Inleiding

Deze machine is een compacte werktuigdrager bedoeld voor het verplaatsen van aarde en andere materialen voor landschapsverzorging and bouwwerkzaamheden. Het is bedoeld voor gebruik in combinatie met allerlei werktuigen voor het uitvoeren van speciale functies. Het gebruik van dit product voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u en voor omstanders. Maak nooit wijzigingen aan de machine of de hulpstukken of werktuigen.

Deze machine mag alleen worden bediend, onderhouden en gerepareerd door vakmensen die bekend zijn met de eigenschappen van de machine en de vereiste veiligheidsprocedures.

Deze machine kan worden ingezet bij een omgevingstemperatuur van -18°C tot 38°C. Neem contact op met een erkende servicedealer over de voorziening bij inzet onder extreme temperatuur.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te verkrijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g362307

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die ernstig of fataal lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt op algemene informatie die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Algemene veiligheid

Gevaar

Mogelijk lopen er in uw werkgebied onder grond leidingen van nutsbedrijven. Als u deze beschadigt, kan dat elektrische schokken of een explosie veroorzaken.

Zorg dat de ondergrondse kabels en leidingen gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ontwijk de gemarkeerde gebieden. Neem contact op met de plaatselijke markeringsdienst of het betreffende nutsbedrijf om de locatie te laten markeren (bel bijvoorbeeld in de Verenigde Staten 811 of in Australië 1100 voor de nationale markeringsdienst).

Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen.

  • Overschrijd nooit het nominale werkvermogen, omdat de machine instabiel kan worden waardoor u de controle over de machine verliest.

  • Vervoer geen lading met geheven of gestrekte armen; vervoer ladingen altijd dicht bij de grond, met de armen van de lader ingetrokken.

  • Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Gebruik van de machine op hellingen of oneffen terrein vereist extra voorzichtigheid.

  • Rij de machine heuvelopwaarts en heuvelafwaarts met het zware uiteinde naar de top van de heuvel gericht, de lading dicht bij de grond en de armen van de lader ingetrokken. De gewichtsverdeling verandert in functie van de werktuigen. Als het lastdragende werktuig leeg is zal de achterkant van de machine het zwaarst zijn, en als het lastdragende werktuig vol is zal de voorkant van de machine het zwaarst zijn. De meeste andere werktuigen zorgen ervoor dat het gewicht voornamelijk op de voorkant van de machine rust.

  • Zorg dat de ondergrondse kabels, leidingen en andere objecten gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ga op deze plaatsen niet graven.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen en werktuigen.

  • Gebruik de machine enkel als de schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Hou omstanders en huisdieren uit de buurt van de machine.

  • Schakel de machine uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, bijtankt of verstoppingen uit de machine verwijdert.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decalbatterysymbols
decal93-6681
decal93-7814
decal115-2047
decal115-4855
decal115-4857
decal115-4858
decal115-4865
decal117-3276
decal120-0625
decal122-1925
decal125-4967
decal125-6694
decal125-8483
decal131-8026
decal133-8062
decal137-5409
decal139-1158
decal139-1159
decal139-1162
decal139-1164
decal139-1173
decal145-4273
decal145-4274
decal131-0708
decal144-4253
decal145-0637

Algemeen overzicht van de machine

g318043

Bedieningspaneel

Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de tractie-eenheid gebruikt.

g318044

Contactschakelaar

De contactschakelaar waarmee u de motor start en uitzet, heeft drie standen: UIT, LOPEN en START.

Parkeerremschakelaar

Druk de parkeerremschakelaar in om de parkeerrem in en uit te schakelen. De parkeerrem wordt ook automatisch ingeschakeld wanneer u de machine uitschakelt.

Gasklepschakelaar

Houd de schakelaar gedurende 2 of meer seconden naar voren om de gasklepschakelaar in te stellen op HOOG STATIONAIR; houd de schakelaar gedurende 2 of meer seconden naar achteren om de gasklepschakelaar in te stellen op LAAG STATIONAIR of druk de schakelaar kort naar voren of naar achteren om het motortoerental in kleinere stappen te verhogen of te verlagen.

Referentiebalk

Gebruik tijdens het rijden met de tractie-eenheid de referentiebalk als handgreep en hefboompunt om de tractiebediening en de joystick te bedienen. Voor een soepele, gecontroleerde bediening houdt u altijd beide handen op de referentiebalken tijdens het bedienen van de machine.

Tractiebediening

g029289
  • Om vooruit te rijden, beweegt u de tractiehendel naar voren.

    g264830
  • Om achteruit te rijden, beweegt u de tractiehendel naar achteren.

    Important: Kijk bij het achteruitrijden altijd achter u en houd uw handen op de referentiebalk.

    g264831
  • Voor een bocht naar rechts draait u de tractiebediening rechtsom.

    g264833
  • Voor een bocht naar links draait u de tractiebediening linksom.

    g264832
  • Om de machine te stoppen, laat u de tractiebediening los.

Note: Hoe verder u de tractiebediening in een bepaalde richting beweegt, hoe sneller de machine in die richting gaat.

Hendel voor de laderarm/werktuigkanteling

Beweeg de hendel langzaam om de armen van de lader te bedienen en het werktuig te kantelen.

Note: Met de vergrendelde stand (zweefstand) kunnen werktuigen zoals de nivelleerschuif en het hydraulische blad de contouren van de grond volgen (bijvoorbeeld zweven).

g358629

Door de hendel naar een tussenliggende stand (bijvoorbeeld naar voren en naar links) te bewegen, kunt u tegelijkertijd de armen van de lader bewegen en het werktuig kantelen.

Vergrendeling van klep van lader

Met vergrendeling van de klep van de lader kunt u de hendel voor de laderarm/werktuigkanteling zo vergrendelen dat u deze niet naar voren kan bewegen. Dit voorkomt dat iemand per ongeluk de armen van de lader neerlaat tijdens onderhoudswerkzaamheden. Bevestig de klep van de lader met de vergrendeling, naast de cilindervergrendelingen, steeds wanneer u de machine moet uitschakelen met omhooggebrachte armen van de lader. Zie De cilindervergrendelingen gebruiken.

Om de vergrendeling aan te brengen, brengt u de vergrendeling omhoog uit de opening in het bedieningspaneel en draait u de vergrendeling naar links voor de hendel van de armen van de lader. Duw de vergrendeling dan naar beneden in de vergrendelde stand.

g358630

Bedieningsorganen van joystick

g318281

Note: De armen van de lader mogen niet worden gestrekt wanneer ze volledig omhooggebracht zijn omwille van de vastgehouden druk; breng de armen lichtjes omlaag om de druk op te heffen en strek ze dan.

Waarschuwing

Met de machine rijden terwijl de armen van de lader gestrekt zijn kan de stabiliteit van de machine beïnvloeden.

Beperk de beweging van de machine terwijl de armen van de lader gestrekt zijn.

Vergrendelingsschakelaar hulphydrauliek

Schakel de voor- of achterwaartse hydrauliek in en druk dan met uw rechtervoet op de vergrendelingsschakelaar om de stroom voort te zetten en uw hand vrij te maken voor andere bedieningsorganen.

g358628

Brandstofmeter

De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank(s) zit.

g371278

InfoCenter display

Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine. Het InfoCenter heeft een startscherm en een hoofdscherm. U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen het startscherm en het hoofdscherm door op om het even welke knop in InfoCenter te drukken en dan de overeenkomstige pijl te selecteren.

g264015
  • Linkerknop, knop toegang tot menu/terug – druk op deze knop om naar de menu's van InfoCenter te gaan. U kunt hem gebruiken om het huidige menu te verlaten.

  • Middelste knop – gebruik deze knop om naar beneden door menu's te bewegen.

  • Rechterknop – gebruik deze knop als een pijl naar rechts aangeeft dat er nog andere opties in het menu zijn.

Note: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een icoon dat de huidige functie weergeeft.

Verklaring van pictogrammen in InfoCenter

GraphicToegang tot menu
GraphicVolgende
GraphicVorige
GraphicNaar beneden scrollen
GraphicDruk op
GraphicWijzig de volgende waarde in de lijst
GraphicVerhogen
GraphicVerminderen
GraphicWaarde opslaan
GraphicMenu verlaten
GraphicAanvaarden
GraphicDe optie is vergrendeld.
GraphicUrenteller
GraphicWijzig cijfer
GraphicWaarschuwing
GraphicToegang tot het scherm met de transportsnelheid
GraphicSnel
GraphicLangzaam
GraphicNeutraalstand
GraphicVergrendeling hulpsysteem
GraphicKoude start
GraphicParkeerrem
GraphicMotor
GraphicGloeibougies
GraphicKoelvloeistoftemperatuur
GraphicMotortoerental
GraphicAccuspanning
GraphicSmart Load is actief.
GraphicGeeft aan wanneer gepland onderhoud moet worden uitgevoerd
GraphicDPF-regeneratie is vereist.
 
GraphicEen geparkeerde of herstelregeneratie is bezig.
GraphicHoge uitlaattemperatuur
GraphicDefect van diagnosecontrole van stikstofoxide; rijd de machine terug naar de werkplaats en neem contact op met uw erkende servicedealer.

De menu's gebruiken

Druk in het hoofdscherm op de menuknopGraphic om naar het menusysteem van InfoCenter te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's:

Hoofdmenu

Menu-itemBeschrijving
FoutenHet menu Fouten bevat een lijst met de recente machine- en motorstoringen. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of een erkende servicedealer voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat.
OnderhoudHet menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsuren en andere cijfergegevens.
DiagnostiekHet menu Diagnostiek geeft de status van elke machineschakelaar, sensor en bedieningsoutput aan. U kunt dit menu gebruiken om sommige problemen op te lossen. In het menu ziet u namelijk welke onderdelen in- en uitgeschakeld zijn.
InstellingenIn het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen.
BetreffendeIn het menu Betreffende ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.

Onderhoud - Service

Menu-itemBeschrijving
Uren - HoursHet totale aantal bedrijfsuren van de machine, motor en hulphydrauliek, alsook het aantal uren voor motoronderhoud en onderhoud van het hydraulisch systeem.
CountsHet aantal keer dat de machine is gestart, het aantal keer dat de machine een waarschuwing heeft gegeven dat de motortemperatuur te hoog is en het aantal keer dat de motor is afgeslaan omwille van hoge temperatuur.
DPF RegenerationDe optie DPF-regeneratie en de DPF-submenu’s.
Inhibit RegenOm de regeneratie te resetten.
Parked RegenOm een geparkeerde regeneratie te starten.
Last RegenGeeft het aantal uren weer sinds de vorige reset, geparkeerde of herstelregeneratie.
Recover RegenOm een herstelregeneratie te starten.

Diagnostiek

Menu-itemBeschrijving
TractionGeeft de inputs en outputs voor het rijden met de machine aan.
AuxiliaryGeeft de inputs en outputs voor het inschakelen van de hulphydrauliek aan.
EngineGeeft de inputs en outputs voor het inschakelen van de motor aan.
BoomGeeft de inputs en outputs voor het strekken en intrekken van de uitschuifbare armen aan.

Instellingen

Menu-itemBeschrijving
EenhedenBepaalt de eenheden die gebruikt worden in het InfoCenter; de menukeuzes zijn metrisch of Amerikaans (imperiaal).
TaalBepaalt de taal die gebruikt wordt in het InfoCenter.
HelderheidDe helderheid van het lcd-scherm.
ContrastRegelt het contrast van het lcd-scherm.
Beveiligde menu’sGeeft toegang tot beveiligde menu's.
Beveiligde instellingenVerandert wanneer een pincode vereist is in beveiligde menu's.

Over - About

Menu-itemBeschrijving
ModelToont het modelnummer van de machine
SerialToont het serienummer van de machine
SoftwareToont de systeemsoftwareversie van de machine.
DisplayToont de displaysoftwareversie van het InfoCenter.

Naar beveiligde menu's gaan

Note: Standaard staat de pincode van uw machine ingesteld op 0000 of 1234.Als u de pincode heeft gewijzigd en vergeten bent, neem dan contact op met uw erkende servicedealer voor hulp.

  1. Scroll in het HOOFDMENU naar beneden tot het INSTELLINGENMENU en druk op de rechterknop.

    g364600
  2. Scroll in het INSTELLINGENMENU naar beneden tot het BEVEILIGDE MENU en druk op de rechterknop.

    g364601
  3. Om de pincode in te voeren drukt u op de middelste knop tot het eerste gewenste cijfer verschijnt. Druk dan op de rechterknop om naar het volgende cijfer te gaan. Herhaal deze laatste stap tot het laatste cijfer ingevoerd is en druk nog een keer op de rechterknop.

    g364599
  4. Druk op de middelste knop om de pincode te bevestigen.

    Note: Als het InfoCenter de pincode aanvaardt en het beveiligde menu is ontgrendeld, wordt het woord ‘PIN’ weergegeven in de rechter bovenhoek van het scherm.

U kunt de instellingen in het BEVEILIGDE MENU weergeven en wijzigen. Scroll in het BEVEILIGDE MENU omlaag tot de optie INSTELLINGEN BEVEILIGEN. Gebruik de rechterknop om de instelling te wijzigen. Door de optie Instellingen beveiligen UIT te schakelen, kunt u de instellingen in het BEVEILIGDE MENU bekijken en wijzigen zonder de pincode in te voeren. Als u Instellingen beveiligen op AAN zet, worden de beveiligde opties verborgen en moet u de pincode invoeren om de instellingen in het BEVEILIGDE MENU te wijzigen.

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Breedte116,8 cm
Lengte215,6 cm
Hoogte143,5 cm
Gewicht1750 kg
Werkcapaciteit (35% van kantelcapaciteit1) 
  • Armen ingetrokken

  • Armen gestrekt

589,7 kg
280 kg
Kantelcapaciteit1 
  • Armen ingetrokken

  • Armen gestrekt

1685 kg
792 kg
Wielbasis99,1 cm
Storthoogte (met standaard bak) 
  • Armen ingetrokken

  • Armen gestrekt

180,1 cm
230,3 cm
Bereik – volledig omhooggebracht (met standaard bak) 
  • Armen ingetrokken

  • Armen gestrekt

33,5 cm
67,8 cm
Hoogte tot scharnierpen (met standaard bak in hoogste stand) 
  • Armen ingetrokken

  • Armen gestrekt

227,1 cm
277,3 cm

1. De werkcapaciteit wordt berekend als 35% van de kantelcapaciteit met een standaard bak en een bestuurder van 75 kg, volgens ISO 14397-1. Andere werktuigen zullen een andere werkcapaciteit hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding of de sticker met het laadvermogen van het werktuig.

Werktuigen/accessoires

Er is een aantal Toro werktuigen en accessoires verkrijgbaar om de mogelijkheden van de machine uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro verdeler, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle Toro werktuigen en accessoires.

Om veilige en optimale prestaties te verkrijgen, moet u ter vervanging originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Toro is niet verantwoordelijk voor schade aan de machine of persoonlijke letsels die het gevolg zijn van het gebruik van werktuigen van andere fabrikanten. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor deze risico's.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt of gebieden dat degene die met de machine werkt een gecertificeerde opleiding moet volgen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidsstickers, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Stel altijd de parkeerrem in werking (indien aanwezig), verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze afstelt, schoonmaakt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.

  • Controleer of de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

  • Zorg dat u op de hoogte bent van de gemarkeerde plaatsen op de machine en de werktuigen waar lichaamsdelen beklemd kunnen raken; hou uw handen en voeten uit de buurt van deze plaatsen.

  • Voordat u de machine met een werktuig eraan bedient, moet u controleren of het werktuig op de juiste wijze is bevestigd. Lees al de handleidingen van het werktuig.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen u nodig hebt om goed en veilig te werken.

  • Zorg dat de ondergrondse kabels, leidingen en andere objecten gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ga op deze plaatsen niet graven. Let op de locatie van ongemarkeerde objecten en structuren, zoals ondergrondse opslagtanks, putten en septische systemen.

  • Controleer het terrein waar u de machine gaat gebruiken op oneffen oppervlakken en verborgen gevaren.

  • Zorg ervoor dat er zich geen omstanders in het werkgebied bevinden voordat u de machine start. Zet de machine af als een omstander het gebied betreedt.

Brandstofveiligheid

  • Wees zeer voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

  • Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof doet ontbranden, verwijdert u de machine van de truck of aanhanger en tankt u op de grond, uit de buurt van alle voertuigen. Indien dit niet mogelijk is, plaats dan een draagbaar brandstofvat op de grond, uit de buurt van alle voertuigen, en vul dit; tank de machine vervolgens bij uit het brandstofvat in plaats van met een vulpistool van een pomp.

  • Houd het vulpistool voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is. Vergrendel het vulpistool niet in de open stand.

Brandstof bijvullen

Aanbevolen brandstof

Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of biodiesel met een ultralaag (<15 ppm) zwavelgehalte. Het cetaangetal moet minimaal 45 zijn. Een cetaangetal van meer dan 50 geniet de voorkeur, vooral bij temperaturen onder -20 °C of bij een hoogte van meer dan 1500 m. Koop brandstof in hoeveelheden die u binnen 180 dagen kunt gebruiken zodat u altijd verse brandstof heeft.

Het gebruik van brandstof zonder ultra laag zwavelgehalte beschadigt het emissiesysteem van de motor.

Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D of nr. 2-D S15) bij temperaturen boven -10 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D S15) bij temperaturen beneden -10 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.

Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven -10 °C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp dan bij gebruik van winterdieselbrandstof.

Important: Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor.

Biodiesel klaar

Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B5 (5% biodiesel, 95% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

  • Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214.

  • Het dieselmengsel moet voldoen aan de vereisten van ASTM D975 of EN 590.

  • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.

  • Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage.

  • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.

  • Nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel kan een brandstoffilter een tijdlang verstopt raken.

  • Neem contact op met uw leverancier als u informatie over biodiesel wenst.

Brandstoftank vullen

Inhoud brandstoftank: 43,5 liter

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

  2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  3. Breng de beugel omhoog.

    g362590
  4. Verwijder de dop van de brandstoftank.

  5. Vul de tank met brandstof tot de vulbuis.

  6. Plaats de dop terug.

  7. Breng de beugel omlaag.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer elke dag voordat u de machine start de procedures uit in het onderdeel Telkens voor gebruik/Dagelijks in .

Important: Controleer het niveau van de hydraulische vloeistof en ontlucht het brandstofsysteem voordat u de motor voor het eerst start; zie Het peil van de hydraulische vloeistof controleren en Het brandstofsysteem ontluchten.

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

Algemene veiligheid

  • Overschrijd nooit het nominale werkvermogen, omdat de machine instabiel kan worden waardoor u de controle over de machine verliest. Het werkvermogen wordt verminderd als de armen van de lader zo ver worden gestrekt dat de gestreepte sticker aan de binnenkant van de armen zichtbaar wordt.

  • Vervoer geen werktuig/lading met geheven of gestrekte armen; vervoer werktuigen/ladingen altijd dicht bij de grond, met de armen van de lader ingetrokken.

  • Werktuigen kunnen invloed hebben op de stabiliteit en de bediening van de machine.

  • Voor een machine met een platform:

    • Laat de laadarmen neer voordat u van het platform stapt.

    • Probeer niet om de machine in evenwicht te houden door uw voet op de grond te zetten. Als u de controle over de machine verliest, moet u van het platform stappen en u verwijderen van de machine.

    • Plaats uw voeten niet onder het platform.

    • Beweeg de machine alleen als u met beide voeten op het platform staat en uw handen vaste greep op de referentiebalken of de bediening van de lader hebben.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Trek nooit hard aan de bedieningshendels, gebruik een geleidelijke beweging.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag ook altijd een filter- of stofmasker in stoffige omstandigheden. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.

  • Gebruik de machine niet als u moe of ziek bent, of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Vervoer nooit passagiers en zorg ervoor dat huisdieren en omstanders uit de buurt van de machine blijven.

  • Gebruik de machine uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren.

  • Zorg ervoor dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan voordat u de motor start. Start de motor alleen wanneer u op de bestuurdersstoel op het platform zit.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Let op het verkeer.

  • Stop het werktuig als u niet aan het werken bent.

  • Stop de machine, zet de motor uit, verwijder het sleuteltje en controleer de machine als u een voorwerp hebt geraakt. Voer de noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Laat de motor nooit lopen in een afgesloten ruimte.

  • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Breng de armen van de lader omlaag en schakel de hulphydrauliek uit.

    • Stel de parkeerrem in werking.

    • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

  • Bedien de machine alleen in gebieden waar u voldoende ruimte hebt om de machine veilig te manoeuvreren. Let op obstakels die zich in uw buurt bevinden. Als u niet voldoende afstand houdt tot bomen, muren en andere barrières kan dit leiden tot letsel als de machine tijdens gebruik achteruitrijdt terwijl u niet voldoende op de omgeving let.

  • Let op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, doorgangen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt, en zorg ervoor dat u dit niet raakt.

  • Vul het werktuig niet te vol en houd de lading altijd horizontaal als u de armen omhoogbrengt. Items in het werktuig zouden kunnen vallen en letsel veroorzaken.

Veiligheid op hellingen

  • Rij de machine heuvelopwaarts en heuvelafwaarts met het zware uiteinde naar de top van de heuvel gericht. De gewichtsverdeling verandert in functie van de werktuigen. Als het lastdragende werktuig leeg is zal de achterkant van de machine het zwaarst zijn, en als het lastdragende werktuig vol is zal de voorkant van de machine het zwaarst zijn. De meeste andere werktuigen zorgen ervoor dat het gewicht voornamelijk op de voorkant van de machine rust.

  • Als u de armen van de lader omhoogbrengt of strekt op een helling, heeft dit invloed op de stabiliteit van de machine. Houd de armen van de lader omlaag en ingetrokken als u op een helling rijdt.

  • Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de controle over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Gebruik van de machine op hellingen of oneffen terrein vereist extra voorzichtigheid.

  • Stel uw eigen procedures en voorschriften op voor werken op hellingen. Als onderdeel van deze procedures moet u zeker het terrein onderzoeken om na te gaan op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Verminder uw snelheid en wees extra voorzichtig op hellingen. De toestand van de grond kan van invloed zijn op de stabiliteit van de machine.

  • Niet starten of stoppen op een helling. Als de machine grip verliest, rijd de helling dan langzaam in een rechte lijn af.

  • Maak geen bochten op een helling. Als u een bocht moet maken, moet u dit langzaam doen en de zware kant van de machine heuvelopwaarts gericht houden.

  • Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam te werk. Verander niet plotseling de snelheid of de rijrichting van de machine.

  • Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.

  • Let op kuilen, voren of bulten, omdat de kans bestaat dat de machine omslaat op ongelijk terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

  • Wees voorzichtig als u op een natte ondergrond werkt. Als de machine grip verliest, kan deze gaan glijden.

  • Inspecteer het terrein om er zeker van te zijn dat de grond stabiel genoeg is om de machine te ondersteunen.

  • Wees voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van:

    • Steile hellingen

    • Greppels

    • Dijken en taluds

    • Water

    De machine kan plotseling omslaan als een rupsband over de rand komt, of als de rand instort. Houd een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone aan.

  • U mag geen werktuigen verwijderen of aankoppelen op een helling.

  • Parkeer de machine niet op een helling.

Veiligheid omtrent leidingen van nutsbedrijven

  • Doe het volgende als u een leiding van een nutsbedrijf raakt:

    • Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje.

    • Stuur alle personen weg uit het werkgebied.

    • Neem onmiddellijk contact op met de juiste hulpdiensten en nutsbedrijven om het gebied veilig te stellen.

    • Als u een glasvezelkabel beschadigt, kijk dan niet in het blootgestelde licht.

  • Verlaat het bestuurdersplatform niet als de machine onder stroom staat. U bent veilig zolang u het platform niet verlaat.

    • Als u een deel van de machine aanraakt, kunt u aarding krijgen.

    • Laat iemand anders de machine niet aanraken of benaderen wanneer deze onder stroom staat.

    • Ga er altijd van uit dat de machine onder stroom staat als u een elektrische of communicatieleiding raakt. Probeer de machine niet te verlaten.

  • Lekkend gas is zowel ontvlambaar als explosief en kan ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. Rook niet terwijl u de machine bedient.

Motor starten

  1. Zorg dat de accu-ontkoppelingsschakelaar AAN staat; zie De accu-ontkoppelingsschakelaar gebruiken.

  2. Zorg ervoor dat de tractiebediening in NEUTRAAL staat.

  3. Breng het sleuteltje in het contact en draai het naar de stand AAN.

  4. Draai het sleuteltje naar de stand START. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.

    Important: Stel de startmotor telkens niet langer dan 10 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 30 seconden wachten om de startmotor te laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.

Starten bij koud weer

Als de buitentemperatuur onder het vriespunt is, sla de machine dan in een garage op. Zo blijft de machine warmer en kan deze makkelijker starten.

De software van de machine kan het motortoerental automatisch beperken als de koelvloeistof extreem koud is. Nadat de motor gestart is, moet u wachten tot het sneeuwvlokpictogram en de waarschuwing i.v.m. koude hydraulische vloeistof van het Infocenter is verdwenen voordat u meer gas geeft en de hulphydrauliek inschakelt.

Important: De motor op volle toeren laten draaien terwijl het hydraulische systeem koud is (bijvoorbeeld als de omgevingstemperatuur rond of onder het vriespunt is) kan het hydraulische systeem beschadigen.

Met de machine rijden

Gebruik de tractiebediening om de machine te bewegen. Hoe verder u de tractiebediening in een bepaalde richting beweegt, hoe sneller de machine in die richting gaat. Laat de tractiebediening los om de machine tot stilstand te brengen.

Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Laat de machine volgas lopen om de beste resultaten te verkrijgen.

De motor afzetten

  1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en laat de laderarmen zakken.

  2. Schakel de hulphydrauliek uit.

  3. Stel de gashendel in op laag stationair.

  4. Als de motor zwaar belast is geweest of heet is, moet u deze nog vijf minuten laten draaien voordat u het contactsleuteltje op UIT draait.

    Note: De motor kan dan afkoelen voordat u hem uitzet. In een noodgeval kunt u de motor onmiddellijk afzetten.

  5. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het.

Voorzichtig

De kans bestaat dat een kind of ongeoefende omstander de machine probeert te bedienen en daarbij letsel oploopt.

Verwijder altijd het contactsleuteltje wanneer u de machine achterlaat, ook al is het slechts voor een paar seconden.

Werktuigen gebruiken

Een werktuig bevestigen

Important: Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. Werktuigen kunnen invloed hebben op de stabiliteit en de bediening van de machine. De garantie van de machine kan komen te vervallen als u de machine gebruikt met werktuigen die niet zijn goedgekeurd.

Important: Voordat u het werktuig monteert, moet u ervoor zorgen dat de bevestigingsplaten vrij van vuil zijn en de pennen onbelemmerd ronddraaien. Als de pennen niet vrij ronddraaien, moeten ze gesmeerd worden.

  1. Plaats het werktuig op een horizontaal oppervlak en zorg ervoor dat er achter het werktuig genoeg ruimte voor de machine is.

  2. Start de motor.

  3. Kantel de bevestigingsplaat voor het werktuig naar voren.

  4. Plaats de bevestigingsplaat in de bovenste lip van de ontvangerplaat op het werktuig.

    g003710
  5. Breng de armen van de lader omhoog terwijl u tegelijkertijd de bevestigingsplaat naar achteren kantelt.

    Important: Breng het werktuig omhoog totdat het vrij is van de grond en kantel de bevestigingsplaat helemaal naar achteren.

  6. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  7. Zet de snelkoppelingspennen vast en zorg ervoor dat ze volledig in de bevestigingsplaat zitten.

    Important: Indien de pennen niet kunnen ronddraaien als ze zijn vastgezet, is de bevestigingsplaat niet precies recht tegenover de openingen in de ontvangerplaat van het werktuig geplaatst. Controleer de ontvangerplaat en reinig deze indien nodig.

    Waarschuwing

    Als de snelkoppelingspennen niet volledig in de bevestigingsplaten zitten, bestaat de kans dat het werktuig van de machine valt, waardoor u of omstanders bekneld kunnen raken.

    Zorg ervoor dat de snelkoppelingspennen volledig in de bevestigingsplaten zitten.

    g003711

Hydraulische slangen aansluiten

Waarschuwing

Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat er anders gangreen kan ontstaan.

  • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

  • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier; doe dit nooit met uw handen.

Voorzichtig

Hydraulische koppelingen, hydraulische leidingen/kleppen en hydraulische vloeistof kunnen heet zijn. U kunt zich verbranden als u hete onderdelen aanraakt.

  • Draag handschoenen als u werkt aan de hydraulische koppelingen.

  • Laat de machine afkoelen voordat u de hydraulische onderdelen aanraakt.

  • Zorg ervoor dat u niet in aanraking komt met gemorste hydraulische vloeistof.

Als het werktuig hydraulisch wordt bediend, moet u de hydraulische slangen als volgt aansluiten:

  1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  2. Verwijder de beschermplaten van de hydraulische aansluitingen op de machine.

  3. Zorg ervoor dat alle ongerechtigheden zijn verwijderd van de hydraulische aansluitingen.

  4. Druk de mannelijke aansluiting van het werktuig in de vrouwelijke aansluiting op de machine.

    Note: Als u eerst de mannelijke aansluiting van het werktuig bevestigt, heft u de druk in het werktuig op.

  5. Druk de vrouwelijke aansluiting van het werktuig op de mannelijke aansluiting op de machine.

  6. Trek aan de slangen om te controleren of de aansluiting betrouwbaar is.

Een werktuig verwijderen

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Laat het werktuig neer op de grond.

  3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  4. Maak de snelkoppelingspennen los door deze naar buiten te draaien.

    g003711
  5. Als het werktuig hydraulisch wordt bediend, schuift u de kragen op de hydraulische koppeling terug en maakt u deze los.

    Important: Koppel de slangen van het werktuig aan elkaar om te voorkomen dat het hydraulische systeem tijdens de opslag wordt verontreinigd.

  6. Monteer de beschermkappen op de hydraulische koppelingen op de machine.

  7. Start de motor, kantel de bevestigingsplaat naar voren en rij de machine achteruit van het werktuig vandaan.

Over het Smart Load systeem

Het Smart Load systeem meet de hydraulische druk in de cilinders van de armen van de lader om het maximale bereik te bepalen.

Wanneer u de armen van de lader strekt tot het maximale bereik voor de armhoogte en het gewicht van de lading, verschijnt het Smart Load-pictogram op het InfoCenter en knippert het indicatielampje, klinkt een alarmsignaal en stoppen de armen met strekken.

Om de armen van de lader nog verder te strekken, moet u de lading lichter maken.

g270732

Regeneratie van het dieselpartikelfilter (DPF)

Over DPF-regeneratie

Het dieselpartikelfilter (DPF) is een onderdeel van het uitlaatsysteem. De dieseloxidatiekatalysator van het DPF vermindert schadelijke gassen, en de roetfilter verwijdert roet uit de motoruitlaat.

Bij de regeneratie van het DPF wordt het roet in het filter verbrand door de hitte van de uitlaatgassen. Hierbij wordt het roet omgezet tot as en worden de kanalen van het filter schoongemaakt zodat de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen stromen.

De motorcomputer controleert de roetophoping door de tegendruk in het DPF te meten. Als de tegendruk te hoog is, verbrandt het roet bij normaal motorbedrijf niet in het roetfilter. Om het DPF vrij van roet te houden, dient u het volgende in acht te nemen:

  • Passieve regeneratie vindt voortdurend plaats terwijl de motor draait – laat de motor zo mogelijk op volle toeren draaien om DPF-regeneratie te bevorderen.

  • Als de tegendruk in het DPF te hoog wordt of er geen reset regeneratie is gebeurd gedurende 100 uur, signaleert de computer van de motor via het InfoCenter wanneer de reset regeneratie bezig is.

  • Laat de reset regeneratie volledig worden voltooid voordat u de motor afzet.

Houd bij het gebruik en het onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF. Een belaste motor bij een hoog stationair toerental (volgas) produceert meestal uitlaatgassen die heet genoeg zijn voor de regeneratie van het DPF.

Important: Laat de motor zo weinig mogelijk stationair of bij laag motortoerental draaien om de roetafzetting in het roetfilter te beperken.

Roetopbouw in het DPF

  • Na verloop van tijd bouwt het dieselpartikelfilter roet op in het roetfilter. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF.

  • Als er te veel roet wordt opgebouwd, geeft de computer aan dat regeneratie van het DPF nodig is.

  • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as.

  • De computer geeft niet alleen waarschuwingsmeldingen, maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van roetopbouw.

Motorwaarschuwingen – roetopbouw

AanduidingsniveauStoringscodeNominaal motorvermogenAanbevolen actie
Niveau 1: waarschuwing motorGraphic

Controleer de motorSPN 3719, FMI 16

De computer verlaagt het motorvermogen tot 85%.Voer zo snel mogelijk een geparkeerde regeneratie uit; zie Een geparkeerde of herstelregeneratie uitvoeren.
Niveau 2: waarschuwing motorGraphic

Controleer de motorSPN 3719, FMI 0

De computer verlaagt het motorvermogen tot 50%.Voer zo snel mogelijk een herstelregeneratie uit; zie Een geparkeerde of herstelregeneratie uitvoeren.

Asopbouw in het DPF

  • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem afgevoerd; de zwaardere as verzamelt zich in het roetfilter.

  • As is een residu van het regeneratieproces. Na verloop van tijd hoopt in het dieselpartikelfilter as op die niet met de motoruitlaat wordt afgevoerd.

  • De computer voor de motor berekent de hoeveelheid as die zich in het DPF heeft opgehoopt.

  • Als er een zekere hoeveelheid as is opgebouwd, stuurt de computer van de motor deze informatie naar het InfoCenter als een motorfout om de opbouw van as in het DPF aan te geven.

  • De foutberichten geven aan dat het tijd is voor onderhoud van het dieselpartikelfilter.

  • De computer geeft niet alleen een waarschuwing maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van asopbouw.

InfoCenter bestuurdersadviezen en motorwaarschuwingen – asopbouw

AanduidingsniveauStoringscodeBeperking motortoerentalNominaal motorvermogenAanbevolen actie
Niveau 1: waarschuwing motorGraphic

Controleer de motorSPN 3720, FMI 16

GeenDe computer verlaagt het motorvermogen tot 85%.Geef het DPF een onderhoudsbeurt; zie Geparkeerde of herstelregeneratie
Niveau 2: waarschuwing motorGraphic

Controleer de motorSPN 3720, FMI 0

GeenDe computer verlaagt het motorvermogen tot 50%.Geef het DPF een onderhoudsbeurt; zie Geparkeerde of herstelregeneratie

Types DPF-regeneratie

Types DPF-regeneratie die uitgevoerd worden terwijl de machine in bedrijf is:

Type regeneratieOmstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilterDPF-activiteit
Passieve regeneratieVindt plaats tijdens normaal gebruik van de machine bij hoog motortoerental of hoge motorbelasting
  • Het InfoCenter geeft geen pictogram weer dat passieve regeneratie aanduidt.

  • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.

Zie Passieve regeneratie van het DPF.

 
 
 
Ondersteunde regeneratieVanwege een laag toerental, lage motorbelasting, of als de computer vaststelt dat het DPF verstopt raakt door roet
  • Het InfoCenter geeft geen pictogram weer dat ondersteunde regeneratie aanduidt.

  • Tijdens ondersteunde regeneratie past de computer van de motor de instellingen van de motor zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.

Zie Ondersteunde regeneratie van het DPF.

 
Reset regeneratie

Eens om de 100 bedrijfsuren.

Doet zich ook voor indien de computer detecteert dat een ondersteunde regeneratie onvoldoende roet heeft verwijderd

  • Wanneer het pictogram hoge uitlaattemperatuur Graphic wordt weergegeven op het InfoCenter, wordt een regeneratie uitgevoerd.

  • Tijdens reset regeneratie past de computer van de motor de instellingen van de motor zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.

Zie Regeneratie resetten.

 
 
 

Types DPF-regeneratie waarbij u de machine dient te parkeren:

Type regeneratieOmstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilterDPF-activiteit
Geparkeerde regeneratieDoet zich voor omdat de computer tegendruk ten gevolge van roetophoping waarneemt in het dieselpartikelfilter
  • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstelregeneratie Graphic of MELDING NR. 188 wordt weergegeven op het InfoCenter, wordt regeneratie gevraagd.

  • Voer de geparkeerde regeneratie zo spoedig mogelijk uit om te voorkomen dat herstelregeneratie nodig is.

  • Een geparkeerde regeneratie duurt 30 tot 60 minuten.

  • De brandstoftank moet ten minste 1/4 gevuld zijn.

  • U moet de machine parkeren om een geparkeerde regeneratie uit te voeren.

Zie Een geparkeerde of herstelregeneratie uitvoeren.

Doet zich ook voor wanneer de bestuurder een geparkeerde regeneratie start
Kan zich voordoen wanneer u reset regeneratie hebt verhinderd in het InfoCenter en de machine bent blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld terwijl het dieselpartikelfilter al reset regeneratie vereiste
Kan veroorzaakt worden door de verkeerde brandstof of motorolie te gebruiken.
 
 
 
HerstelregeneratieWordt uitgevoerd omdat de bestuurder aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waardoor er meer roet wordt opgebouwd in het DPF
  • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstelregeneratie Graphic of MELDING NR. 190 wordt weergegeven op het InfoCenter, wordt herstelregeneratie gevraagd.

  • Een herstelregeneratie duurt tot 3 uur.

  • De brandstoftank van de machine moet ten minste 1/2 gevuld zijn.

  • U moet de machine parkeren om een herstelregeneratie uit te voeren.

Zie Een geparkeerde of herstelregeneratie uitvoeren.

 
 
 
 

Menu DPF Regeneration

Toegang tot het menu DPF Regeneration

  1. Ga naar het onderhoudsmenu en scroll naar beneden naar DPF REGENERATION.

    g362603
  2. Druk op de rechterknop om naar het menu DPF Regeneration te gaan.

Tijd sinds vorige regeneratie

Scroll in het menu DPF Regeneration omlaag naar het veld LAST REGEN.

In het veld LAST REGEN ziet u hoeveel uur de motor heeft gelopen sinds de vorige reset, geparkeerde of herstelregeneratie.

g362604

Menu Technician

Important: Als dit u beter uitkomt, kunt u een geparkeerde regeneratie uitvoeren voordat de roetbelasting 100% bereikt, op voorwaarde dat de motor meer dan 50 uur heeft gedraaid sinds de vorige geslaagde reset, geparkeerde of herstelregeneratie.

Gebruik het menu Technician om de huidige regeneratie-instelling van de motor en het opgegeven roetniveau te zien.

Ga naar het menu DPF Regeneration, scroll dan omlaag en ga naar het menu TECHNICIAN.

g362719
  • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter.

    g362718

    DPF-werkingstabel

    StatusBeschrijving
    NormaalHet dieselpartikelfilter is in normale bedrijfsmodus – passieve regeneratie.
    Assist RegenDe computer van de motor voert een ondersteunde regeneratie uit.
    Reset StbyDe computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren, maar één van de volgende omstandigheden verhindert regeneratie:De instelling Inhibit Regen staat AAN.
    De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
    Reset RegenDe computer van de motor voert een reset regeneratie uit.
    Parked StbyDe computer van de motor vraagt dat u een geparkeerde regeneratie uitvoert.
    Parked RegenU hebt een geparkeerde regeneratie aangevraagd en de computer van de motor is bezig met de regeneratie.
    Recov. StbyDe computer van de motor vraagt om een herstelregeneratie.
    Recov. RegenU hebt een herstelregeneratie gevraagd en de computer van de motor is bezig met de regeneratie.
  • De roetbelasting wordt uitgedrukt als het percentage roet in het dieselpartikelfilter; kijk in de tabel roetbelasting.

    Note: De waarde van de roetbelasting varieert naargelang het gebruik van de machine en DPF-regeneratie.

    g365225

    Tabel roetbelasting

    Belangrijke roetbelastingswaardenStatus regeneratie
    0% tot 5%Minimale roetbelasting
    78%De computer van de motor voert een ondersteunde regeneratie uit.
    100%De computer van de motor vraagt automatisch een geparkeerde regeneratie.
    122%De computer van de motor vraagt automatisch een herstelregeneratie.

Passieve regeneratie van het DPF

  • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de normale werking van de motor.

  • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen.

Ondersteunde regeneratie van het DPF

  • De computer van de motor past de instellingen van de motor aan om de uitlaattemperatuur te verhogen.

  • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen.

Regeneratie resetten

Voorzichtig

Gedurende de DPF-regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600 °C). Hete uitlaatgassen kunnen u of anderen letsel toebrengen.

  • Laat de motor nooit draaien in een afgesloten ruimte.

  • Zorg dat er zich geen ontvlambare materialen in de buurt van het uitlaatsysteem bevinden.

  • Raak onderdelen van een heet uitlaatsysteem nooit aan.

  • Blijf nooit in de buurt van de uitlaat van de machine staan.

  • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur Graphic wordt weergegeven op het InfoCenter terwijl de reset regeneratie wordt uitgevoerd.

  • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.

    Important: Het pictogram hoge uitlaattemperatuur geeft aan dat de uitlaattemperatuur van uw machine hoger kan zijn dan bij normaal bedrijf.

  • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen.

  • Zet wanneer dit mogelijk is de motor niet af en verlaag het motortoerental niet tijdens de reset regeneratie.

    Important: Laat de machine indien mogelijk de volledige herstelregeneratie uitvoeren voordat u de motor afzet.

Periodieke reset regeneratie

Als de motor in de afgelopen 100 bedrijfsuren geen succesvolle reset, geparkeerde of herstelregeneratie heeft uitgevoerd, zal de computer van de motor een reset regeneratie trachten uit te voeren.

Inhibit Regen instellen

Uitsluitend reset regeneratie

Een reset regeneratie leidt tot hogere temperatuur van de uitlaatgassen. Als u de machine gebruikt nabij bomen, struiken, hoog gras of andere temperatuurgevoelige planten of materialen, kunt u de instelling Inhibit Regen gebruiken om te verhinderen dat de computer van de motor een reset regeneratie uitvoert.

Important: Wanneer u de motor uitschakelt en weer start, schakelt de instelling Inhibit Regen naar UIT.

Note: Als u het InfoCenter vraagt om regeneratie te verhinderen, zal het InfoCenter zolang de motor een reset regeneratie vraagt om de 15 minuten MELDING NR. 185 weergeven.

g224692
  1. Ga naar het menu DPF Regeneration en scroll omlaag naar INHIBIT REGEN.

    g362745
  2. Druk op de rechterknop om de instelling Inhibit Regen naar AAN of UIT te wijzigen.

    g365224

Reset regeneratie toestaan

Het InfoCenter geeft het pictogram hoge uitlaattemperatuur Graphic weer wanneer een reset regeneratie wordt uitgevoerd.

Note: Als Inhibit Regen AAN staat, geeft het InfoCenter MELDING NR. 185 weer. Druk op de rechterknop om de instelling Inhibit Regen UIT te schakelen en ga door met de reset regeneratie.

g362746

Note: Als het InfoCenter MELDING NR. 186 weergeeft, zet u de motor op volgas (hoog stationair) om de reset regeneratie te laten verdergaan.

g224395

Note: Wanneer reset regeneratie voltooid is, verdwijnt het pictogram hoge uitlaattemperatuur Graphic van het scherm van het InfoCenter.

Geparkeerde of herstelregeneratie

  • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstelregeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist Graphic weergegeven op het InfoCenter.

  • De machine voert niet automatisch een geparkeerde regeneratie of een herstelregeneratie uit; u moet de regeneratie uitvoeren via het InfoCenter.

Berichten geparkeerde regeneratie

Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie vraagt, worden de volgende meldingen weergegeven in het InfoCenter:

  • Motorwaarschuwing SPN 3720, FMI 16

    g213863
  • MELDING NR. 188 Geparkeerde regeneratie vereist

    Note: Melding nr. 188 verschijnt om de 15 minuten.

    g224397

Berichten herstelregeneratie

Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie vraagt, worden de volgende meldingen weergegeven in het InfoCenter:

Motorwaarschuwing SPN 3719, FMI 0

Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of uw erkende servicedealer voor meer informatie.

g213867

Onbeschikbare opties DPF-status

  • Als de computer van de motor een geparkeerde regeneratie vraagt of bezig is met de verwerking van een geparkeerde regeneratie, wordt de optie PARKED REGEN vergrendeld en het vergrendelingspictogram verschijnt op het scherm.

    g224625
  • Als de computer van de motor een herstelregeneratie vraagt of bezig is met de verwerking van een herstelregeneratie, wordt de optie RECOVERY REGEN vergrendeld en het vergrendelingspictogram verschijnt op het scherm.

    g224628

Een geparkeerde of herstelregeneratie uitvoeren

Voorzichtig

Gedurende de DPF-regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600 °C). Hete uitlaatgassen kunnen u of anderen letsel toebrengen.

  • Laat de motor nooit draaien in een afgesloten ruimte.

  • Zorg dat er zich geen ontvlambare materialen in de buurt van het uitlaatsysteem bevinden.

  • Raak onderdelen van een heet uitlaatsysteem nooit aan.

  • Blijf nooit in de buurt van de uitlaat van de machine staan.

Important: De computer van de machine annuleert de DPF-regeneratie als u het laag stationaire toerental verhoogt of de parkeerrem vrijzet.

  1. Zorg dat de machine minstens de aanbevolen hoeveelheid brandstof in de tank heeft voor het type regeneratie dat u wenst uit te voeren:

    • Geparkeerde regeneratie: brandstoftank 1/4 vol

    • Herstelregeneratie: brandstoftank 1/2 vol

  2. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond, op een plaats buiten, uit de buurt van brandbare materialen.

  3. Schakel de parkeerrem in en laat de armen van de lader zakken.

  4. Zet gashendel op laag STATIONAIR.

  5. Scroll in het menu DPF Regeneration naar PARKED REGEN START of RECOVERY REGEN START. Druk op de rechterknop om de regeneratie te starten.

    g362809
  6. Wanneer u daarom wordt gevraagd, controleert u of het brandstofpeil voldoende is, zoals aangegeven in stap 1. Druk op de rechterknop om verder te gaan.

    g227678
  7. Controleer in het scherm DPF checklist of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat. Druk op de rechterknop om verder te gaan.

    g227679
  8. Druk in het scherm INITIATE DPF REGEN op de rechterknop om verder te gaan.

    g224630
  9. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN.

    g227681
  10. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren.

    • Een geparkeerde regeneratie duurt tot 30 minuten.

    • Een herstelregeneratie duurt tot 3 uur.

    Note: Zie Een geparkeerde of herstelregeneratie annuleren als u de regeneratie moet annuleren nadat deze is gestart.

    g224406g224416
  11. De computer van de motor controleert de motorstatus en foutinformatie. Het InfoCenter kan de volgende meldingen weergeven:

    BerichtRemedie
    Graphic Verlaat het menu regeneratie en laat de machine lopen tot er meer dan 50 uur verstreken is sinds de vorige regeneratie; zie Tijd sinds vorige regeneratie.
    GraphicLos de motorfout op en probeer nogmaals DPF-regeneratie uit te voeren.
    GraphicStart de motor en laat deze lopen.
    GraphicLaat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt.
    GraphicVerander het motortoerental naar laag stationair.
    GraphicLos het probleem met de computer van de motor op en probeer nogmaals DPF-regeneratie uit te voeren.
  12. Het hoofdscherm van het InfoCenter verschijnt en het pictogram regeneratie aanvaard Graphic verschijnt rechts onderaan het scherm terwijl de regeneratie bezig is.

    Note: Terwijl de DPF-regeneratie bezig is, wordt het pictogram hoge uitlaattemperatuur Graphic weergegeven in het InfoCenter.

  13. Wanneer de computer van de motor een geparkeerde of herstelregeneratie voltooid heeft, verschijnt MELDING NR. 183 op het InfoCenter. Als de regeneratie niet voltooid kan worden, geeft het InfoCenter MELDING NR. 184 weer. Druk op de linkerknop om het hoofdscherm te verlaten.

    g362807

Een geparkeerde of herstelregeneratie annuleren

  1. Scroll in het menu DPF Regeneration naar PARKED REGEN CANCEL of RECOVERY REGEN CANCEL.

    g362918
  2. Druk op de rechterknop om de regeneratie te annuleren.

Na gebruik

Veiligheid na het werk

Algemene veiligheid

  • Stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig), laat de armen van de lader neer, zet de motor uit, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of onderhoud uitvoert.

  • Verwijder gras en vuil van de werktuigen, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.

  • Raak geen onderdelen aan die tijdens het gebruik heet kunnen worden. Laat deze eerst afkoelen voordat u de machine afstelt of er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden op uitvoert.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

Een vastzittende machine uit de modder halen

Als de machine vast komt te zitten (bv. in modderige omstandigheden), trekt u de machine terug in een stabiele positie door gelijktijdig beide hefpunten vooraan of beide achterste bevestigingspunten te gebruiken.

Important: Gebruik de voorste bevestigingspunten niet om de machine te trekken.

g371330

Een defecte machine verplaatsen

Important: U mag de machine niet slepen of trekken zonder dat u eerst de sleepkleppen hebt geopend, omdat anders het hydraulische systeem beschadigd raakt.

  1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  2. Verwijder de onderste plaat; zie De onderste plaat verwijderen.

  3. Verwijder de dop voor elke aandrijfmotor.

    g362932
  4. Smeer een ring (M12) aan beide kanten in met olie.

  5. Schroef een moer (M12) op een schroef (M12) en monteer vervolgens de schroef door de ring en het bypassgereedschap in de remzuiger. Niet te vast draaien.

    g370287
  6. Draai de moer vast om de rem vrij te zetten.

    g370392
  7. Verwijder de voorste kap; De voorste kap verwijderen.

  8. Draai de sleepkleppen onder de hydraulische pompen twee keer linksom.

    g362931
  9. Sleep de machine zoals vereist. Maak hierbij gebruik van de punten die worden omschreven in Een vastzittende machine uit de modder halen.

  10. Nadat u de machine hebt hersteld, moet u de sleepkleppen sluiten voordat u de machine gebruikt.

  11. Monteer de voorste kap.

  12. Verwijder het bevestigingsmateriaal en het bypassgereedschap van elke aandrijfmotor en monteer de dop.

  13. Plaats de onderste plaat.

De machine transporteren

Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangers en de bevestiging van machines.

Waarschuwing

Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.

Rijd niet met de machine op de openbare weg.

Een aanhanger selecteren

Waarschuwing

Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken (Figuur 52).

  • Gebruik uitsluitend oprijplaten over de volledige breedte.

  • Zorg ervoor dat de oprijplaat minstens 4 keer zo lang is als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond. Hierdoor is de hoek die de oprijplaat maakt niet groter dan 15 graden op een vlakke ondergrond.

g229507

De machine laden

Waarschuwing

Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen of wordt uitgeladen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.

  • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een oprijplaat op-/afrijdt.

  • Laad de machine in en uit met de zwaarste kant naar de bovenste zijde van de oprijplaat gericht.

  • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een oprijplaat op- of afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen.

  1. Als u een aanhanger gebruikt, moet u deze dan aan het sleepvoertuig bevestigen en de veiligheidskettingen aansluiten.

  2. Sluit indien van toepassing de remmen van de aanhanger aan.

  3. Laat de oprijplaat/-platen neer.

  4. Breng de armen van de lader omlaag.

  5. Laad de machine op de aanhanger met de zwaarste kant naar de bovenste zijde van de oprijplaat gericht, en zorg dat de lading onderaan zit.

    • Als de machine een vol ladingwerktuig heeft (bv. een bak) of een niet-belaadbaar werktuig (bv. een sleuvengraver), rij de machine dan voorwaarts op de oprijplaat.

    • Als de machine een leeg ladingwerktuig of geen werktuig heeft, rij de machine dan achteruit op de oprijplaat.

    g204457
  6. Laat de armen van de lader volledig zakken.

  7. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

  8. Gebruik de metalen bindogen op de machine om de machine goed te bevestigen op de aanhangwagen of de vrachtwagen met banden, kettingen, kabels of touwen. Raadpleeg de lokale voorschriften inzake het vastbinden van de machine.

    Important: Gebruik de bindogen niet om de machine te tillen.

    g318338

De machine uitladen

  1. Laat de oprijplaat/-platen neer.

  2. Rij de machine van de aanhanger met de zwaarste kant naar de bovenste zijde van de oprijplaat gericht, en zorg dat de lading onderaan zit.

    • Als de machine een vol ladingwerktuig heeft (bv. een bak) of een niet-belaadbaar werktuig (bv. een sleuvengraver), rij de machine dan achteruit van de oprijplaat.

    • Als de machine een leeg ladingwerktuig of geen werktuig heeft, rij de machine dan vooruit van de oprijplaat.

    g204458

De machine omhoogbrengen

Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen en breng de machine omhoog met behulp van de 4 hefpunten.

Overschrijd een hoek van 30 graden niet wanneer u de machine omhoogbrengt; gebruik de minimale kettinglengtes die hieronder zijn aangegeven.

g375790

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid bij onderhoud

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

  • Parkeer de machine op een egale ondergrond, schakel de hulphydrauliek uit, breng het werktuig omlaag, stel de parkeerrem (indien aanwezig) in werking, zet de motor uit en verwijder het sleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of repareert.

  • Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Laat personeel dat niet bekend is met de instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Plaats de onderdelen op kriksteunen indien dit nodig is.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie; zie Hydraulische druk aflaten.

  • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden uitvoert; zie De accu-ontkoppelingsschakelaar gebruiken.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Knoei niet met de veiligheidsvoorzieningen.

  • Werktuigen kunnen invloed hebben op de stabiliteit en de bediening van de machine.

  • Gebruik alleen originele reserveonderdelen van Toro.

  • Als het voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden nodig is dat de laadarmen omhoog staan, kunt u de armen in de opgeheven stand vergrendelen met de hydraulische cilindervergrendeling(en).

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de machine.(onmiddellijk na elke wasbeurt).
  • Controleer de onderhoudsindicator van het luchtfilter.
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Reinig de rupsbanden en controleer op overmatige slijtage en ga na of ze de juiste spanning hebben.
  • Verwijder dagelijks vuil van het scherm, de oliekoeler en de voorzijde van de radiateur. Doe dit vaker in stoffige en vuile omstandigheden.
  • Het radiateurscherm controleren en reinigen
  • Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank.
  • Verwijder vuil van de machine.
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vast zit.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
  • De instelschroeven van de armen van de lader vastdraaien.Controleer het aandraaimoment wanneer de onderste armen van de lader rammelen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Verwijder water en ander vuil uit de waterafscheider.
  • Controleer de conditie van de accu.
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. (Verwijder het vuil vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden.)
  • Controleer de slangen van het koelsysteem.
  • De riemspanning van de wisselstroomdynamo controleren.
  • Controleer de hydraulische leidingen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage, beschadigingen als gevolg van weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.(Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.)
  • Controleer of er aangekoekt vuil op het chassis zit.(Vaker in vuile omstandigheden.)
  • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Controleer de brandstofleidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
  • Ververs de hydraulische olie en vervang de filters (als u geen Toro vloeistof gebruikt).
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Luchtfilter onderhoudsbeurt geven.(Geef het luchtfilter vaker een onderhoudsbeurt in zeer stoffige of vuile omstandigheden.)
  • Filter van waterafscheider vervangen.
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Brandstof aftappen uit de brandstoftank(s) en deze reinigen — alleen door een erkende servicedealer.
  • De riem van de wisselstroomdynamo/ventilator vervangen (raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor instructies).
  • Om de 800 bedrijfsuren
  • Motorkoelvloeistof verversen.
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Ververs de hydraulische olie en vervang de filters (als u Toro vloeistof gebruikt).
  • Om de 1500 bedrijfsuren
  • Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
  • Om de 3000 bedrijfsuren
  • Demonteer, reinig en monteer het roetfilter van het DPFof als motorfout spn 3251 fmi 0, spn 3720 fmi 0, of spn 3720 fmi 16 op het InfoCenter verschijnt.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • De spanning van de rupsbanden controleren en op de juiste spanning brengen.
  • Beschadigde lak bijwerken.
  • Om de 2 jaar
  • Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
  • Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    De cilindervergrendelingen gebruiken

    Waarschuwing

    Als de armen van de lader in de opgeheven stand staan, kunnen deze omlaag komen waardoor iemand die eronder staat bekneld kan raken.

    Plaats de cilindervergrendeling(en) voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert waarbij de armen van de lader omhoog moeten staan.

    Cilindervergrendelingen aanbrengen

    1. Verwijder het werktuig.

    2. Breng de armen van de lader volledig omhoog.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Draai de knop los waarmee de cilindervergrendeling aan de arm van de lader is bevestigd.

      g359013
    5. Schuif de cilindervergrendeling over de hefcilinderstang.

      g267536
    6. Herhaal stap 4 en 6 voor de andere kant van de machine.

    7. Breng langzaam de armen van de lader omlaag totdat de cilindervergrendelingen contact maken met de cilinderbehuizingen en de uiteinden van de stang.

    8. Bevestig de vergrendeling van de klep van de lader; zie Vergrendeling van klep van lader

    De cilindervergrendelingen verwijderen en opslaan

    Important: Verwijder de cilindervergrendelingen van de stangen en vergrendel ze volledig in de opslagstand voordat u de machine bedient.

    1. Start de motor.

    2. Breng de armen van de lader volledig omhoog.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Verwijder de pennen waarmee de cilindervergrendelingen zijn bevestigd.

    5. Verwijder de cilindervergrendelingen van de hefcilinderstangen.

    6. Plaats de pennen in de vergrendelingen.

    7. Plaats de cilindervergrendelingen op de armen van de lader, met de penringen onder de vergrendelingen, en bevestig elke vergrendeling met de handknop.

      g359013
    8. Breng de armen van de lader omlaag.

    Toegang krijgen tot inwendige onderdelen

    Waarschuwing

    Als u deksels, kappen of schermen openmaakt terwijl de motor draait, kunt u in contact komen met bewegende onderdelen en daarbij ernstig letsel oplopen.

    Voordat u een deksel, kap of scherm opent: zet de motor af, verwijder het sleuteltje uit het contact en laat de motor afkoelen.

    Motorkap openen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Ontgrendel de motorkap met de vergrendelsleutel en druk op de knop om de vergrendeling vrij te zetten.

      g362359
    4. Open de motorkap

    De motorkap sluiten

    1. Laat de motorkap zakken.

    2. Druk de vergrendeling naar beneden om de motorkap te bevestigen.

    3. Vergrendel de motorkap met de vergrendelsleutel.

    De achterste kap verwijderen

    1. Verwijder de 2 bouten waarmee de bovenkant van de achterste kap is bevestigd.

      g359278
    2. Til de kap uit de sleuven in de beugel van de radiateur.

      g359279

    De onderste plaat verwijderen

    1. Verwijder de 2 bouten waarmee de onderste plaat is bevestigd.

      g359291
    2. Verwijder de onderste plaat.

    De voorste kap verwijderen

    1. Breng de laadarmen omhoog en bevestig ze met de cilindervergrendelingen.

    2. Maak de 2 bouten los waarmee de voorste kap aan de machine is bevestigd.

      g359302
    3. Schuif de kap van de machine.

    4. Wanneer u de kap monteert, draait u de bouten vast met een torsie van 41 N·m

    De voorste kap verwijderen

    1. Breng de laadarmen omhoog en bevestig ze met de cilindervergrendelingen.

    2. Open de motorkap.

    3. Verwijder de 4 bouten waarmee de kap is bevestigd aan de machine.

      g363210
    4. Verwijder de kap.

    Zijschermen verwijderen

    1. Open de motorkap.

    2. Schuif het scherm uit de voorste en achterste sleuven.

      g363164

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de machine.(onmiddellijk na elke wasbeurt).
  • Type vet: vet voor algemene doeleinden.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Reinig de smeernippels met een doek.

      g359308
    4. Sluit een smeerpistool aan op elke smeernippel.

    5. Pomp vet in de nippels totdat er wat vet bij de lagers naar buiten komt (ongeveer 3 maal pompen).

    6. Overtollig vet wegvegen.

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.

    • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

    • Houd uw handen, voeten, gezicht, andere lichaamsdelen en kleding uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de onderhoudsindicator van het luchtfilter.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. (Verwijder het vuil vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden.)
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Luchtfilter onderhoudsbeurt geven.(Geef het luchtfilter vaker een onderhoudsbeurt in zeer stoffige of vuile omstandigheden.)
  • Luchtfilter controleren

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Open de motorkap.

    4. Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken.

      Vervang een beschadigde luchtfilterbehuizing.

    5. Controleer het luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.

    6. Geef het luchtfilter en het veiligheidselement een onderhoudsbeurt wanneer u wordt gewaarschuwd.

      Important: Geef het luchtfilter niet te vaak een onderhoudsbeurt.

      g332364
    7. Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit.

    Onderhoud van het luchtfilter

    Note: Als de schuimrubberen pakking in het deksel is beschadigd, moet u dit vervangen.

    Important: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via het filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen.

    Important: Reinig nooit een gebruikt filter omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.

    Important: Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt.

    Important: Druk niet op het flexibele midden van het filter.

    g031807

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Motorolietype

    Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.

    Carterinhoud: 5,2 liter met filter

    Verkieslijke motorolie: Toro Premium motorolie

    Indien u een andere olie gebruikt, gebruik dan hoogwaardige motorolie met laag asgehalte die minstens voldoet aan de volgende specificaties:

    • API onderhoudsclassificatie CJ-4 of hoger

    • ACEA onderhoudsclassificatie E6

    • JASO onderhoudsclassificatie DH-2

    Important: Gebruik van andere olie dan API-classificatie CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan het dieselpartikelfilter doen verstoppen of de motor beschadigen.

    Gebruik motorolie met de volgende viscositeit:

    • SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen)

    • SAE 15W-40 (boven 0 °F)

    Note: Vraag uw erkende servicedealer om Toro Premium motorolie.

    Het motoroliepeil controleren

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    3. Open de motorkap.

    4. Verwijder het linker zijscherm.

    5. Maak schoon rond de oliepeilstok en de olievuldop.

      g361061
    6. Controleer het oliepeil en vul indien nodig bij met olie.

      Important: Giet niet te veel olie in het carter; als het oliepeil in het carter te hoog is en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen.

      g264959
    7. Sluit de motorkap.

    Motorolie verversen en filter vervangen

    1. Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen.

    2. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen.

      Note: Warme olie kan beter worden afgetapt.

    3. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    4. Breng de laadarmen omhoog en breng de cilindervergrendelingen aan.

    5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    6. Tap de olie af onder het platform.

      Voorzichtig

      De onderdelen kunnen heet zijn als de machine heeft gewerkt. U kunt zich verbranden als u hete onderdelen aanraakt.

      Zorg dat u geen hete onderdelen aanraakt wanneer u de olie en/of het filter vervangt.

      g361063g360882
    7. Draai de aftapplug vast met een torsie van 46 tot 56 N·m.

    8. Open de motorkap.

    9. Verwijder het linker scherm; zie Zijschermen verwijderen.

    10. Plaats een ondiepe opvangbak of een doek onder het filter om olie op te vangen.

    11. Vervang het oliefilter.

      g031261
    12. Verwijder de olievuldop en giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie in het klepdeksel.

    13. Controleer het oliepeil.

    14. Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de bovenste opening op de peilstok bereikt.

    15. Plaats de vuldop terug.

    16. Monteer het linker scherm.

    17. Sluit de motorkap.

    Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en het roetfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 3000 bedrijfsuren
  • Demonteer, reinig en monteer het roetfilter van het DPFof als motorfout spn 3251 fmi 0, spn 3720 fmi 0, of spn 3720 fmi 16 op het InfoCenter verschijnt.
  • Als motorfout , , of op het InfoCenter verschijnt, maak het roetfilter dan schoon zoals hieronder beschreven:

    g214715g213864g213863
    1. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF.

    2. Neem contact op met uw erkende servicedealer voor vervangingsonderdelen of onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en het roetfilter.

    3. Neem contact op met uw erkende servicedealer voor een reset van de ECU van de motor na montage van een schoon DPF.

    Onderhoud brandstofsysteem

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    Raadpleeg Brandstofveiligheid voor een volledige lijst van brandstofgerelateerde voorzorgen.

    Waterafscheider aftappen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Verwijder water en ander vuil uit de waterafscheider.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Plaats een opvangbak onder de waterafscheider.

      g361075
    4. Draai het aftapventiel aan de onderzijde van de filterbus los en laat het water weglopen.

    5. Maak het aftapventiel vast.

    Filter van waterafscheider vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Filter van waterafscheider vervangen.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de achterste kap; zie De achterste kap verwijderen.

    4. Reinig het gebied waar de waterafscheider wordt bevestigd.

      g361076
    5. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd

    6. Smeer schone olie op de pakking van de nieuwe filterbus.

    7. Vul de bus met brandstof.

    8. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.

    9. Monteer de achterste kap.

    Brandstofleidingen en aansluitingen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Controleer de brandstofleidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
  • Inspecteer de brandstofleidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. Draai eventuele losse aansluitingen vast en neem contact op met een erkende servicedealer voor hulp bij het herstellen van beschadigde brandstofleidingen.

    Brandstoffilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Open de motorkap.

    4. Reinig de omgeving van de plaats waar de brandstoffilter wordt gemonteerd.

      g392882
    5. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd.

    6. Smeer schone olie op de pakking van de nieuwe filterbus.

    7. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.

    8. Laat het brandstofsysteem uitlekken; raadpleeg Het brandstofsysteem ontluchten.

    9. Start de motor en controleer op brandstoflekkage rond de filterkop.

    10. Sluit de motorkap.

    Het brandstofsysteem ontluchten

    U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor start, indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan:

    • Eerste keer starten van een nieuwe machine

    • De motor is gestopt omdat de brandstof op was.

    • Er is onderhoud uitgevoerd op onderdelen van het brandstofsysteem (er is bijvoorbeeld een filter vervangen).

    1. Draai het sleuteltje naar de stand LOPEN.

    2. Laat de brandstofpomp 2 minuten draaien voordat u de machine start.

    Brandstof aftappen uit de brandstoftank(s)

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Brandstof aftappen uit de brandstoftank(s) en deze reinigen — alleen door een erkende servicedealer.
  • Laat een erkende servicedealer brandstof aftappen uit de brandstoftank(s) en deze reinigen.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Veiligheid van het elektrisch systeem

    • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden uitvoert; zie De accu-ontkoppelingsschakelaar gebruiken.

    • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

    • Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Voorkom contact met de huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u werkzaamheden verricht aan de accu.

    • Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt van de accu.

    De accu-ontkoppelingsschakelaar gebruiken

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Open de motorkap.

    4. Zet de accu-ontkoppelingsschakelaar in de stand AAN of UIT om de onderstaande acties uit te voeren:

      • Om de machine elektrisch op te laden, draait u de accu-ontkoppelingsschakelaar rechtsom naar de stand AAN.

      • Om de machine elektrisch te ontladen, draait u de accu-ontkoppelingsschakelaar linksom naar de stand UIT.

      g361175

    Onderhoud van de accu

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de conditie van de accu.
  • De accu verwijderen

    Waarschuwing

    Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.

    Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.

    1. Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    3. Breng de laadarmen omhoog en breng de cilindervergrendelingen aan.

    4. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    5. Verwijder de voorkap; zie De voorste kap verwijderen.

    6. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool. Bewaar de bevestigingsmiddelen.

      g361207
    7. Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood).

    8. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool. Bewaar de bevestigingsmiddelen.

    9. Verwijder de vleugelmoeren, stangen en band.

    10. De accu verwijderen.

    Accu opladen

    Waarschuwing

    Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.

    Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.

    Important: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C.

    1. Verwijder de accu van de machine; raadpleeg De accu verwijderen.

    2. Laad de accu 4 tot 8 uur op bij 3 tot 4 A. De accu niet overladen.

      g003792
    3. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen.

    De accu reinigen

    Note: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Haal de accu uit de machine; De accu verwijderen.

    4. Was de hele accubak met een oplossing van natriumbicarbonaat en water.

    5. Spoel de accu met schoon water.

    6. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.

    7. Monteer de accu; zie Accu monteren.

    Accu monteren

    Waarschuwing

    Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.

    Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.

    1. Plaats de accu op de accubak en bevestig hem met de band, vleugelmoeren en stangen.

      g361207
    2. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de pluskabel (rood) op de pluspool (+) van de accu aan te sluiten.

    3. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool van de accu.

    4. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu aan te sluiten.

    5. Monteer de voorste kap.

    Onderhoud van een reserveaccu

    De oorspronkelijke accu heeft geen onderhoud nodig. Raadpleeg voor het onderhoud van een reserveaccu de instructies van de fabrikant.

    De machine starten met startkabel

    Waarschuwing

    De accu starten met een startkabel kan gassen produceren die tot ontploffing kunnen komen.

    Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.

    1. Verwijder de voorkap; zie De voorste kap verwijderen.

    2. Controleer de accupolen op roestvorming en verwijder roest voordat u de machine start met een startkabel. Zorg dat de verbindingen stevig vastzitten.

      Voorzichtig

      Roest en losse verbindingen kunnen op om het even welk moment van de startprocedure ongewenste elektrische spanningspieken veroorzaken.

      Gebruik geen startkabels als de accupolen loszitten of verroest zijn; dit kan schade aan de motor veroorzaken.

      Gevaar

      Startkabels gebruiken op een zwakke accu die gebroken of bevroren is, of die een laag accuzuurpeil of een open/kortgesloten accucel heeft, kan tot ontploffing en ernstig persoonlijk letsel leiden.

      Gebruik geen startkabels op een zwakke accu die zulke eigenschappen vertoont.

    3. Gebruik als startaccu een goede, volledig opgeladen loodzuuraccu met een spanning van minstens 12,6 V.

      Note: Gebruik korte startkabels van de juiste grootte om het spanningsverlies tussen de systemen te beperken. Zorg ervoor dat de kabels voorzien zijn van een kleurcode of markering voor de juiste polariteit.

      Waarschuwing

      Accu's bevatten zuur en produceren ontvlambare gassen.

      • Bescherm te allen tijde uw ogen en gezicht voor de accu's.

      • Leun niet over de accu's.

      Note: Zorg ervoor dat de vuldoppen stevig vastzitten en horizontaal zijn. Indien vochtige doeken voorhanden zijn, legt u deze over de vuldoppen van de accu's. Zorg er ook voor dat de machines elkaar niet raken, dat de beide elektrische systemen uitgeschakeld zijn en dat ze hetzelfde nominale voltage hebben. Deze instructies gelden alleen voor negatief geaarde systemen.

    4. Koppel de pluskabel (+) aan op de pluspool (+) van de ontladen accu die verbonden is met de starter of de solenoïde; zie Figuur 82.

      g012785
    5. Sluit het andere uiteinde van de plus (+) van de startkabel aan op de pluspool van de accu in de andere machine.

    6. Sluit het ene uiteinde van de min (-) van de startkabel aan op de minpool van de accu in de andere machine.

    7. Sluit het andere uiteinde van de min (-) van de startkabel aan op een aardingspunt, zoals een ongeverfde bout of een deel van het chassis.

    8. Start de motor van de andere machine. Laat de motor een aantal minuten draaien en start vervolgens de tweede motor.

    9. Koppel de kabels in de omgekeerde volgorde los.

    10. Monteer de voorste kap.

    Onderhoud van de zekeringen

    De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting.

    g362178

    Zekeringen

    123456789101112
    AXXHendelVoeding werktuigAccessoireVoeding TecClaxon
       (5 A)(20 A)(10 A)(7,5 A)(10 A)
    BXXXXTDM 2002Auto LevelVoeding TecLichten/USB
         (10 A) (10 A)(7,5 A)(15 A)
    CXXXXTelematicaXXVoeding TecVoeding systeem
         (10 A)  (7,5 A)(15 A)
    DXXX(Relais)(Relais)(Relais)
    EXXX

    Note: Als de machine niet start, kan de zekering van het hoofdcircuit of de zekering van het bedieningspaneel/relais zijn doorgebrand.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Onderhoud van de rupsbanden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Reinig de rupsbanden en controleer op overmatige slijtage en ga na of ze de juiste spanning hebben.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
  • De rupsbanden reinigen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Laat de gemonteerde, naar beneden gerichte bak in de grond zakken zodat de voorzijde van de tractie-eenheid een paar centimeter van de grond komt.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Gebruik een waterslang of een hogedrukreiniger om de rupsbanden te reinigen.

    Important: Gebruik alleen waterdruk voor het reinigen van de rupsbanden. De rest van de tractie-eenheid mag niet met een hogedrukreiniger behandeld worden. Gebruik geen hogedrukreiniging tussen de tandwielaandrijving en de tractie-eenheid omdat de motorafdichting hierdoor beschadigd kan raken. Hogedrukreiniging kan het elektrische en hydraulische systeem beschadigen of de smering aantasten.

    Important: Zorg ervoor dat u de wegwielen, het voorwiel, het achterwiel en de tandwielaandrijving grondig reinigt. De wegwielen moeten vrij kunnen draaien als deze schoon zijn.

    g361234

    De spanning van de rupsbanden controleren en afstellen

    Hef/ondersteun 1 zijde van de machine en gebruik het gewicht van de rupsband om na te gaan of de ruimte tussen de onderkant van de lip van het wegwiel en de rupsband 19 mm bedraagt. Als dit niet het geval is, stel dan de spanning van de rupsbanden af met behulp van de volgende procedure.

    g361233
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Breng de kant van de machine die u aan het afstellen bent omhoog zodat de rupsband van de grond is.

    4. Draai de bouten los op de achterste kap en verwijder de kap.

      g363402
    5. Draai de contramoer los en draai de spanschroef rechtsom tot de speling van de rupsband 19 mm bedraagt.

      g363401
    6. Draai de contramoer vast.

    7. Plaats de kap en maak de bouten vast.

    8. Herhaal de procedure voor de andere rupsband.

    9. Rij de machine naar een horizontaal oppervlak en parkeer de machine daar, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    10. Controleer of de rupsband 19 mm doorbuigt. Indien nodig instellen.

    Rupsbanden vervangen

    Verwijderen van de rupsbanden

    1. Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zorg er hierbij voor dat slechts 1 tandwielhelft aangrijpt op de rupsband.

      g361326
    3. Breng de armen van de lader omlaag.

    4. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    5. Krik de machine op zodat de onderkant van de rupsband zich minstens 10,2 cm van de grond bevindt. Ondersteun de machine met assteunen.

      Note: Gebruik steunen met voldoende capaciteit voor uw machine.

      Waarschuwing

      Het kan gebeuren dat een mechanische of hydraulische krik een machine niet ondersteunt. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

      Plaats de machine altijd op kriksteunen.

    6. Draai de bouten los op de achterste kap en verwijder de kap.

      g363402
    7. Draai de contramoer los en draai aan de spanschroef om de spanning op te heffen.

      g363401
    8. Verwijder het gedeelte van de tandwielaandrijving dat niet met de rupsband is verbonden.

      Important: Als u dit gedeelte niet verwijdert, kan het moeilijk zijn om een nieuwe rupsband te plaatsen zonder deze te beschadigen.

      g361327
    9. Start de machine en zet de parkeerrem vrij.

    10. Zet de tractiebediening naar voren tot de andere helft van de tandwielaandrijving niet aangrijpt op de rupsband.

      g361325
    11. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    12. Verwijder de rupsband van het rupsbandframe, de aandrijfspil en dan het voorwiel.

    De rupsband plaatsen

    1. Leg de nieuwe rupsband rond het voorwiel.

      g361328
    2. Duw de rupsband onder en tussen de wegwielen en leg hem rond het achterste wiel.

    3. Start de motor en zet de parkeerrem vrij.

    4. Beweeg de tractiebediening naar voren tot de tandwielaandrijvinghelft aangrijpt op de rupsband.

      g361324
    5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    6. Breng schroefdraadborgmiddel aan op de bouten van de tandwielaandrijvinghelft die u hebt verwijderd en monteer de andere tandwielhelft. Draai de bouten vast met een torsie van 80 tot 99 N·m.

      g361327
    7. Stel de spanschroef af tot de rupsband 19 mm doorbuigt.

      g363401
    8. Draai de contramoer vast.

    9. Plaats de kap en maak de bouten vast.

    10. Herhaal de procedure om de andere rupsband te vervangen.

    11. Laat de machine neer op de grond.

    12. Rij de machine naar een horizontaal oppervlak en parkeer de machine daar, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    13. Verifieer of de spanning van de rupsband correct is; zie De spanning van de rupsbanden controleren en afstellen.

    Onderhoud koelsysteem

    Veiligheid van het koelsysteem

    • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten bereik van kinderen en huisdieren houden.

    • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.

      • Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop verwijdert.

      • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.

    Onderhoud van het koelsysteem

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Verwijder dagelijks vuil van het scherm, de oliekoeler en de voorzijde van de radiateur. Doe dit vaker in stoffige en vuile omstandigheden.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de slangen van het koelsysteem.
  • Radiateurscherm reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het radiateurscherm controleren en reinigen
  • Verwijder aangekoekt gras of ander vuil met perslucht van het radiateurscherm.

    Het koelvloeistofpeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank.
  • Het koelsysteem bevat een mengsel met een 50/50 verhouding van water en permanente ethyleenglycol-antivries.

    1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de laderarmen zakken, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.

    2. Verwijder het sleuteltje uit het contact en laat de motor afkoelen.

    3. Open de motorkap.

    4. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank.

      Note: Het koelvloeistofpeil hoort op of boven de markering aan de zijkant van de tank te staan.

      g361339
    5. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u de tank bij met een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat.

      Important: Vul de expansietank niet te vol.

    6. Plaats de dop weer op de expansietank.

    Motorkoelvloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 800 bedrijfsuren
  • Motorkoelvloeistof verversen.
  • Laat de motorkoelvloeistof eenmaal per jaar verversen door een erkende servicedealer.

    Als er motorkoelvloeistof moet worden bijgevuld, raadpleeg Het koelvloeistofpeil controleren.

    Onderhoud riemen

    De riemspanning van de wisselstroomdynamo controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De riemspanning van de wisselstroomdynamo controleren.
    1. Druk met een kracht van 44 N halverwege tussen de poelies op de riem.

    2. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebouten van de wisselstroomdynamo losdraaien.

      g008932
    3. Vergroot of verklein de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo.

    4. Draai de montagebouten vast.

    5. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.

    Onderhoud bedieningsysteem

    De bedieningsorganen afstellen

    De bedieningsorganen worden in de fabriek afgesteld voordat de machine wordt verzonden. Na vele bedrijfsuren moet u echter mogelijk de uitlijning van de tractiebediening, de NEUTRAALSTAND van de tractiebediening en de sporing van de tractiebediening in de stand volledig vooruit opnieuw afstellen.

    Neem contact op met uw erkende servicedealer om de bedieningsorganen van uw machine af te stellen.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Veiligheid van het hydraulische systeem

    • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

    • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

    Hydraulische druk aflaten

    Om hydraulische druk af te laten terwijl de motor draait, moet u de hulphydrauliek uitschakelen en de armen van de lader volledig laten zakken en intrekken.

    Om de druk af te laten terwijl de motor uit staat, beweegt u de joystick een paar keer tussen de voorwaartse posities om de armen van de lader omlaag te brengen.

    g362371

    Specificaties hydraulische vloeistof

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de hydraulische leidingen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage, beschadigingen als gevolg van weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.(Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.)
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Ververs de hydraulische olie en vervang de filters (als u geen Toro vloeistof gebruikt).
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Ververs de hydraulische olie en vervang de filters (als u Toro vloeistof gebruikt).
  • Om de 1500 bedrijfsuren
  • Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
  • Om de 2 jaar
  • Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
  • Capaciteit hydraulische tank: 44,7 liter

    Gebruik slechts 1 van de volgende vloeistoffen in het hydraulische systeem:

    • Toro Premium transmissie-/hydraulische tractorvloeistof (vraag uw erkende servicedealer om meer informatie)

    • Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof (vraag uw erkende servicedealer om meer informatie)

    • Als geen van de bovenstaande Toro-vloeistoffen verkrijgbaar is, kunt u een andere Universal Tractor Hydraulic Fluid (UTHF) gebruiken, maar het mag uitsluitend gaan om een conventioneel, petroleumgebaseerd product. De specificaties moeten binnen het vermelde bereik vallen voor alle onderstaande materiaaleigenschappen en de vloeistof moet voldoen aan de vermelde industriestandaarden. Vraag uw leverancier van hydraulische vloeistof of de vloeistof voldoet aan deze specificaties.

      Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.

      Materiaaleigenschappen
      Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C: 55 tot 62
      cSt bij 100 °C: 9,1 tot 9,8
      Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 152
      Stolpunt, ASTM D97-37 tot-43 °C
      Industriestandaarden
      API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM

      Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15 tot 22 l hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer met onderdeelnr. 44-2500.

    Het peil van de hydraulische vloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
  • Important: Gebruik altijd de juiste hydraulische vloeistof. Vloeistoffen voor algemeen gebruik brengen schade toe aan het hydraulische systeem. Zie Specificaties hydraulische vloeistof.

    1. Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Breng de beugel omhoog.

      g363235
    5. Maak schoon rond de dop van de vulbuis.

    6. Verwijder de dop van de vulbuis en controleer het vloeistofpeil op de peilstok.

      Note: Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen op de peilstok staan.

      g362074
    7. Als het peil te laag staat, vult u vloeistof bij tot het correcte peil.

    8. Plaats de vuldop terug.

    9. Breng de beugel omlaag.

    Hydraulische filters vervangen

    Important: Gebruik ter vervanging geen filter voor motorolie omdat dit het hydraulische systeem ernstig kan beschadigen.

    1. Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    3. Breng de laadarmen omhoog en breng de cilindervergrendelingen aan.

    4. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    5. Verwijder de voorkap; zie De voorste kap verwijderen.

    6. Plaats een opvangbak onder het filter en vervang het filter.

      g031621
    7. Neem gemorste vloeistof op.

    8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.

    9. Zet de motor af en controleer op lekkages.

    10. Controleer het peil van de vloeistof in de hydraulische tank; zie Het peil van de hydraulische vloeistof controleren, en voeg vloeistof toe tot het peil op de markering op de peilstok staat.

      Important: Vul de brandstoftank niet te vol.

    11. Monteer de voorste kap.

    12. Verwijder de cilindervergrendelingen en bewaar ze. Breng de armen van de lader naar beneden.

    Hydraulische vloeistof verversen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Plaats een grote opvangbak geschikt voor 57 liter onder de aftapplug op de hydraulische tank.

      g363374
    4. Verwijder de aftapplug zodat de olie in de opvangbak kan lopen.

    5. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug en draait u hem vast.

      Note: Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    6. Vul de hydraulische tank met hydraulische vloeistof; zie Specificaties hydraulische vloeistof.

    7. Start de motor en laat deze een paar minuten lopen.

    8. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul indien nodig de tank bij met vloeistof; raadpleeg Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.

    Onderhoud van de lader

    De instelschroeven van de armen van de lader vastdraaien

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • De instelschroeven van de armen van de lader vastdraaien.Controleer het aandraaimoment wanneer de onderste armen van de lader rammelen.
  • Controleer het aandraaimoment wanneer de onderste armen van de lader rammelen.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    3. Draai op elke arm van de lader de stelschroef van de 4 instelschroeven los.

      g362079
    4. Draai de instelschroeven aan tot 27 N·m.

    5. Controleer of de lengte van de instelschroeven die uit de armen steekt van links naar rechts gelijk is.

    6. Breng middelmatig sterk schroefdraadborgmiddel aan op de stelschroeven en draai ze vast tot ze de instelschroeven raken.

      Important: Draai de stelschroeven niet te vast; anders kunt u de schroefdraad van de instelschroeven beschadigen.

    Reiniging

    Vuil verwijderen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Verwijder vuil van de machine.
  • Important: Als de motor wordt gebruikt terwijl de schermen verstopt zijn en/of de uitlaatringen zijn verwijderd, kan dit leiden tot schade aan de motor door oververhitting.

    1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en laat de laderarmen zakken.

    2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    3. Open de motorkap.

    4. Verwijder vuil van het voorscherm en de zijschermen.

    5. Veeg het vuil van het luchtfilter.

    6. Verwijder met een borstel of blazer aangekoekt vuil van de motor en de ribben van de oliekoeler.

      Important: Als de motor wordt gebruikt terwijl de schermen verstopt zijn en/of de uitlaatringen zijn verwijderd, kan dit leiden tot schade aan de motor door oververhitting.

    7. Verwijder vuil van de opening van de motorkap, de geluiddemper, de hitteschermen en het radiateurscherm (indien van toepassing).

    8. Sluit de motorkap.

    De machine schoonmaken

    Doe het volgende wanneer u de machine reinigt met een hogedrukreiniger:

    • Draag geschikte beschermende uitrusting voor de hogedrukreiniger.

    • Laat alle beveiligingen op hun plaats zitten.

    • Vermijd spuiten op elektronische onderdelen.

    • Vermijd spuiten op de randen van stickers.

    • Spuit enkel op de buitenkant van de machine. Spuit niet rechtstreeks in openingen in de machine.

    • Spuit enkel op de vuile delen van de machine.

    • Gebruik een spuitdop van 40 graden of meer. Spuitdoppen van 40 graden zijn meestal wit.

    • Hou het uiteinde van de hogedrukreiniger minstens 61 cm verwijderd van het oppervlak dat gereinigd wordt.

    • Gebruik enkel hogedrukreinigers met een druk onder 137,89 bar en een debiet onder 7,6 liter per minuut.

    • Vervang afpellende of beschadigde stickers.

    • Smeer alle smeerpunten na het schoonmaken; zie De machine smeren.

    Het chassis reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer of er aangekoekt vuil op het chassis zit.(Vaker in vuile omstandigheden.)
  • Na verloop van tijd zal er vuil aankoeken op het chassis onder de motor. Dit moet worden verwijderd. Open de motorkap en inspecteer regelmatig het gebied onder de motor met behulp van een zaklamp. Als de laag vuil 2,5 tot 5 cm dik is, moet u het chassis schoonmaken.

    1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en laat de armen van de lader zakken.

    2. Til de voorkant van de machine op zodat de machine naar achteren is gekanteld.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Verwijder de onderste plaat; zie De onderste plaat verwijderen.

    5. Verwijder de voorste kap; zie De voorste kap verwijderen.

    6. Spuit water in het chassis om het vuil te verwijderen.

      Note: Het water zal uit de achterkant van de machine lopen.

      Important: Spuit geen water in de motor.

    7. Smeer het voertuig; zie De machine smeren.

    8. Plaats de onderste plaat.

    9. Monteer de voorste kap.

    10. Laat de machine neer.

    Stalling

    Veiligheid tijdens opslag

    • Zet de motor uit, verwijder de contactsleutel en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze stalt.

    • U mag de machine of de brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur.

    Stalling

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder vuil en roet van de volledige machine.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de hydraulische pompen en de accu.

    4. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    5. Smeer de machine; zie De machine smeren.

    6. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen en filter vervangen.

    7. Laad de accu op; zie Onderhoud van de accu.

    8. Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning; zie De spanning van de rupsbanden controleren en afstellen.

    9. Controleer alle bevestigingen en draai deze vast. Repareer of vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen.

    10. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende servicedealer.

    11. Sla de machine in een schone, droge garage of opslagruimte op. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar het op een logische plaats.

    12. Koppel de accu af; zie De accu-ontkoppelingsschakelaar gebruiken.

    13. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De motor start niet.
    1. Vuil, water, oude of verkeerde brandstof in het brandstofsysteem.
    2. Het brandstoffilter is verstopt.
    3. Een onjuiste brandstofklasse voor gebruik in koud weer wordt gebruikt in de machine.
    4. Accu is leeg.
    1. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    2. Brandstoffilter vervangen.
    3. Brandstofsysteem aftappen en brandstoffilter vervangen. Verse brandstof van juiste klasse bijvullen voor de temperatuuromstandigheden. U moet mogelijk de volledige tractie-eenheid verwarmen.
    4. Accu opladen of vervangen.
    De motor verliest vermogen.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. Er zit lucht in de brandstof.
    3. De motor raakt oververhit.
    4. De motor is te zwaar belast.
    5. Verkeerd oliepeil in het carter.
    6. De luchtfilters zijn vuil.
    1. Brandstoftank met verse brandstof vullen.
    2. Ontlucht het brandstofsysteem en controleer op luchtlekkage bij de aansluitingen van de brandstofslang en de aansluitingen tussen de brandstoftank en de motor.
    3. Raadpleeg het onderdeel "De motor raakt oververhit".
    4. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden.
    5. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt.
    6. Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt.
    De motor start, maar blijft niet lopen.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. Er zit lucht in de brandstof.
    3. De motor raakt oververhit.
    4. De luchtfilters zijn vuil.
    1. Brandstoftank met verse brandstof vullen.
    2. Ontlucht het brandstofsysteem en controleer op luchtlekkage bij de aansluitingen van de brandstofslang en de aansluitingen tussen de brandstoftank en de motor.
    3. Raadpleeg het onderdeel "De motor raakt oververhit".
    4. Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt.
    De motor raakt oververhit.
    1. Verkeerd oliepeil in het carter.
    2. De riem van de wisselstroomdynamo is gebroken of uitgerekt.
    3. Meer koelvloeistof nodig.
    4. Concentratie van antivries is te hoog.
    5. Luchtstroom naar de radiator is belemmerd.
    6. De binnenkant van de radiateur is verroest.
    7. De radiateur of de radiateurdop is beschadigd.
    8. De thermostaat is defect.
    9. De temperatuurmeter of -sensor is defect.
    10. De motor is te zwaar belast.
    11. De koppakking is beschadigd of er is waterlekkage.
    1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt.
    2. Vervang de riem of stel de riemspanning af.
    3. Koelvloeistof controleren en bijvullen.
    4. Voeg alleen water toe of schakel over op koelvloeistof met de aangegeven mengverhouding.
    5. Controleer en reinig het radiateurscherm.
    6. Reinig of vervang de radiateur en de onderdelen.
    7. Vervang de beschadigde onderdelen.
    8. Controleer de thermostaat en vervang indien nodig.
    9. Controleer de temperatuur met een thermometer en vervang de meter of sensor indien nodig.
    10. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden.
    11. Vervang beschadigde onderdelen.
    De machine drijft niet aan.
    1. De parkeerrem is in werking gesteld.
    2. Het peil van de hydraulische vloeistof is te laag.
    3. Het hydraulische systeem is beschadigd.
    4. De omloopkleppen zijn open.
    5. Een aandrijfkoppeling van de tractiepomp is los of defect.
    6. Pomp en/of wielmotor beschadigd.
    7. De regelklep is beschadigd.
    8. De overdrukklep is beschadigd.
    9. De koelventilatoren zijn beschadigd of losgekoppeld.
    1. Zet de parkeerrem vrij.
    2. Hydraulische vloeistof bijvullen in het reservoir.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Sluit de omloopkleppen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    7. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    8. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    9. Controleer de aansluitingen van de ventilator of vervang beschadigde onderdelen.