

      10. Indien de afvoerschroef gedemonteerd was: monteer deze met de eerder verwijderde bout en moer. Draai de bout en de moer aan met 102 N∙m.

      11. Ga naar stap 6 voor het afronden van de instelling.

    4. Maak de 2 bouten en moeren los waarmee de graafarm aan de arm van de machine is bevestigd.

    5. Maak de contramoer van de instelbout los.

    6. Draai de instelbout naar binnen of naar buiten om de gewenste spanning te bereiken.

    7. Draai de contramoer vast.

    8. Draai de 2 bouten en moeren van de graafarm aan met 183 tot 223 N·m.

    Vervangen van de kettingwielaandrijving

    Na verloop van tijd zal de kettingwielaandrijving slijten, vooral bij gebruik in zand of klei. In dat geval zal de graafketting beginnen slippen. Als de ketting slipt, vervang de kettingwielaandrijving dan als volgt:

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de sleuvengraver een paar centimeter boven de grond.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Verwijder de afvoerschroef (Figuur 65).

      g007842
    5. Maak de 2 bouten en moeren los waarmee de graafarm aan de arm van de machine is bevestigd.

    6. Maak de contramoer van de instelbout in de graafarm los.

    7. Draai de instelbout los totdat u de ketting van de graafarm kunt nemen.

    8. Neem de ketting van de kettingwielaandrijving.

    9. Verwijder de zes bouten waarmee het kettingwiel gemonteerd is (Figuur 65).

    10. Verwijder de kettingwielaandrijving en gooi deze weg (Figuur 65).

    11. Reinig het montagevlak van de kettingwielaandrijving op de sleuvengraver (Figuur 65).

    12. Schuif de nieuwe kettingwielaandrijving op de as (Figuur 65).

      Important: De pijl op het oppervlak van de kettingwielaandrijving moet zichtbaar zijn van de rechterkant van de sleuf, en moet in de richting van de klok wijzen, zo niet, draai de kettingwielaandrijving dan om.

    13. Draai de zes bouten van de kettingwielaandrijving handvast (Figuur 65).

    14. Draai de bouten langzaam vast, ga hierbij steeds rond de kettingwielaandrijving totdat alle bouten zijn aangetrokken met 129 tot 155 N·m.

      Important: Trek alle bouten eerst half aan, ga alle zes bouten af, ga dan nogmaals langs de bouten en trek ze volledig aan.

    15. Plaats de graafketting over de aandrijfas van de schroef en op de kettingwielaandrijving, verzeker dat de graaftanden naar voren wijzen op de bovenkant van de graafarm.

    16. Plaats het bovenste deel van de ketting op de graafarm, trek de ketting dan om de rol aan het uiteinde van de graafarm.

    17. Schroef de instelbout in de graafarm totdat de ketting aan de onderkant van de graafarm 3,8 tot 6,3 cm speling heeft.

    18. Draai de contramoer tegen de instelbout en draai deze vast tegen de graafarm.

    19. Draai de 2 bouten en moeren van de graafarm aan met 183 tot 223 N∙m.

    20. Monteer de afvoerschroef met de bout en moer die u eerder hebt verwijderd.

      Note: Draai de bout en de moer aan met 102 N∙m.

    Reiniging

    Vuil van de machine verwijderen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na elk gebruik
  • Verwijder vuil van de machine.
  • Important: Wees voorzichtig wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, omdat deze stickers, de motor en het elektrische en hydraulische systeem kan beschadigen en de smering kan aantasten. Zorg ervoor dat de dop van de brandstoftank en de olievuldop/peilstok goed vastzitten om te vermijden dat er water in de motor terechtkomt. Hou water uit de buurt van elektrische items en hydraulische kleppen.

    Important: Als u de motor gebruikt met een verstopt grasscherm, vuile of verstopte koelribben en/of verwijderde koelschermen, zal dit leiden tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien van toepassing) en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    3. Veeg het vuil van het luchtfilter.

    4. Gebruik een borstel of een blazer om opgehoopt vuil op de motor en de geluiddemper te verwijderen.

      Important: U kunt vuil beter eruit blazen dan eruit wassen. Als u toch water gebruikt, zorg er dan voor dat er geen water in de buurt van het elektrische en het hydraulische systeem komt. Gebruik geen hogedrukreiniger op de motor.

    5. Verwijder vuil van de oliekoeler.

    Stalling

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de graafarm neer.

    2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    3. Verwijder vuil en roet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de hydraulische pompen en de accu.

    4. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud motor.

    5. Smeer het voertuig; zie Smering.

    6. Ververs de olie in het carter; zie Onderhoud motor.

    7. Verwijder de bougie en controleer de toestand ervan; zie Onderhoud motor.

    8. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet ze als volgt worden voorbereid op stalling:

      1. Voeg een stabilizer/conditioner toe aan de verse brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de brandstofstabilisator op. Gebruik nooit stabilisator op alcoholbasis (ethanol of methanol).

      2. Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilisator/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      3. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen met behulp van een sifonpomp.

      4. Start de motor en laat deze lopen tot hij afslaat.

      5. Schakel de choke in.

      6. Start de motor opnieuw totdat deze niet meer start.

      7. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Recycle volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

      Important: Bewaar brandstof die stabilisator/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilisator.

    9. Nadat de bougie uit de motor is verwijderd, giet u 2 eetlepels motorolie in de bougie-opening.

    10. Stop een doek in de bougie-opening om verstuivende olie op te vangen en gebruik vervolgens de startmotor of de handstart om de motor te laten draaien en de olie over de cilinderwand te verspreiden.

    11. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de bougie.

    12. Laad de accu op; zie Accu opladen.

    13. Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning; zie De spanning van de rupsbanden controleren en afstellen.

    14. Controleer de spanning van de graafketting en breng deze op de juiste spanning; zie Controleren en afstellen van de graafketting en graafarm .

    15. Controleer alle bevestigingen en zet ze vast. Repareer of vervang beschadigde onderdelen.

    16. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende servicedealer.

    17. Sla de machine in een schone, droge garage of opslagruimte op. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar het op een logische plaats.

    18. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De startmotor slaat niet aan.
    1. Accu is leeg.
    2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los.
    3. Relais of schakelaar is beschadigd.
    1. Accu opladen of vervangen.
    2. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor start niet, start moeilijk of slaat af.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. De brandstofafsluitklep is gesloten.
    3. De bedieningsorganen staan niet in neutraal.
    4. De choke staat niet op Aan.
    5. Het luchtfilter is vuil.
    6. De bougiekabel zit los of is niet aangesloten.
    7. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    8. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    1. Brandstoftank met verse brandstof vullen.
    2. Open de brandstofafsluitklep.
    3. Zet de bedieningsorganen op neutraal.
    4. Chokehendel helemaal naar voren zetten.
    5. De luchtfilterelementen reinigen of vervangen.
    6. De bougiekabel op de bougie monteren.
    7. Nieuwe bougie met een correct afgestelde elektrodenafstand plaatsen.
    8. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor verliest vermogen.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het luchtfilter is vuil.
    3. Het oliepeil in het carter is te laag.
    4. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt.
    5. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    6. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    1. De rijsnelheid verminderen.
    2. De luchtfilterelementen reinigen of vervangen.
    3. De olie in het carter controleren en bijvullen.
    4. Obstructies verwijderen van de koelribben en luchtkanalen.
    5. Nieuwe bougie met een correct afgestelde elektrodenafstand plaatsen.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor raakt oververhit.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het oliepeil in het carter is te laag.
    3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt.
    1. De rijsnelheid verminderen.
    2. De olie in het carter controleren en bijvullen.
    3. Obstructies verwijderen van de koelribben en luchtkanalen.
    De machine trilt abnormaal.
    1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    De machine drijft niet aan.
    1. De parkeerrem is in werking gesteld.
    2. Het peil van de hydraulische vloeistof is te laag.
    3. De sleepkleppen zijn open.
    4. Het hydraulische systeem is beschadigd.
    1. Zet de parkeerrem vrij.
    2. Hydraulische vloeistof controleren en bijvullen.
    3. Sleepkleppen sluiten.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De ketting loopt niet.
    1. Er is zand of vervuiling opgebouwd onderin de kettingwielaandrijving.
    2. De spanning van de graafketting is te hoog.
    3. Het lager aan het uiteinde van de graafarm is defect.
    4. Het aandrijfsysteem van de sleuvengraver is beschadigd.
    5. Het hydraulische systeem is verstopt, vervuild of beschadigd.
    1. Laat de ketting achteruit lopen en verlaag de kettingspanning dan.
    2. Stel de kettingspanning in.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De sleuvengraver graaft niet snel genoeg.
    1. De graaftanden zijn versleten.
    2. De gebruikte ketting is niet geschikt voor de grond.
    3. Het hydraulische systeem is oververhit.
    4. Het hydraulische systeem is verstopt, vervuild of beschadigd.
    1. Vervang de graaftanden.
    2. Controleer de grondsoort en verwissel de ketting indien nodig.
    3. Schakel het systeem uit en laat het afkoelen.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    Het storingslampje (MIL) gaat branden (uitsluitend voor Kohler-machines).
    1. De motor is te heet.
    2. Er zit oude brandstof in de brandstoftank.
    3. De brandstofafsluitklep is niet volledig open.
    4. Het luchtfilter is vuil.
    5. De accu is niet opgeladen.
    6. Er worden foute brandstoffilters gebruikt of de brandstoffilters zijn vuil.
    7. De aansluitingen naar de sensoren van de elektronische bedieningsmodule (ECU) en de brandstofinjectors zijn niet goed bevestigd.
    8. Er is een lage spanning van de accu.
    9. Doorgebrande zekering.
    1. Zet de motor af en laat hem afkoelen.
    2. Gebruik nieuwe brandstof.
    3. Open de brandstofafsluitklep.
    4. Zorg ervoor dat het luchtfilter en het primaire filter schoon zijn. Onderdelen indien nodig vervangen.
    5. Accu opladen of vervangen.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    7. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    8. Zorg dat de accu volledig opgeladen is .
    9. Controleer en vervang doorgebrande zekeringen.