Greensmaster ® Flex 1018 and 1021 Greensmower

Uitsluitingen en informatie m.b.t. regelgeving
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, over de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, en over onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.
Als u deze machine gebruikt op een hoogte boven 1500 meter boven de zeespiegel, moet u de sproeier voor grote hoogte aanschaffen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw Honda motor.
 
CALIFORNIË
 
Proposition 65 Waarschuwing
 
De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
 
Gebruik van dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of schade aan de voortplantingsorganen veroorzaakt.
 
­Opslag

 
 
 
Inleiding
 

Bedoeld gebruik

Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Hulp zoeken

Graphic
G406957
Bezoek www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Wanneer u service, originele Toro onderdelen of bijkomende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of Toro de klantendienst. Zorg ervoor dat u het model- en serienummer bij de hand hebt: deze nummers bevinden zich op het plaatje met het serienummer op uw product . U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Belangrijk  
U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
 
Modelnummer:
Serienummer:

Handleidingconventies

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool, dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Graphic
G405934
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

 
 
 
Veiligheid
 

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Image te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Image
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.
Sticker onderdeel: 120-9570
Graphic
s_decal120-9570
  1.  Waarschuwing – Blijf op afstand van bewegende delen, zorg dat alle beschermende delen op hun plaats zijn.
Sticker onderdeel: 130-8322
Graphic
s_decal130-8322
  1.  Gebruik enkel brandstof met een alcoholgehalte van minder dan 10% per volume.
  2.  Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over brandstof.
  3.  Gebruik geen brandstof met een alcoholgehalte van meer dan 10% per volume.
Sticker onderdeel: 133-8062
Graphic
s_decal133-8062
Sticker onderdeel: 138-1589
Graphic
s_decal138-1589
  1.  Schakel de messenkooien in.
  2.  Schakel de messenkooien uit.
Sticker onderdeel: 138-1644
Graphic
s_decal138-1644
  1.  Draai de hendel om in te schakelen.
  2.  Met de machine in de neutraalstand, draai de hendel om uit te schakelen.
  3.   Transmissiebediening
Sticker onderdeel: 138-2138
Graphic
s_decal138-2138
  1.  Giftige damp of toxische gassen, verstikkingsgevaar – Laat de motor niet lopen in een afgesloten ruimte.
  2.  Ontploffingsgevaar – Zet de motor af voordat u brandstof tankt; doe dit niet terwijl u rookt, noch in de nabijheid van vuur of open vuur.
  3.  Waarschuwing – Stop de motor en sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine verlaat.
  4.  Waarschuwing – Koppel de bougiekabel af voordat u onderhoud uitvoert.
  5.  Gevaar, heet oppervlak – Raak het hete oppervlak niet aan.
  6.  Let op – Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het vullen van de brandstoftank.
Sticker onderdeel: 138-5532
Graphic
s_decal138-5532
  1. Naar boven trekken om de rem vrij te zetten.
  2. Naar beneden trekken om de rem in werking te stellen.
  3. Parkeerrem – vergrendeld
  4. Parkeerrem – ontgrendeld
  5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding.
  6. Waarschuwing – Gebruik deze machine uitsluitend als u hiervoor instructie hebt ontvangen.
  7. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming.
  8. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand.
  9. Waarschuwing – Blijf op afstand van bewegende delen; zorg dat alle beschermende delen op hun plaats zijn.
  10. U mag de machine nooit slepen.
Sticker onderdeel: 138-5533
Graphic
s_decal138-5533
  1.  Tractiebediening – Duw de tractiebediening naar beneden en trek deze dan naar de handgreep.
Sticker onderdeel: 138-5534
Graphic
s_decal138-5534
  1.  Langzaam
  2.  Snel

 
 
 
Configuratie
 

De maai-eenheid afstellen en monteren

Vereiste onderdelen
1
Maai-eenheid (afzonderlijk bestellen; neem contact op met uw erkende Toro dealer)
1
Zeskantige buis
1
Veer
1
Kraag
  1. Stel de maai-eenheid af volgens uw gewenste instellingen; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid.
  2. Graphic
    G404684
  3. Monteer de veer , kraag en zeskantige buis op de koppelas van de transmissiekoppeling.
  4. De maai-eenheid monteren op de machine.

De transportwielen monteren

Er is een optionele set transportwielen (model 04123), u kunt deze bij uw Toro dealer bestellen.
  1. Zorg dat de bandenspanning 0,83 tot 1,03 bar bedraagt.
  2. Zet de kickstandaard in de Onderhoudsstand van de transportwielen.
  3. Graphic
    G406965
  4. Schuif een wiel op een as .
  5. Draai de borging van het wiel weg van het midden van het wiel zodat het wiel verder op de as kan schuiven.
  6. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het wiel helemaal op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.
  7. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
  8. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

De grasmand monteren

Vereiste onderdelen
1
Grasmand
Belangrijk  
Graphic
G404688
Indien u de grasmand laat vallen, moet u de contactpunten van de bevestigingsarm aan de onderrand van de mand controleren op schade. Zet de contactpunten recht voor dat u de grasmand opnieuw gaat gebruiken.
Als u de grasmand gebruikt met gebogen contactpunten aan de bevestigingsarm, kan dat ertoe leiden dat de grasmand de maai-eenheid raakt. Dit gaat gepaard met storend lawaai en/of beschadiging van de grasmand en de maai-eenheid.
 
  1. Neem de grasmand vast bij de handgreep.
  2. Leid de rand van de grasmand tussen de zijplaten van de maai-eenheid en over de voorste rol.
  3. Graphic
    G404689
  4. Monteer de grasmandhaken over de framebeugel .

Het motortoerental afstellen

Alleen voor CE en UKCA landen
1
CE/UKCA-sticker
Als u uw machine gebruikt in een land dat de CE/UKCA-normen naleeft, moet u voldoen aan de geluidsvoorschriften door de volgende stappen uit te voeren:
  1. Stel het hoog stationair motortoerental als volgt af:
    • 1018 machines: 3.000 tpm
    • 1021 en 1026 machines: 3.150 tpm
  2. Graphic
    G420687
  3. Breng de CE/UKCA-sticker aan onder het plaatje met het serienummer .

De vergrendelingsbout voor de hoogteverstelling van de handgreep afstellen

Indien de hoogteverstelling van de handgreep niet parallel is met de bovenste houderbuis, moet u de volgende stappen uitvoeren om de bout af te stellen:
    Graphic
    G440770
  1. Draai de moer op de vergrendelingsbout los zodat de kop van de bout vrij kan bewegen tot net voorbij de draaiaanslag .
    Opmerking: U kunt druk uitoefenen op de veer van de hoogteverstelling van de handgreep om spanning op de bout te verminderen.
  2. Graphic
    G440771
  3. Draai de bout rechtsom of linksom om de hoek van de hoogteverstelling van de handgreep naar binnen of naar buiten af te stellen. De hoogteverstelling van de handgreep dient parallel te zijn met het gelaste onderdeel van de bovenste houderbuis .
  4. Draai de moer op de vergrendelingsbout vast, zodat de nieuwe positie van de bout tegen de draaiaanslag is geborgd.

Instellen van de positie van de tractietrommel

Deze machine heeft een standaard frame dat voor meerdere modellen wordt gebruikt. Het frame heeft instellingen voor de Lage en Hoge standen. Gebruik de Hoge positie niet met dit model machine, dat zou leiden tot slechte maaiprestaties.
Graphic
G404691

 
 
 
Product Overview
 

Graphic
G406963
  1.  Grasmand
  2.  Kickstandaard
  3.  Handgreep
  4.  Brandstoftank
  5.  As van transportwiel
  6.  Maai-eenheid
Bedieningsorganen
Graphic
G406959
  1. Koppelingsstang
  2. Hendel van maaiaandrijving
  3. Vergrendeling parkeerrem
  4. Hendel van bedrijfsrem
  5. Gashendel
  6. Urenteller
  7. Hefbeugel
  8. Aan-/Uit-schakelaar
Koppelingsstang
Gebruik de koppelingsstang om de tractieaandrijving in of uit te schakelen.
  • De tractieaandrijving inschakelen : trek de stang omhoog en houd de stang tegen de handgreep.
  • De tractieaandrijving uitschakelen : laat de stang los.
Graphic
G404693
Regeling van het messenkooitoerental
Graphic
G404695
Gebruik de knop voor het messenkooitoerental om het messenkooitoerental in te stellen.
  • Hoog messenkooitoerental: verdraai de knop zo dat de “H? op de knop wijst naar de voorkant van de machine.
  • Laag messenkooitoerental: verdraai de knop zo dat de “L? op de knop wijst naar de voorkant van de machine.
Gashendel
Graphic
G404697
  • Het motortoerental verlagen : draai de hendel naar boven.
  • Het motortoerental verhogen : draai de hendel naar beneden.
Aan-/Uit-schakelaar
Graphic
G404698
  • De motor starten: duw het bovenste gedeelte van de schakelaar naar beneden.
  • De motor uitzetten: duw het onderste gedeelte van de schakelaar naar beneden.
Hendel van bedrijfsrem
Graphic
G404699
Trek de hendel van bedrijfsrem naar de handgreep om de machine te stoppen of langzamer te laten rijden.
Vergrendeling parkeerrem
Graphic
G404700
  • Schakel de parkeerrem in : draai de vergrendeling van de parkeerrem hendel naar u toe terwijl de bedrijfsrem is ingeschakeld.
  • De parkeerrem uitschakelen: trek de hendel van de bedrijfsrem naar de handgreep.
Hendel van maai-aandrijving
Graphic
G404701
Gebruik de hendel van de maai-aandrijving om de maai-eenheid in of uit te schakelen terwijl de koppelingsstang ingeschakeld is.
  • De maai-eenheid inschakelen : Zet de hendel naar beneden.
  • De maai-eenheid uitschakelen : Zet de hendel naar boven.
Urenteller
De urenteller geeft het totaal aantal draaiuren van de motor aan om het onderhoud goed te plannen.
Afstelmechanisme voor de hoogte van de handgreep
Graphic
G404702
Trek aan het afstelmechanisme voor de hoogte van de handgreep en verstel de hoogte van de handgreep naar boven of naar beneden om een comfortabele stand voor het werk te bereiken.
Motorbediening
Graphic
G404703
  1. Chokehendel
  2. Brandstofklep
  3. Handgreep van startkoord
Chokehendel
Graphic
G404704
  1.  
  2.  
Brandstofafsluitklep
Sluit de brandstofafsluitklep als u de machine enkele dagen niet gaat gebruiken, voor het transport naar en van het werkterrein, en wanneer u de machine binnen gaat parkeren.
Graphic
G404705
  1.  Gesloten
  2.  Open
Handgreep van startkoord
Trek aan de handgreep van het startkoord om de motor te starten.
Kickstandaard
Gebruik de kickstandaard wanneer u de transportwielen of de maai-eenheid monteert of verwijdert.
Graphic
G406964
Opgelet
De machine is zwaar en kan rugklachten veroorzaken als deze niet op de juiste manier wordt opgetild.
Zet uw gewicht op de kickstandaard en gebruik alleen de hefbeugel om de machine hoger te zetten. Als u de eenheid op een andere manier op de kickstandaard probeert te tillen, kan dat letsel veroorzaken.
 
  • Onderhoudsstand transportwielen :
    Om de kickstandaard te gebruiken wanneer u de transportwielen gaat monteren, zet u uw voet op de kickstandaard terwijl u de hefbeugel naar boven en naar achteren trekt .
  • Opslag stand :
    1. Hou uw voet op de kickstandaard terwijl u de tractietrommel omlaagbrengt naar de grond.
    2. Verwijder uw voet van de kickstandaard en geef de kickstandaard de ruimte om terug te trekken naar de Opslagstand .
  • Onderhoudsstand maai-eenheid :
    Om te voorkomen dat de machine achteroverkantelt bij het verwijderen van de maai-eenheid, moet u de kickstandaard laten zakken en de veerpen naar buiten duwen zodat deze de kickstandaard in de gewenste positie houdt.
Graphic
G404706
  1.  Kick-standaard – Onderhoudsstand maai-eenheid
  2.  Veerpen
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
 
Model 04850
Model 04860
Breedte
84 cm
91 cm
Leeggewicht*
84 kg
86 kg
Maaibreedte
46 cm
53 cm
Maaihoogte
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid.
Sluiting
Afhankelijk van het messenkooitoerental en de stand van de aandrijfpoelie van de messenkooi.
Motortoerental
Laag stationair: 1.900 Â± 100 tpm; Hoog stationair: 3.450 Â± 100 tpm
Maaisnelheid
3,2 km/u tot 5,6 km/u
Transportsnelheid
8,5 km/uur
*Enkel de tractie-eenheid. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor het gewicht van elke maai-eenheid.

Werktuigen/accessoires

Een selectie vanToro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden.Neem contact op met uw erkende servicedealer of een erkendeToro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd origineleToro onderdelen en accessoires aanschaffen.

 
 
 
Gebruik
 

Vóór gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk
Algemene veiligheid
  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de opleiding van alle bestuurders en monteurs.
  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
  • Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine snel kunt stoppen en uitschakelen.
  • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en beveiligingsmiddelen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.
  • Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die de machine zou kunnen uitwerpen.
Veilig omgaan met brandstof
  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
  • Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld.
  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst. Voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
  • Vul de houders niet in een voertuig, op een vrachtwagen of op de laadbak van een aanhanger met kunststofbekleding. Zet houders altijd op de grond, uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
  • Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een brandstofpistool.
  • Houd het vulpistool voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is.
Dagelijks onderhoud uitvoeren
Voer elke dag voordat u de machine start de procedures ‘Telkens voor gebruik/Dagelijks’ in het onderhoudsschema uit.
Brandstof
Brandstofspecificaties
Capaciteit
2,0 l
Band
Loodvrije benzine
Minimaal octaangetal
87 (VS) of 91 (researchoctaangetal; buiten de VS)
Ethanol
Niet meer dan 10% van het volume
Methanol
Geen
MTBE (methyl-tertiair-butylether)
Niet meer dan 15% van het volume
Olie
Niet toevoegen aan de brandstof
Gebruik uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud) van een gerespecteerde bron.
Belangrijk  
Om startproblemen te verminderen, moet u stabilizer/conditioner toevoegen aan de verse brandstof volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilizer/conditioner.
 
Brandstoftank vullen
    Graphic
    G404710
  1. Reinig de omgeving van de tankdop en neem de dop van de tank.
  2. Graphic
    G404711
  3. Vul de brandstoftank met de aanbevolen brandstof tot deze vol is (d.w.z. tot de onderkant van de meetschaal ).
    Belangrijk  
    Vul de tank niet hoger dan dit peil.
     
  4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste brandstof weg.
De maaisnelheid afstellen
  1. Bepaal de geschikte maaisnelheid met de onderstaande tabel:
    Maaisnelheid
    Messenkooitoerental
    Poeliestand
    Maai-eenheid
    8 messen
    11 messen
    14 messen
    Laag
    Laag
    7,3 mm
    5,3 mm
    4,2 mm
    Laag
    Hoog
    6,1 mm
    4,4 mm
    3,5 mm
    Hoog
    Laag
    5,9 mm
    4,3 mm
    3,4 mm
    Hoog
    Hoog
    5,0 mm
    3,6 mm
    2,8 mm
  2. Zet het messenkooitoerental op Hoog of Laag, naar behoefte.
  3. Zet de poelie van de messenkooi van de maai-eenheid in de stand Hoog of Laag, naar behoefte, zie de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid.

Tijdens het gebruik

Veiligheid tijdens het werk
Algemene veiligheid
  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
  • Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
  • Voordat u de machine start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.
  • Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden. Als er collega’s aanwezig moeten zijn, moet u voorzichtig zijn en controleren of de grasmand op de machine gemonteerd is.
  • Bedien de machine uitsluitend als de zichtbaarheid goed is zodat u putten en verborgen gevaren kunt vermijden.
  • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
  • Wees voorzichtig bij het maaien van nat gras. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.
  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheid.
  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
  • Stop de maai-eenheid altijd wanneer u niet daadwerkelijk maait.
  • Schakel de aandrijving van de maai-eenheid uit en zet de machine uit voordat u de maaihoogte afstelt.
  • Laat nooit een motor lopen in een ruimte waar uitlaatgassen niet weg kunnen.
  • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.
  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat::
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheid/maai-eenheden uit.
    • Stel de parkeerrem in werking.
    • Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje (indien aanwezig).
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  • Schakel de machine uit voordat u de mand leegmaakt.
  • Raak de motor, de geluiddemper of de uitlaatpijp niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.
  • In de volgende gevallen moet u de machine en de aandrijving van de maai-eenheid uitschakelen:
    • Voordat u brandstof bijvult
    • Voordat u verstoppingen verwijdert
    • Vóór verwijdering van de grasvanger
    • Voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht
    • Als u een voorwerp hebt geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer start en gebruikt
    • Voordat u de bestuurderspositie verlaat
  • Gebruik alleen accessoires en hulpstukken die goedgekeurd zijn door The Toro® Company.
De machine veilig gebruiken op hellingen
  • Het werken op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken:
    • Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.
    • Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling.
  • Maai met de helling mee, maai nooit een helling op en af. Maai niet op al te steile of natte hellingen. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.
  • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik handgereedschap om op deze plaatsen te werken.
  • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.
  • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijving tractie verliest, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen. De machine kan gaan schuiven zelfs wanneer u de aandrijving uitschakelt.
  • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
  • Als u de controle over de machine verliest, moet u wegstappen van de richting waarin de machine rijdt.
  • Hou de machine altijd in versnelling bij het naar beneden rijden op een helling. Laat de motor niet in vrijloop als u naar beneden rijdt (alleen van toepassing voor eenheden met tandwielaandrijving).
De motor starten
Opmerking: Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten op de bougie.
  1. Zorg ervoor dat de tractiehendel in Neutraal staat.
  2. Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep open is
  3. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
  4. Gebruik de gashendel om het motortoerental te verhogen.
  5. Zet de chokehendel halverwege tussen Choke en Lopen als u een koude motor start.
    Opmerking: Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.
  6. Trek de handgreep van de terugloopstarter naar buiten totdat deze vastgrijpt, trek vervolgens krachtig hieraan om de motor te starten.
    Belangrijk  
    Trek het startkoord niet tot het eind naar buiten en laat de handgreep van de starter niet los als u het koord naar buiten trekt; de kans bestaat dat het koord breekt of dat het terugloopmechanisme schade oploopt.
     
  7. Zet de chokehendel op Lopen als de motor warm wordt.
Maaien - algemeen
  1. Transporteren van de machine naar het werkgebied.
  2. Start de motor, zet de gashendel op lage snelheid, duw de handgreep omlaag om de maai-eenheid omhoog te brengen en schakel de tractieaandrijving in om de machine naar de rand van de green te rijden.
  3. Stop de machine op de rand van de green.
  4. Gebruik de hendel van de maai-aandrijving om de maai-eenheid in te schakelen, geef meer gas tot de machine de gewenste snelheid heeft bereikt. Schakel de tractieaandrijving in om de machine op de green te rijden, laat de maai-eenheid neer en begin te maaien.

Maaitips

Belangrijk  
Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Als de maai-eenheid veel ronddraait zonder maaisel kan dit leiden tot beschadiging van de maai-eenheid.
 
  • Maai de greens door recht heen en weer te gaan over elke green.
  • Maai niet in cirkels en draai de machine niet op de greens, om schade door schuren te voorkomen.
  • Graphic
    G404724
  • Haal de machine van de green door de messenkooi omhoog te brengen (handgreep omlaag duwen) en een traanvormige bocht te maken op de tractietrommel.
  • Maai bij een normale loopsnelheid. Een hogere snelheid levert weinig tijdwinst op en leidt tot slechtere maairesultaten.
  • Graphic
    G404728
  • Om ervoor te zorgen dat u de green in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, kunt u de markeringsstrepen op de mand gebruiken .
De motor afzetten
  1. Laat de koppelingsstang los.
  2. Zet de gashendel in de stand Langzaam .
  3. Zet de Aan-/Uit-schakelaar naar de stand Uit.
  4. Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt

Na het gebruik

Veiligheid na het werk
Algemene veiligheid
  • Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
  • Laat de machine afkoelen voordat u deze in een afgesloten ruimte stalt.
  • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.
  • Zet de gashendel terug voordat u de motor uitzet en sluit de brandstofafsluitklep (indien aanwezig) na het maaien.
Gebruik van de machine na het maaien
  1. Rijd de machine van de green, duw de handgreep naar beneden om de maai-eenheid omhoog te brengen, laat de koppelingsstang los, schakel de maai-eenheid uit en zet de motor af.
  2. Verwijder de grasmand en verwijder het maaisel uit de mand.
  3. Monteer de grasmand op de machine en rijd de machine naar haar stalplaats.
Vrijzetten van de transmissie
  1. U kunt de trommel losmaken van de transmissie en zo de machine verplaatsen. Schakel de transmissie uit als u de machine moet verplaatsen zonder deze te starten (b.v. bij onderhoud in een afgesloten ruimte). Zorg ervoor dat u de transmissie inschakelt voordat u de machine gebruikt.
    Graphic
    G404730
    1. Schakelhendel voor tractie – Uitgeschakeld
    2. Tandwielkast van de transmissie
    3. Schakelhendel voor tractie – Ingeschakeld

De machine transporteren

De transportwielen monteren
Er is een optionele set transportwielen (model 04123), u kunt deze bij uw Toro dealer bestellen.
  1. Zorg dat de bandenspanning 0,83 tot 1,03 bar bedraagt.
  2. Zet de kickstandaard in de Onderhoudsstand van de transportwielen.
  3. Graphic
    G406965
  4. Schuif een wiel op een as .
  5. Draai de borging van het wiel weg van het midden van het wiel zodat het wiel verder op de as kan schuiven.
  6. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het wiel helemaal op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.
  7. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
  8. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.
De machine transporteren met transportwielen
Gebruik de transportwielen om de machine over korte afstanden te transporteren.
  1. De transportwielen monteren.
  2. Zorg ervoor dat de tractiebediening en de messenkooibediening in Neutraal staan.
  3. Start de motor en zet de gashendel op Langzaam.
  4. Kantel de voorkant van de machine naar boven en schakel de tractie-aandrijving geleidelijk in.
  5. Zorg ervoor dat de gashendel zodanig is afgesteld dat de maaimachine met de gewenste snelheid kan worden gebruikt, en rij de machine naar de plaats van bestemming.
De transportwielen verwijderen
  1. Laat de koppelingsstang los, gebruik de gashendel om het motortoerental te verlagen en zet de motor af.
  2. Zet de kickstandaard in de Onderhoudsstand van de transportwielen.
  3. Graphic
    G409803
  4. Verwijder de transportwielen door de borgingen van het wiel uit de assen te duwen .
  5. Laat de machine voorzichtig van de kickstandaard zakken door de machine langzaam vooruit te duwen of de onderste handgreepsteun op te tillen. Zo laat u de kickstandaard terug naar de stand Stalling bewegen.
De machine slepen
Gebruik een aanhanger om de machine over aanzienlijke afstanden te transporteren. Wees voorzichtig wanneer u de machine op en van de aanhanger rijdt.
Opmerking: U kunt de Toro Trans Pro aanhanger gebruiken om de machine te transporteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw aanhanger voor instructies over het laden van de aanhanger.
  1. Rijd de machine voorzichtig op de aanhanger.
  2. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en draai de brandstofklep op Uit.
    Belangrijk  
    Laat de motor niet lopen als u de machine vervoert op een aanhanger, omdat hierdoor schade aan de machine kan ontstaan.
     
  3. Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
  4. Bevestig de machine stevig op de aanhanger.

 
 
 
Onderhoud
 

Waarschuwing
Als u de machine niet goed onderhoudt kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.
Zorg ervoor dat de machine goed wordt onderhouden en goed functioneert zoals aangegeven in deze instructies. 
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk  
Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.
 
Belangrijk  
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
 

De machine veilig onderhouden

Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Onderdeelnr.
Aantal
Beschrijving
Na de eerste 20 bedrijfsuren
38280
1
Motorolie van hoge kwaliteit 10w30— fles (946 ml)
121-6393
1
Motorolie van hoge kwaliteit 10w30— jerrycan (18,9 l)
121-6392
1
Motorolie van hoge kwaliteit 10w30— vat (208,2 l)
Voor elk gebruik of dagelijks
-
-
-
-
-
-
Om de 50 bedrijfsuren
-
-
-
Om de 100 bedrijfsuren
38280
1
Motorolie van hoge kwaliteit 10w30— fles (946 ml)
121-6393
1
Motorolie van hoge kwaliteit 10w30— jerrycan (18,9 l)
121-6392
1
Motorolie van hoge kwaliteit 10w30— vat (208,2 l)
-
1
Bougie, bestellen bij Honda
Om de 300 bedrijfsuren
-
1
Papieren filterelement, bestellen bij Honda
-
1
Bougie, bestellen bij Honda
Jaarlijks
-
-
-
Controlelijst Dagelijks Onderhoud
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerde item
Voor week van:
Ma.
Di.
Wo.
Do.
Vr.
Za.
Zo.
De werking van de remvergrendelingshendel controleren.
Brandstofpeil controleren.
Het motoroliepeil controleren.
Het luchtfilter controleren
De koelribben van de motor reinigen.
Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.
Maaihoogte-instelling controleren.
Beschadigde lak bijwerken.
Maak de machine schoon.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
Controle uitgevoerd door:
Item
Datum
Informatie

Procedures voorafgaand aan onderhoud

De machine klaarmaken voor onderhoud
Waarschuwing
Tijdens het onderhoud of het afstellen van de machine kan iemand de motor starten. Als de motor per ongeluk gestart wordt, kan dat u en andere omstanders ernstig verwonden.
Laat de koppelingsstang los, stel de parkeerrem in werking en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Druk ook de kabel opzij zodat deze niet per ongeluk contact kan maken met de bougie.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
  2. Zet de motor af.
  3. Stel de parkeerrem in werking.
  4. Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt of er servicewerkzaamheden of reparaties aan uitvoert.
  5. Graphic
    G404844
  6. Maak de bougiekabel los .

Motoronderhoud

Veiligheid van de motor
  • Verander de stand van de toerenregelaar niet en laat de motor niet te snel draaien.
  • Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel. Als u de brandstoftank moet aftappen, doe dit dan in de open lucht.
Motorolietype
Carterinhoud:
0,56 l
Type olie:
API classificatie SJ of recenter.
Olieviscositeit:
Kies de olieviscositeit afhankelijk van de omgevingstemperatuur, volgens de onderstaande tabel.
Opmerking: Multigrade-olie (5W-20 en 10W-30) leidt tot een hoger olieverbruik. Controleer het motoroliepeil vaker als u dit type olie gebruikt.
Graphic
G404892
Het motoroliepeil controleren
Het ideale moment om de motorolie te controleren, is wanneer de motor koud is of voordat u deze hebt gestart aan het begin van de werkdag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug in het carter laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u het motoroliepeil controleert.
  1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
  2. Plaats de machine zo, dat de motor waterpas staat en reinig de omgeving van de olievulbuis .
    Graphic
    G404893
  3. Verwijder de peilstok door deze linksom te draaien.
  4. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon.
  5. Steek de peilstok volledig in de vulbuis, maar draai hem er niet in.
  6. Haal de peilstok eruit en controleer het motoroliepeil.
  7. Als het motoroliepeil niet goed is, vul dan olie bij of tap olie af tot het peil goed is.
    Opmerking: Als het oliepeil dichtbij of onder het onderste merkteken op de peilstok staat, voeg dan net genoeg van de voorgeschreven olie toe om het peil tot het bovenste merkteken (onderste rand van het olievulgat) te brengen
Motorolie verversen
Waarschuwing
De olie kan heet zijn nadat de motor heeft gelopen; contact met hete olie kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met hete motorolie als u deze aftapt.
 
  1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
  2. Graphic
    G404894
  3. Plaats een bak onder de aftapplug om de olie op te vangen.
  4. Verwijder de aftapplug, de ring en de peilstok .
  5. Plaats de motor zo, dat de olie wegloopt uit de motor.
  6. Wanneer de olie volledig weggelopen is, plaatst u de motor in een horizontale positie en monteert u de aftapplug en een nieuwe ring.
    Opmerking: Geef de oude olie af bij een erkend recyclingcentrum.
  7. Giet langzaam olie in de vulopening totdat de olie het juiste peil bereikt heeft.
  8. Zorg ervoor dat de olie het juiste niveau heeft op de peilstok.
  9. Schroef de peilstok in de vulopening.
  10. Veeg eventueel gemorste olie weg.
  11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Onderhoud van het luchtfilter
Belangrijk  
Laat de motor nooit zonder luchtfilter draaien; dit veroorzaakt ernstige motorschade.
 
  1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
  2. Graphic
    G404895
  3. Draai de vleugelmoer los waarmee het luchtfilterdeksel is bevestigd.
  4. Verwijder het luchtfilterdeksel.
    Belangrijk  
    Zorg ervoor dat er geen vuil van het luchtfilterdeksel in de basis valt.
     
  5. Verwijder het schuimelement en het papierelement uit de basis.
  6. Trek het schuimelement van het papierelement.
  7. Inspecteer het schuimelement en het papierelement; vervang deze als ze beschadigd is of heel erg vuil.
  8. Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen en het stof te verwijderen.
    Belangrijk  
    Probeer het papierelement niet schoon te borstelen; hierdoor dringt er vuil in de vezels. Vervang het element als u het niet kunt reinigen door erop te kloppen.
     
  9. Reinig het schuimelement met warm water en zeep of in een niet-ontvlambaar oplosmiddel.
    Belangrijk  
    Gebruik geen benzine om het schuimelement te reinigen; dit kan brand- of ontploffingsgevaar veroorzaken.
     
  10. Spoel en droog het schuimelement grondig.
  11. Veeg het vuil met een vochtige doek van de basis en het deksel.
    Belangrijk  
    Zorg ervoor dat er geen vuil terechtkomt in het luchtkanaal dat naar de carburateur leidt.
     
  12. Monteer de luchtfilterelementen en zorg dat ze juist geplaatst zijn. Monteer de onderste vleugelmoer.
  13. Monteer het deksel en monteer de bovenste vleugelmoer om het te bevestigen.
Onderhoud van de bougie
Gebruik een NGK BPR6ES bougie of een bougie van een equivalent type.
  1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
  2. Maak de omgeving van de bougie schoon.
  3. Haal de bougie uit de cilinderkop.
    Belangrijk  
    Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.
     
  4. Graphic
    G404896
  5. Stel de elektrodenafstand van de bougie in op 0,7 tot 0,8 mm.
  6. Monteer de bougie voorzichtig met de hand (om beschadiging van de schroefdraad te voorkomen).
  7. Draai een nieuwe bougie nog eens ½ slag vast; draai andere bougies nog ⅛ tot ¼ slag vaster.
    Belangrijk  
    Een losse bougie kan erg heet worden en de motor beschadigen; een bougie te vast draaien kan de schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
     
  8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

Onderhoud van de bedieningsorganen

Tractiekabel afstellen
Stel de tractiekabel in om een speling van 1,1 mm te verkrijgen tussen de frictieschijf en de drukplaat.
  1. U verkrijgt toegang tot de frictieschijf en de drukplaat door de kap van de koppeling te verwijderen .
    Graphic
    G404910
  2. Maak de contramoeren los en stel de tractiekabel in zodat er een speling van 1,1 mm is tussen de frictieschijf en de drukplaat .
    Graphic
    G404911
De bedrijfs-/parkeerrem afstellen
Stel de bedrijfs-/parkeerrem af als deze slipt tijdens het gebruik.
  1. Schakel de parkeerrem uit.
  2. Graphic
    G404912
  3. Meet de speling aan het uiteinde van de parkeerremhendel .
    De speling van de hendel moet tussen 12,7 en 25,4 mm bedragen . Als de speling zich niet binnen dit bereik bevindt, gaat u naar de volgende stap om de remkabel af te stellen .
  4. Graphic
    G404913
  5. Stel de remkabelspanning als volgt in:
    • Draai om de kabelspanning te verhogen de voorste contramoer op de kabel losser en de achterste contramoer vaster . Herhaal deze stap en stel indien nodig de spanning verder bij.
    • Draai om de kabelspanning te verminderen de achterste contramoer losser en de voorste contramoer op de kabel vaster . Herhaal deze stap en stel indien nodig de spanning verder bij.
De kabel van de bediening van de messenkooi afstellen
Stel de kabel van de bediening van de messenkooi af om overtollige speling op te heffen.
    Graphic
    G404914
  1. Zet de knop voor het messenkooitoerental naar de hoge stand.
  2. Maak de achterste contramoer los en draai de voorste contramoer vast.
Instellen van de gaskabel
Het laag stationair motortoerental instellen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
  2. Verzeker dat de motor op de werktemperatuur is.
  3. Start de motor en gebruik de gashendel om het motortoerental te verlagen naar laag stationair.
  4. Gebruik een toerenteller om het stationair - laag motortoerental te meten.
    Het ideale bereik voor laag stationair is 1.800 tot 2.000 tpm.
  5. Graphic
    G404915
  6. Maak de klem van de kabelgeleiding van de gaskabel los.
  7. Beweeg de kabelgeleiding tot u 1.900 tpm observeert op de toerenteller.
  8. Maak de schroef op de klem van de kabelgeleiding vast.
Het hoog stationair motortoerental instellen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
    Opmerking: Zorg ervoor dat de motor een normale bedrijfstemperatuur heeft voordat u de gaskabel instelt.
  2. Start de motor en gebruik de gashendel om het motortoerental te verhogen naar hoog stationair.
  3. Gebruik een toerenteller om het stationair - hoog motortoerental te meten.
    Het ideale bereik voor hoog stationair (voor gebruik in landen die de CE-normen niet naleven) is 3.350 tot 3.550 tpm. Als de toerenteller een toerental lager dan 3.350 of hoger dan 3.550 tpm aangeeft, volg de stappen in deze procedure dan tot het toerental tussen 3.350 en 3.550 tpm ligt.
  4. Zet de motor af.
  5. Graphic
    G440782
  6. Stel de aanslag van de gashendel af volgens de hoog stationair waarneming op uw toerenteller.
    • Om de drempel van het hoog stationair toerental te verhogen, beweegt u de aanslag van de gashendel naar boven.
    • Om de drempel van het hoog stationair toerental te verlagen, beweegt u de aanslag van de gashendel naar beneden.
  7. Start de motor en observeer het nieuwe hoog stationair toerental.
    Als de toerenteller het gewenste toerental aangeeft is de instelling voltooid.

Onderhoud van de maai-eenheid

Veiligheid van de messen
  • Wees voorzichtig als u de messenkooi van de maai-eenheid controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooi.
  • Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
  • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
De maai-eenheid monteren
  1. Zet de kickstandaard op de Onderhoudsstand van de maai-eenheid.
  2. Lijn de maai-eenheid uit met het frame.
  3. Graphic
    G404930
  4. Zet de ophangingvergrendelingen naar beneden om de maai-eenheid te bevestigen aan de machine.
  5. Beweeg de kraag uit de groef van de transmissiekoppelingsas en plaats de zeskantige buis in de koppelingsas van de maai-eenheid .
  6. De grasmand monteren.
De maai-eenheid verwijderen
Opmerking: De zeskantige buis komt los indien u de messenkooiaandrijving inschakelt wanneer de maai-eenheid verwijderd is.
  1. Zet de kickstandaard op de onderhoudsstand van de maai-eenheid.
  2. Verwijder de grasmand (indien aanwezig).
  3. Zet de kraag in de groef van de transmissie-as.
    Opmerking: Dit haalt de spanning van de veer.
  4. Graphic
    G404931
  5. Schuif de zeskantige buis van de koppelingsas van de maai-eenheid .
  6. Zet de ophangingvergrendelingen naar boven om de maai-eenheid los te maken van de machine.
  7. Verwijder de maai-eenheid van het frame.
Informatie over het wetten
Gebruik de Toegangswetset (model 139-4342); raadpleeg de bedieningsinstructies in de Montage-instructies van de set. Neem contact op met uw erkende Toro dealer om deze set aan te schaffen.

 
 
 
Opslag
 

De machine veilig stallen

De machine stallen

  1. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop van de motor en de ventilatorbehuizing.
    Belangrijk  
    U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Reinig de machine niet met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de schakelhendelplaat en de motor.
     
  2. Als u de machine lange tijd wilt stallen (meer dan 30 dagen), moet u een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in de tank.
    1. Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.
    2. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen, of laat de motor lopen totdat deze afslaat.
    3. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Probeer de motor opnieuw te starten met de choke dicht. De motor mag niet aanslaan.
    4. Maak de bougiekabel los van de bougie.
    5. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.
      Opmerking: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer.
  3. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.
  4. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. De lak is verkrijgbaar bij een erkende Toro dealer.
  5. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.