Titan ZX4875, ZXM4875, ZXM5475 of ZXM6075 Zitmaaier
Disclaimers en wettelijke informatie
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids-, emissie- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type maaiers in de praktijk veel minder koppel hebben. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant.
 
 
 
Inleiding
 

Beoogd gebruik

Deze zitmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren in residentiële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Hulp zoeken

Graphic
G451770
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met Toro de klantenservice. U dient hierbij altijd het model- en het serienummer van het product te vermelden. Deze nummers bevinden zich op het plaatje met het serienummer op uw product . U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Belangrijk  
U kunt met uw mobiele apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
 
Modelnummer:
Serienummer:

Handleidingconventies

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool, dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Graphic
G405934
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Classificaties voor veiligheidswaarschuwingen
Het waarschuwingssymbool dat wordt getoond in deze handleiding en op de machine geeft belangrijke veiligheidsinformatie aan die u moet opvolgen om ongelukken te voorkomen.
Het waarschuwingssymbool wordt weergegeven boven informatie die u waarschuwt voor onveilige acties of situaties en wordt gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING, of VOORZICHTIG.
Gevaar
Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Waarschuwing
Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Opgelet
Voorzichtig: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
 
 
 
 
Veiligheid
 

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen.

Hellingshoekindicator

U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik.
Graphic
G011841s
  1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen.
  2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek.
  3. Voorbeeld van het vergelijken van de hellingshoek met de gevouwen rand

Veiligheids- en instructiestickers

Image
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.
Sticker onderdeel: 117-1194
Graphic
s_decal117-1194
  1.  Geleiding van drijfriem
  2.  Motor
Sticker onderdeel: 130-0731
Graphic
s_decal130-0731
  1.  Waarschuwing de machine kan voorwerpen uitwerpen; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
  2.  Handen of voeten kunnen worden gesneden door het maaimes blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Sticker onderdeel: 130-0765
Graphic
s_decal130-0765
  1.  Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Maaihoogteselectie
  3.  Verwijder het sleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht.
Sticker onderdeel: 132-0872
Graphic
s_decal132-0872
  1.  Risico op weggeslingerde objecten houd omstanders op een afstand.
  2.  Risico op uitgeworpen voorwerpen, maaier gebruik de machine niet met een open maaidek; gebruik een grasvanger of een geleider.
  3.  Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
  4.  Risico dat de handen gegrepen worden, riem blijf uit de buurt van van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 139-2394
Graphic
s_decal139-2394
  1.  Tractiebediening
  2.  Snel
  3.  Langzaam
  4.  Vrijstand
  5.  Achteruit
  6.  Parkeerrem
Sticker onderdeel: 139-2395
Graphic
s_decal139-2395
  1.  Parkeerrem
  2.  Snel
  3.  Langzaam
  4.  Vrijstand
  5.  Achteruit
  6.  Tractiebediening
Sticker onderdeel: 144-5288
Graphic
s_decal144-5288
  1.  Waarschuwing lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Handen of vingers kunnen worden gesneden/geamputeerd blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.
  3.  Machine kan voorwerpen uitwerpen houd omstanders uit de buurt; raap afval op; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
  4.  Risico om overreden te worden/achterover te kantelen vervoer geen passagiers; kijk achterom en omlaag wanneer u achteruitrijdt.
  5.  Kantelgevaar - gebruik geen dubbele oprijplaat bij het laden op een aanhanger. Gebruik een enkele oprijplaat die breed genoeg is voor de machine. Gebruik geen oprijplaat die een hellingshoek heeft van meer dan 15°. Rij achteruit de oprijplaat op en rij vooruit de oprijplaat af.
  6.  Kantelgevaar gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen of hellingen van meer dan 15°; gebruik de machine alleen op hellingen van minder dan 15°.
Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.
Sticker onderdeel: 147-2399
Graphic
s_decal147-2399
  1.  Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Waarschuwing - vul tot aan de onderkant van de vulnek; waarschuwing de tank niet te vol gieten
Sticker onderdeel: 147-7571
Graphic
s_decal147-7571
  1.  Snel
  2.  Langzaam
Sticker onderdeel: 147-7574
Alleen MyRIDE-modellen
Graphic
s_decal147-7574
Sticker onderdeel: 161-6207
Graphic
decal161-6207
  1.  Omloophendel, hendel in duwstand
  2.  Omloophendel, hendel in gebruiksstand
Sticker onderdeel: 161-6208
Graphic
decal161-6208
  1.  Maaihoogte
  2.  de transportvergrendeling op te heffen: duw het maaidekpedaal naar voren, beweeg de hendel voor de transportvergrendelingshendel naar voren en beweeg het maaidekhefpedaal vervolgens naar achteren in de richting van de gewenste maaihoogte.
 
 
 
Productoverzicht
 
Graphic
G453237
  1. Motor
  2. MyRide® hendel voor afstelling van de vering (alleen machines met MyRide-vering)
  3. Bedieningspaneel
  4. Hendel voor de transportvergrendeling
  5. Geleider
  6. Pen voor de maaihoogte
  7. Maaidekpedaal
  8. Antiscalpeerrol
  9. Voorste zwenkwiel
  10. Rijhendel
  11. Dop van brandstoftank
Bedieningspaneel
Graphic
G453238
  1.  Gashendel
  2.  Chokeklep
  3.  Contactschakelaar
  4.  Aftakasschakelaar
  5.  Urenteller
Sleutelcontact
Gebruik de contactschakelaar om de machine in en uit te schakelen.
Graphic
G375755s
  1.  Zet de motor af
  2.  Laat de motor draaien
  3.  Start de motor
Gashendel
Graphic
G450843
De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van Langzaam naar Snel.
Maaimesschakelaar (aftakas)
Graphic
G428617
Met de maaimesschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool, schakelt u de aandrijving naar de maaimessen in of uit.
Chokeknop
Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten.
Graphic
G419508
  1. Ingeschakeld
  2. Uitgeschakeld
Urenteller
De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen.

Rijhendels

De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken.
Parkeerstand
Graphic
G438246
Beweeg de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de parkeerstand om de parkeerrem aan te halen wanneer u de machine stopt of verlaat.

MyRide®-instelhendel voor de vering

Voor machines met het MyRide-ophangingssysteem
Gebruik de verstelhendel om de stoelvering in te stellen voor een soepele en comfortabele rit.
Graphic
G292102s
  1.  Instelhendel
  2.  Zachtere vering
  3.  Strakkere vering

Maaihoogtepen

De maaihoogtepen kan in combinatie met het voetpedaal worden gebruikt om het maaidek op een specifieke maaihoogte te vergrendelen. Verander de maaihoogte alleen wanneer de machine niet rijdt.

Maaidekpedaal

Gebruik het maaidekpedaal om het maaidek vanuit de zittende positie even omhoog te brengen om obstakels te ontwijken of om de maaihoogte te wijzigen.

Hendel voor de transportvergrendeling

Gebruik de hendel voor de transportvergrendeling om het maaidek uit de transportstand (volledig omhoog) te halen.
Graphic
G453249

Brandstofmeter

De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit.
Graphic
G456141
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
 
Model 76420
Model 76425
Model 76530
Model 76635
Maaibreedte
123 cm
123 cm
137 cm
152 cm
Breedte met grasgeleider omlaag
163 cm
163 cm
178 cm
192 cm
Breedte met grasgeleider omhoog
138 cm
138 cm
152 cm
166 cm
Lengte
208 cm
208 cm
208 cm
208 cm
Hoogte
124 cm
127 cm
127 cm
127 cm
Gewicht
338 kg
354 kg
354 kg
371 kg
Hulpstukken/accessoires
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met uw erkende servicedealer of een erkendeToro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele Toro onderdelen en accessoires aanschaffen.
 
 
 
Gebruik
 

Voorafgaand aan de werking

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk
  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine niet gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
  • Inspecteer het gebied waar u het apparaat gaat gebruiken en verwijder alle voorwerpen die kunnen worden weggeslingerd of die de werking van het apparaat kunnen belemmeren.
  • Inspecteer het terrein om na te gaan welke accessoires en werktuigen nodig zijn om de machine veilig en goed te gebruiken.
  • Vervoer geen passagiers op de machine.
  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
  • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en schermen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.
  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
  • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig.
  • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Wacht totdat de machine is afgekoeld, voordat u de machine afstelt, met brandstof vult, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
    Waarschuwing
    Contact met het mes kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel.
    Als u de motor uitschakelt moet het maaimes (of de maaimessen) stoppen. Als dit niet het geval is, mag u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.
     
  • Controleer voordat u begint te maaien de machine om zeker te zijn dat de maai-eenheden goed werken.
  • Houd omstanders, met name kinderen, en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine. Schakel de machine en het/de werktuig(en) uit indien iemand het werkgebied betreedt.
Brandstofveiligheid
  • Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
    • Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object.
    • Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak en in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
    • Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur en vonken.
    • Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld.
    • Probeer de motor niet te starten als u brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
    • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren.
  • Giet de brandstoftank niet te vol. Plaats de brandstofdop terug en maak hem stevig vast.
  • In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die de brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen.
  • Vul brandstofvaten niet in een voertuig, vrachtwagen of op een aanhanger met kunststof beplating. Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
  • Laad de machine uit de vrachtwagen of aanhanger en vul deze bij met brandstof wanneer ze op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, vul dan brandstof bij uit een draagbaar vat in plaats van met een brandstofpistool.
  • Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool.
  • Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.
    • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
    • Houd uw handen en gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank.
    • Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid.
  • Neem eventueel gemorste brandstof op.
  • Sla de machine en de brandstofhouder niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.
  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.
Brandstof
Brandstof
Capaciteit
19 liter
Type
Loodvrije benzine
Minimaal octaangetal
87 (VS) of 91 (researchoctaangetal; buiten de VS)
Ethanol
Niet meer dan 10% van het volume
Methanol
Geen
MTBE (methyl-tertiair-butylether)
Niet meer dan 15% van het volume
Olie
Niet toevoegen aan de brandstof
Gebruik uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud) van een gerespecteerde bron.
Belangrijk  
Als u minder problemen wilt ondervinden tijdens de start, kunt u een brandstofstabilisator/conditioner aan de verse brandstof toevoegen volgens de voorschriften van de fabrikant van de brandstofstabilisator/conditioner.
 
Brandstoftank vullen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
  2. Zet de rijhendels in Parkeer.
  3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  4. Maak de omgeving rond de tankdop schoon en vul de brandstoftank.
    Belangrijk  
    Vul de tank tot aan de onderkant van de vulnek. Vul de brandstoftank niet helemaal.
     
    Graphic
    G453272
Dagelijks onderhoud uitvoeren
Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit die beschreven staan in het onderhoudsschema.
Inrijperiode
Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties.
Veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer:
  • de messchakelaar (aftakas) is uitgeschakeld;
  • De rijhendels staan in de parkeerstand.
Het veiligheidssysteem zorgt ook dat de motor wordt gestopt wanneer de rijhendels niet in Parkeer staan en u de bestuurdersstoel verlaat.
Waarschuwing
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
 
Het veiligheidssysteem testen
Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer.
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, zet de rijhendels in de Parkeerstand en zet de messchakelaar Aan. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
    Graphic
    G451953
  2. Blijf zitten op de bestuurdersstoel en schakel de messchakelaar in de Uit-stand. Zet één van de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere rijhendel.
    Graphic
    G451952
  3. Blijf zitten op de bestuurdersstoel, zet de messchakelaar Uit en zet de rijhendels in de Parkeerstand. Start de motor. Als de motor loopt, schakelt u de messchakelaar in en komt u iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet binnen 1 seconde stoppen.
    Graphic
    G451951
  4. Blijf zitten op de bestuurdersstoel, zet de messchakelaar Uit en zet de rijhendels in de Parkeerstand. Start de motor. Als de motor loopt, moet u de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand zetten. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet binnen 1 seconde stoppen.
    Graphic
    G451950
De bestuurdersstoel instellen
Graphic
G451798
De hoogte van de rijhendel afstellen
U kunt de hoogte van de rijhendels afstellen, voor meer comfort.
Graphic
G450938
De hoek van de rijhendel afstellen
U kunt de hoek van de rijhendels naar voren of achteren afstellen, voor meer comfort.
    Graphic
    G439363
  1. Draai de knop los.
  2. Duw de rijhendel naar voren of naar achteren.
  3. Draai de knop aan.
  4. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af.
Omzetten naar de zijafvoer
Omzetten naar zijafvoer voor maaidekken van 122 cm
Plaats de bevestigingen in dezelfde openingen in het maaidek als waar deze oorspronkelijk uit verwijderd zijn. Hierdoor voorkomt u dat er openingen niet afgedekt zijn wanneer u het maaidek gebruikt.
Waarschuwing
Het maaidek kan voorwerpen uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen.
  • Gebruik de machine nooit zonder dat alle openingen in het maaikast zijn afgedicht met bouten en moeren.
  • Zorg ervoor dat er bouten en moeren zijn gemonteerd in de montageopeningen als de mulchplaat is verwijderd.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Verwijder het maaidek; zie Het maaidek verwijderen.
  4. Verwijder het linkerschot zoals getoond; bewaar de moeren.
    Graphic
    G482536
    1.  Moer 5/16" (3)
    2.  Slotbout 5/16" x ¾"
  5. Gebruik de 3 bewaarde moeren en 3 bouten van de zak met losse onderdelen om de open gaten af te dichten teneinde rondvliegend vuil te voorkomen.
    Opmerking: Installeer de bevestigingen zo dat de moeren zich buiten het dek bevinden.
  6. Verwijder de bevestigingen waarmee het rechterschot en de schotbescherming aan de rechterkant van het maaidek zijn bevestigd. Bewaar de moeren en 1 slotbout.
    Opmerking: De grasgeleider wordt voor de duidelijkheid niet getoond.
    Graphic
    G482537
    1.  Moer 5/16" (2)
    2.  Slotbout 5/16" x ¾" (2)
    3.  Vierkante opening
  7. Verwijder het rechterschot zoals getoond; bewaar de moeren.
    Graphic
    G453334
    1.  Moer 5/16" (2)
  8. Monteer de bewaarde slotbout en een bewaarde moer in het vierkante gat getoond in Step .
  9. Gebruik de resterende 3 bewaarde moeren en 3 bouten van de zak met losse onderdelen om de resterende open gaten af te dichten.
    Opmerking: Installeer de bevestigingen zo dat de moeren zich buiten het dek bevinden.
  10. Zoek de keerplaat in de losse onderdelen.
  11. Verwijder de bestaande bevestigingen zoals weergegeven en gebruik ze om de keerplaat te installeren.
    Graphic
    G453337
    1.  Bestaande slotbout5/16" x 1"(2)
    2.  Bestaande moer 5/16" (2)
  12. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren.
Omzetten naar zijafvoer voor maaidekken van 137 cm
Plaats de bevestigingen in dezelfde openingen in het maaidek als waar deze oorspronkelijk uit verwijderd zijn. Hierdoor voorkomt u dat er openingen niet afgedekt zijn wanneer u het maaidek gebruikt.
Waarschuwing
Het maaidek kan voorwerpen uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen.
  • Gebruik de machine nooit zonder dat alle openingen in het maaikast zijn afgedicht met bouten en moeren.
  • Zorg ervoor dat er bouten en moeren zijn gemonteerd in de montageopeningen als de mulchplaat is verwijderd.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Verwijder het maaidek; zie Het maaidek verwijderen.
  4. Verwijder het linkerschot zoals getoond; bewaar de moeren.
    Graphic
    G483204
    1.  Moer 5/16" (4)
    2.  Slotbout 5/16" x ¾"
  5. Gebruik de 4 bewaarde moeren en 4 bouten van de zak met losse onderdelen om de open gaten af te dichten teneinde rondvliegend vuil te voorkomen.
    Opmerking: Installeer de bevestigingen zo dat de moeren zich buiten het dek bevinden.
  6. Verwijder de schotbescherming zoals weergegeven.
    Graphic
    G453358
    1.  Moer 5/16" (2)
    2.  Slotbout 5/16" x ¾" (2)
  7. Installeer de schotbevestigingen in de open gaten.
  8. Verwijder de bevestigingen waarmee het rechterschot aan de rechterkant van het maaidek is bevestigd. Bewaar de moeren.
    Opmerking: De grasgeleider wordt voor de duidelijkheid niet getoond.
    Graphic
    G453362
    1.  Moer 5/16" (2)
    2.  Slotbout 5/16" x ¾" (2)
  9. Verwijder het rechterschot zoals getoond; bewaar de moeren.
    Graphic
    G453361
    1.  Moer 5/16" (2)
  10. Gebruik de 4 bewaarde moeren en 4 bouten van de zak met losse onderdelen om de open gaten af te dichten.
    Opmerking: Installeer de bevestigingen zo dat de moeren zich buiten het dek bevinden.
  11. Zoek de keerplaat in de losse onderdelen.
  12. Verwijder de bestaande bevestigingen zoals weergegeven en gebruik ze om de keerplaat te installeren.
    Graphic
    G453359
    1.  Bestaande slotbout5/16" x 1"(2)
    2.  Bestaande moer 5/16" (2)
  13. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren.
Omzetten naar zijafvoer voor maaidekken van 152 cm
Plaats de bevestigingen in dezelfde openingen in het maaidek als waar deze oorspronkelijk uit verwijderd zijn. Hierdoor voorkomt u dat er openingen niet afgedekt zijn wanneer u het maaidek gebruikt.
Waarschuwing
Het maaidek kan voorwerpen uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen.
  • Gebruik de machine nooit zonder dat alle openingen in het maaikast zijn afgedicht met bouten en moeren.
  • Zorg ervoor dat er bouten en moeren zijn gemonteerd in de montageopeningen als de mulchplaat is verwijderd.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Verwijder het maaidek; zie Het maaidek verwijderen.
  4. Verwijder het linkerschot zoals getoond; bewaar de moeren.
    Graphic
    G483240
    1.  Moer 5/16" (3)
    2.  Slotbout 5/16" x ¾" (1)
  5. Gebruik de 4 bewaarde moeren en 4 bouten van de zak met losse onderdelen om de open gaten af te dichten teneinde rondvliegend vuil te voorkomen.
    Opmerking: Installeer de bevestigingen zo dat de moeren zich buiten het dek bevinden.
  6. Verwijder de bevestigingen waarmee het rechterschot en de schotbescherming aan de rechterkant van het maaidek zijn bevestigd. Bewaar de moeren en 1 slotbout.
    Opmerking: De grasgeleider wordt voor de duidelijkheid niet getoond.
    Graphic
    G483241
    1.  Moer 5/16" (2)
    2.  Afstandsstuk
    3.  Slotbout 5/16" x ¾" (2)
    4.  Vierkante opening
  7. Verwijder het rechterschot zoals getoond; bewaar de moeren.
    Graphic
    G454148
    1.  Moer 5/16" (3)
  8. Monteer de bewaarde slotbout en een bewaarde moer in het vierkante gat getoond in Step .
  9. Gebruik de resterende 4 bewaarde moeren en 4 bouten van de zak met losse onderdelen om de resterende open gaten af te dichten.
    Opmerking: Installeer de bevestigingen zo dat de moeren zich buiten het dek bevinden.
  10. Zoek de keerplaat in de losse onderdelen.
  11. Verwijder de bestaande bevestigingen zoals weergegeven en gebruik ze om de keerplaat te installeren.
    Graphic
    G454146
    1.  Bestaande slotbout5/16" x 1"(2)
    2.  Bestaande moer 5/16" (2)
  12. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren.

Tijdens de werking

Veiligheid tijdens het werk
  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.
  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
  • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang indien nodig versleten of versleten onderdelen door originele onderdelen van Toro.
  • Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, kunnen bijzonder heet worden. Het aanraken daarvan kan leiden tot ernstige brandwonden, en ze kunnen bladeren, gras, struiken, enz. in brand steken. Houd het motorgebied vrij van vuil en overmatige olie en vet.
  • Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing.
  • Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is.
  • Start de motor en zorg er hierbij voor dat uw voeten uit de buurt van de messen zijn.
  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Blijf uit de buurt van de afvoeropening.
  • Blijf uit de buurt van gaten, bandensporen, stenen en andere gevaren. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen.
  • Maai niet als de grasgeleider in de geheven stand staat, verwijderd is of gewijzigd is, tenzij een grasvanger of mulchset gemonteerd is en goed werkt.
  • Maai uitsluitend in de achteruitstand, als dat strikt noodzakelijk is. Kijk altijd naar beneden en achterom voordat u achteruitrijdt.
  • Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait. Vertraag de machine en wees voorzichtig wanneer u een oppervlak zonder gras oversteekt of wanneer u de machine van en naar het werkgebied transporteert.
  • Let op de uitworp van de maaier en richt deze uit de buurt van mensen. Zorgt dat het afgevoerde materiaal niet tegen een muur of obstakel komt omdat het materiaal naar u terug kan ketsen.
  • Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de contactsleutel verwijderen en wachten totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine op beschadiging controleert. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
  • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien.
  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  • Vervoer nooit kinderen op deze machine.
  • Vervoer geen kinderen op de machine, zelfs wanneer de messen niet bewegen. Kinderen kunnen van de machine vallen en kunnen ernstig letsel oplopen of u verhinderen in het veilig gebruiken van de machine. Als een kind in het verleden op een maaier heeft meegereden, kan het in het maaigebied verschijnen zonder waarschuwing, en kan dan overreden worden door de maaier, bij het vooruit- of achteruitrijden.
  • Kinderen komen vaak naar de machine en het maaien kijken. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze voor laatst zag.
  • Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied en plaats ze onder toezicht van een andere verantwoordelijke volwassene dan de bediener van de maaier.
  • Wees alert en schakel de machine uit als kinderen het werkgebied betreden.
  • Voordat u de machine achteruitrijdt of draait, moet u naar beneden en rond u kijken of er geen kleine kinderen in de buurt zijn.
  • Gebruik de machine enkel als sleepvoertuig als ze voorzien is van een trekhaak. Bevestig materiaal dat wordt gesleept uitsluitend aan het sleeppunt aan de machine.
  • Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.
De machine veilig gebruiken op hellingen
  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken:
    • Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.
    • Gebruik een hellingsindicator om de hellingshoek bij benadering te bepalen.
    • Gebruik de maaimachine nooit op hellingen van meer dan 15°.
    • Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling.
  • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik een loopmaaier of een handtrimmer om gras te maaien op deze plaatsen.
    Graphic
    G229111s
    1.  Veilige zone Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15° of vlakke gebieden.
    2.  Gevarenzone Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer op hellingen van meer dan 15° en in de buurt van steile hellingen of water.
    3.  Water
    4.  W = breedte van de machine
    5.  Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn.
  • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.
  • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien.
  • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
  • Wees extra voorzichtig wanneer u de machine gebruikt met accessoires of werktuigen zoals grasopvangsystemen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de instructies voor gebruik van contragewichten op.
  • Laat het maaidek indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u het maaidek omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
Veiligheid tijdens het slepen
  • Bevestig materiaal dat wordt gesleept, uitsluitend aan het sleeppunt.
  • Gebruik de machine enkel als sleepvoertuig als ze voorzien is van een trekhaak.
  • U mag het maximale bruto sleepgewicht niet overschrijden.
  • Laat kinderen of andere personen nooit in de buurt komen van het gesleepte werktuig.
  • Op een helling kan het gewicht van een gesleept werktuig ertoe leiden dat de wielen hun grip verliezen, een hoger risico op omslaan, en verlies van de controle over de machine door de bestuurder Verminder het sleepgewicht en verminder uw snelheid.
  • Hoe zwaarder een gesleepte last, hoe langer de stopafstand kan worden. Rij langzaam en zorg voor voldoende afstand om te stoppen.
  • Maak grote bochten om ervoor te zorgen dat het werktuig de machine niet raakt.
Plaatsnemen in de bestuurderspositie
  1. Gebruik het maaidek als opstapje om de bestuurderspositie te bereiken.
    Graphic
    G453429
De motor starten
  1. Start de motor zoals weergegeven.
    Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken.
    Belangrijk
    Schakel de starter niet langer dan 5 seconden achter elkaar in, anders raakt de startmotor beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt.
     
    Graphic
    G451068
De motor afzetten
    Graphic
    G440082
  1. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op Uit te zetten.
  2. Zet de rijhendels in de Parkeerstand.
  3. Zet de gashendel tussen halfgas en vol gas.
  4. Draai het sleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje.
    Opgelet
    Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat.
    Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat.
     
Met de machine rijden
Opgelet
Als de ene hendel te ver voor de andere staat zal de machine snel ronddraaien. Daardoor kunt u de beheersing over machine verliezen, wat kan leiden tot letsel aan u, of beschadiging van de machine.
Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.
 
De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken. Zo is de machine veel wendbaarder, maar het kan wat tijd vergen eer u gewend bent aan de manier waarop de machine beweegt.
  1. Zet de rijhendels in de middelste, niet-vergrendelde stand.
    Graphic
    G426843s
    1.  Rijhendels Parkeerstand
    2.  Centrale ontgrendelde stand
    3.  Vooruit
    4.  Achteruit
    5.  Voorzijde van de machine
  2. Graphic
    G397314s
  3. Beweeg de rijhendels langzaam naar voren of naar achteren. Zet 1 hendel verder dan de andere hendel om te draaien.
    Opmerking: Hoe verder u de rijhendels in een richting beweegt, des te sneller de machine in die richting rijdt.
  4. Om te stoppen, zet u beide rijhendels terug in de neutraalstand.
De messchakelaar (aftakas) bedienen
Gevaar
De draaiende messen onder het maaidek zijn gevaarlijk. Het aanraken van de messen zal leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Als de maaimessen zijn ingeschakeld mogen uw handen of voeten niet onder de maaier of de maaidekken komen.
 
Gevaar
Een open uitwerpopening kan objecten naar u en mensen in de buurt werpen. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Uitgeworpen objecten of aanraking van maaimessen leiden tot ernstig letsel of de dood.
Gebruik de machine niet als de grasgeleider in de geheven stand staat, verwijderd is of gewijzigd is, tenzij er een grasvanger of mulchset gemonteerd is en goed werkt.
 
  1. Zet de gashendel op Snel.
  2. Schakel de messchakelaar in.
    Graphic
    G450387
  3. Maaien, zoals gewenst.
  4. Schakel de messchakelaar uit.
    Graphic
    G450388
Zijuitworp
De scharnierende grasgeleider voert het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon.
Gevaar
Zonder gemonteerde grasgeleider, uitworpafsluiter of complete grasvanger kunnen u of omstanders in aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
  • Verwijder de grasgeleider niet van de machine, want de grasgeleider voert het maaisel af naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen.
  • Steek nooit handen of voeten onder het maaidek.
  • Probeer nooit de uitwerpzone of de maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te schakelen. Draai het sleuteltje op Uit en haal het weg.
 
De maaihoogte instellen
U kunt de maaihoogte instellen van 38 tot 127 mm, in stappen van 6,4 mm.
    Graphic
    G455680
  1. Trap het maaidekhefpedaal in om het maaidek omhoog te brengen.
  2. Haal de pen uit de maaihoogtebeugel.
  3. Plaats de maaihoogtepen in de opening die overeenstemt met de gewenste maaihoogte .
  4. Breng het maaidek langzaam omlaag tot de hendel contact maakt met de pen.
De transportvergrendeling gebruiken
    Graphic
    G456097
  1. Duw het maaidekpedaal volledig naar voren om het maaidek in de transportstand te vergrendelen.
  2. Duw het maaidekhefpedaal volledig naar voren en duw de transportvergrendelingshendel naar voren in de ontgrendelingsstand, laat het maaidek vervolgens langzaam zakken tot de gewenste maaihoogte.
Antiscalpeerrollen afstellen
Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Stel de antiscalpeerrollen in, zodat ze zo goed mogelijk overeenkomen met de ingestelde maaihoogte.
    Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen.
    Graphic
    G454155
Tips voor bediening en gebruik
De luchtcirculatie maximaliseren
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Om het gras goed te maaien is een goede luchtcirculatie nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van het maaidek vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht in het maaidek kan worden gezogen.
Gras niet te kort afmaaien
Wanneer u een oneffen ondergrond maait, moet u de maaihoogte iets hoger instellen dan normaal om te voorkomen dat u de graszoden afsnijdt. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen.
Eén derde van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer één derde van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit.
Verander van maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.
Maaifrequentie
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte.
Maai met een lagere rijsnelheid
In bepaalde omstandigheden kan maaien met een lagere rijsnelheid de maaikwaliteit verbeteren.
Vermijd graspollen
Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op uw gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruit gaat.
Houd de onderkant van het maaidek schoon
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Opgehoopt gras en vuil zullen uiteindelijk de maaikwaliteit aantasten.
De maaimessen onderhouden
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en rafelen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer na elk gebruik of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een maaimes beschadigd of versleten is, dient u het te vervangen.

Na de werking

Veiligheid na het werk
  • Parkeer de machine op een gelijke ondergrond, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
  • Wacht totdat de machine is afgekoeld, voordat u de machine afstelt, met brandstof vult, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Verwijder gras, bladeren, overtollig vet, olie en ander vuil van het maaidek, de geluiddemper, de aandrijvingen, de grasvanger en de motor om brand te voorkomen.
  • Sluit de brandstofafsluitklep (indien aanwezig) voordat u de machine transporteert of stalt.
  • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.
De machine reinigen
Reinig de machine na elk gebruik.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen, de grasvanger en de motor.
    Belangrijk  
    U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, onder de stoel en rond de motor, de hydraulische pompen en de motors.
     
De machine transporteren
Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangwagens en de bevestiging van machines.
Waarschuwing
Rijden op de weg zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
Rijd niet met de machine op de openbare weg.
 
Vereisten voor aanhangers
Waarschuwing
Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
  • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine.
  • Zorg ervoor dat de hoek van de oprit en de grond of van de oprit en de aanhanger of vrachtwagen niet groter is dan 15 graden.
  • Zorg ervoor dat de oprijplaat minstens 4 keer zo lang is als de afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond.
 
Graphic
G027996s
  1.  Oprijplaat of oprijplaten over volledige breedte in opslagstand.
  2.  Zijaanzicht van oprijplaat over volledige breedte in laadstand
  3.  Niet groter dan 15 graden
  4.  De hellingbaan is minstens 4 keer zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond
  5.  H = Afstand van de aanhanger of laadbak tot de grond
  6.  Aanhanger
De machine laden
Waarschuwing
Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
  • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt.
  • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
  • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een hellingbaan op- of afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen.
 
  1. Als u een aanhanger gebruikt, bevestig deze dan aan het sleepvoertuig en sluit de veiligheidskettingen aan.
  2. Sluit indien van toepassing de remmen van de aanhanger aan.
  3. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek tussen de oprijplaat en de grond niet groter is dan 15 graden.
  4. Graphic
    G414592
  5. Rij de machine achteruit op de oprijplaat.
  6. Zet de motor uit, verwijder het sleuteltje en zet de rijhendels naar buiten in de Parkeerstand.
  7. Graphic
    G451313
  8. Zet de machine vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake de bevestiging van machines.
De machine van de aanhanger af rijden
    Graphic
    G414593
  1. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek tussen de oprijplaat en de grond niet groter is dan 15 graden.
  2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af.
 
 
 
Onderhoud
 

Veiligheid bij onderhoud

Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoud
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Na de eerste 50 bedrijfsuren
Controleer het koppel van de moer.
Voor elk gebruik of dagelijks
Controleer het veiligheidssysteem.
Controleer het oliepeil.
Controleer de maaimessen.
Controleer de grasgeleider op schade.
Na elk gebruik
Verwijder al het gras en vuil van de machine.
Reinig de maaikast.
Om de 25 bedrijfsuren
Smeer de lagers van de zwenkwielen (vaker bij gebruik in zanderige bodems).
Reinig van het luchtfilterelement (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
Controleer de bandenspanning.
Controleer de riemen op slijtage en scheurtjes.
Om de 50 bedrijfsuren
Vervang het schuimelement van het luchtfilter (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
Om de 100 bedrijfsuren
Verwijder en reinig de ventilatorbehuizing en andere uitlaatringen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
Vervang het brandstoffilter van de slang.
Om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden
Vervang het papierelement van het luchtfilter (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
Vervang de motorolie en het oliefilter (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
Controleer de bougie(s).
Om de 500 bedrijfsuren
Vervang de bougie(s).
Jaarlijks
Controleer het koppel van de moer.
Voorafgaand aan stalling
Laad de accu op en ontkoppel de accukabels.
Voorafgaande aan de stalling moeten alle bovengenoemde onderhoudsprocedures worden uitgevoerd.
Werk alle beschadigde oppervlakken bij.
Belangrijk  
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
 

Procedures voorafgaand aan het onderhoud

Een defecte machine verplaatsen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de Parkeerstand.
  2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Zoek de omloophendels op het frame aan weerszijden van de machine.
    Graphic
    G453452
  4. Zet beide omloophendels naar voren door de sleufopening en dan zijwaarts om ze vast te zetten .
    Waarschuwing
    Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.
    Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor, geluiddemper en andere hete oppervlakken.
     
    Waarschuwing
    De machine kan onbedoeld in beweging komen terwijl de omloophendels naar voren in de sleuf zijn vergrendeld en u of omstanders verwonden.
    Vergrendel de omloophendels naar achteren na het verplaatsen van de machine.
     
  5. Schakel de parkeerrem uit door beide rijhendels omlaag te zetten in de middelste, ontgrendelde stand.
    Opmerking: Start de machine niet.
  6. Beweeg de machine indien nodig.
    Belangrijk  
    U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade veroorzaken.
     
  7. Zet de rijhendels in de Parkeerstand.
  8. Zet beide omloophendels naar achteren en opzij door de sleufopening om ze op hun plaats te vergrendelen .
De afdekking van het maaidek losmaken
  1. Maak de 2 onderste bouten van de afdekking los om toegang te verkrijgen tot de bovenkant van het maaidek.
    Belangrijk  
    Draai de bouten altijd vast om de afdekking te bevestigen na onderhoudswerkzaamheden.
     
    Graphic
    G453430

Motor onderhouden

Veiligheid van de motor
  • Houd uw handen, voeten, gezicht, andere lichaamsdelen en kleding uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Wacht tot de motor is afgekoeld voordat u met onderhoudswerkzaamheden gaat beginnen.
  • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Luchtfilter onderhouden
De luchtfilterelementen verwijderen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de Parkeerstand.
  2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Graphic
    G453476
  4. Maak de omgeving van het luchtfilterdeksel schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt.
  5. Draai de vergrendelingen naar buiten en verwijder het deksel.
  6. Verwijder de luchtfilterelementen .
  7. Graphic
    G453475
  8. Scheid het schuim- en papierelement.
Het schuimelement een onderhoudsbeurt geven
  1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen.
  2. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen.
    Belangrijk  
    Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is.
     
  3. Smeer het schuimelement lichtjes in met nieuwe motorolie en knijp overtollige olie uit.
Papierelement van het luchtfilter onderhoudsbeurt geven
  1. Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen en het stof te verwijderen.
    Opmerking: Als het papierelement zeer vuil is, vervang het dan door een nieuwe papierelement.
  2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting.
  3. Vervang het papierelement als het is beschadigd.
    Belangrijk  
    U mag het papierfilter niet reinigen.
     
De luchtfilterelementen monteren
    Graphic
    G453478
  1. Monteer het schuimen voorfilterelement op het papierelement.
    Opmerking: Voorkom beschadiging van de elementen.
  2. Graphic
    G453477
  3. Plaats de luchtfilterelementen op het onderstuk van het luchtfilter.
  4. Zet het deksel op zijn plaats en zet het vast met de sluitingen .
Motorolie verversen
Motorolietype
Type olie
Detergentolie (inclusief synthetische) van API service SJ of hoger
Carterinhoud
1,9 liter met oliefilter
Viscositeit
Zie onderstaande tabel
Image
Het motoroliepeil controleren
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Wacht totdat de motor afgekoeld is, zodat de olie tijd heeft gekregen om in de opvangbak te stromen.
  4. Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert.
  5. Controleer het oliepeil, zoals weergegeven.
    Graphic
    G454028
    Belangrijk  
    Als er te veel of te weinig olie zit in het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen.
     
Motorolie verversen en oliefilter vervangen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak zodat alle olie volledig kan worden afgetapt.
  2. Schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de Parkeerstand.
  3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  4. Laat de olie uit de motor lopen.
    Graphic
    G225280s
  5. Het motoroliefilter vervangen.
    Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast.
    Graphic
    G027477s
  6. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt.
    Graphic
    G365790s
  7. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.
Bougie onderhouden
Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is.
Type: Champion® XC12YC
Elektrodenafstand: 0,76 mm
Bougie verwijderen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt.
  4. Verwijder de bougie.
    Graphic
    G437139
Bougie controleren
Belangrijk  
Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont.
 
Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
  1. Stel de afstand in op 0,75 mm.
    Graphic
    G437150
De bougie monteren
Graphic
G455874
Ventilatorbehuizing reinigen
  1. Voor een goede koeling moet u het grasscherm, de koelribben en andere externe oppervlakken van de motor reinigen. Zorg ervoor dat de uitlaatringen weer worden gemonteerd. Draai de schroeven van de ventilatorbehuizing vast tot 4,0 Nm.
    Belangrijk  
    Als u de motor gebruikt met een verstopt grasscherm, vuile of verstopte koelribben, en/of zonder uitlaatringen, zal dit leiden tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting.
     

Brandstofonderhoud

Gevaar
In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Zie Brandstofveiligheid voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof.
 
Het brandstoffilter vervangen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Klem de brandstofleidingen aan weerszijden van het brandstoffilter vast.
  4. Filter vervangen.
    Opmerking: Zorg ervoor dat de pijl voor de stroomrichting op het vervangfilter naar de motor wijst.
    Belangrijk
    Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren.
     
    Graphic
    G453516
  5. Verwijder de klemmen die de brandstofstroom blokkeren.

Elektrisch systeem onderhouden

Veiligheid van het elektrisch systeem
  • Maak de kabel los van de minpool van de accu voordat u de machine repareert.
  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
De accu onderhouden
De accu verwijderen
Waarschuwing
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
  • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
  • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool.
    Opmerking: Bewaar alle bevestigingsmiddelen.
    Waarschuwing
    De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
    • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
    • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
     
  4. Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood).
  5. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (+).
    Opmerking: Bewaar alle bevestigingsmiddelen.
  6. Verwijder de bevestigingsband van de accu en til de accu uit de accubak.
    Graphic
    G440221
    1. Accu
    2. Stofkapje van de accupool
    3. Minpool () van de accu
    4. Vleugelmoer, ring en bout
    5. Bevestiging van accu
    6. Bout, ring en moer
    7. Pluspool (+) van de accu
De accu opladen
Waarschuwing
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
 
Belangrijk
Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C.
 
  1. Verwijder de accu uit de machine.
  2. Laad de accu op volgens de aanwijzingen van de fabrikant van de lader.
    Belangrijk  
    Laad de accu niet te veel op, anders raakt die beschadigd.
     
    Graphic
    G003792S
    1.  Pluspool van de accu
    2.  Minpool van de accu
    3.  Rode (+) oplaadkabel
    4.  Zwarte () oplaadkabel
  3. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact (indien van toepassing) en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen.
De accu reinigen
Opmerking: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de Parkeerstand.
  2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Verwijder de accu uit de machine.
  4. Maak de gehele accubehuizing schoon met een oplossing van natriumbicarbonaat en water.
  5. Spoel de accu af met helder water.
  6. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet of vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.
  7. De accu plaatsen.
De accu plaatsen
  1. Plaats de accu in de bak.
  2. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de pluskabel (rood) op de pluspool (+) van de accu aan te sluiten.
  3. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de minkabel op de minpool () van de accu aan te sluiten.
  4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (rood) van de accu.
  5. Bevestig de accu met de bevestigingsband.
    Graphic
    G440221
    1. Accu
    2. Stofkapje van de accupool
    3. Minpool () van de accu
    4. Vleugelmoer, ring en bout
    5. Bevestiging van accu
    6. Bout, ring en moer
    7. Pluspool (+) van de accu
Machine starten met startkabel
Waarschuwing
De accu starten met een startkabel kan gassen produceren die tot ontploffing kunnen komen.
Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen bij de accu komen.
 
Gevaar
Het gebruik van startkabels als de accu in slechte staat is en gebarsten of bevroren is, of een laag accuzuurpeil heeft of open/kortgesloten cellen heeft, kan leiden tot een explosie en ernstig lichamelijk letsel.
Gebruik geen startkabels op een zwakke accu die zulke eigenschappen vertoont.
 
  1. Controleer de accupolen op roestvorming en verwijder roest voordat u de machine start met een startkabel. Zorg dat de verbindingen stevig vastzitten.
    Opgelet
    Roest en losse verbindingen kunnen op om het even welk moment van de startprocedure ongewenste elektrische spanningspieken veroorzaken.
    Gebruik geen startkabels als de accupolen loszitten of verroest zijn, dit kan schade aan de motor veroorzaken.
     
  2. Gebruik als startaccu een goede, volledig opgeladen zuur-loodaccu met een spanning van minstens 12,6 V.
    Opmerking: Gebruik korte startkabels van de juiste grootte om het spanningsverlies tussen de systemen te beperken. Zorg ervoor dat de kabels voorzien zijn van een kleurcode of markering voor de juiste polariteit.
    Waarschuwing
    Accu's bevatten zuur en produceren ontvlambare gassen.
    • Bescherm te allen tijde uw ogen en gezicht voor de accu's.
    • Leun niet over de accu's.
     
    Opmerking: Zorg dat de vuldoppen stevig vastzitten en horizontaal zijn. Indien vochtige doeken voorhanden zijn, legt u deze over de vuldoppen van de accu's. Zorg er ook voor dat de machines elkaar niet raken, dat de beide elektrische systemen uitgeschakeld zijn en dat ze hetzelfde nominale voltage hebben. Deze instructies gelden alleen voor negatief geaarde systemen.
  3. Koppel de pluskabel (+) aan op de pluspool (+) van de ontladen accu die verbonden is met de starter of de solenoïde, zoals weergegeven:
    Graphic
    g012785
    1.  Pluskabel (+) van de ontladen accu
    2.  Pluskabel (+) van de startaccu
    3.  Minkabel (-) van de startaccu
    4.  Minkabel (-) van het motorblok
    5.  Startaccu
    6.  Ontladen accu
    7.  Motorblok
  4. Sluit het andere uiteinde van de plusstartkabel (+) aan op de pluspool van de accu van de andere machine.
  5. Sluit een uiteinde van de minstartkabel (-) aan op de minpool van de accu van de andere machine.
  6. Sluit het andere uiteinde van de minstartkabel (-) aan op een massapunt, zoals een ongelakte bout of een onderdeel van het chassis.
  7. Start de motor van de andere machine. Laat de motor enkele minuten draaien en start vervolgens uw eigen motor.
  8. Verwijder de kabels in omgekeerde volgorde van de aansluiting.
  9. Plaats het deksel op de startklem.
De zekeringen onderhouden
De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Vervang de doorgeslagen zekering door een nieuwe.
    Graphic
    G440132
    1.  Laadcircuit (15 A)
    2.  Hoofdstroom (25 A)

Aandrijfsysteem onderhouden

De bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het ventiel wanneer de banden koud zijn om de meest accurate meting te verkrijgen.
    Graphic
    G441539
  1. Pomp de voorste zwenkwielbanden op tot 1 bar of tot de bandenspanning die is aangegeven op de wang van de band. Kies hierbij de laagste bandenspanning.
  2. Pomp de banden van de achteraandrijfwielen op tot 0,9 bar.
De wielmoeren controleren
  1. Controleer de wielmoeren en draai ze vast tot 108 Nm.
De sporing afstellen
Wanneer u de machine vooruitrijdt op volle snelheid op een vlak, horizontaal oppervlak en de machine naar 1 kant trekt, moet u de sporing afstellen.
Als de machine naar links trekt, moet u de rechter rijhendel afstellen; als de machine naar rechts trekt, moet u de linker rijhendel afstellen.
Opmerking: U kunt de sporing alleen afstellen voor vooruitrijden.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Zoek de stelbout voor sporing in de buurt van de rijhendel aan die kant die afgesteld moet worden.
    Graphic
    G453528
  4. Draai de bout om de snelheid voor dat wiel te doen afnemen.
    Opmerking: Draai de bout een klein beetje om kleine afstellingen uit te voeren.
  5. Start de machine en rijd vooruit op een vlakke, horizontale ondergrond met de rijhendels volledig naar voren om te controleren of de machine recht rijdt. Herhaal deze procedure als dit nodig is.

De riem onderhouden

De riemen controleren
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de Parkeerstand.
  2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Zet de maaihoogte op de laagste stand.
  4. Controleer de riem op slijtage. Vervang de riem als die versleten is.
    Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, de messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem.
Drijfriem van maaidek vervangen
Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Zet de maaihoogte op de laagste stand.
  4. Maak de afdekking van het maaidek los.
  5. Verwijder de kappen van de poelies.
    Graphic
    G453681
  6. Draai de moer los waarmee de draadvorm aan de spanpoelie is bevestigd.
    Graphic
    G453683
  7. Verwijder de spanpoelieveer van de maaidekhaak met een veerverwijderaar (Toro-onderdeelnummer 92-5771) om de spanning op de spanpoelie te verwijderen.
    Waarschuwing
    De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken.
    Wees voorzichtig als u de riem verwijdert.
     
    Graphic
    G453682
    1.  Dekpoelie
    2.  Aandrijfriem van maaidek
    3.  Motorpoelie
    4.  Spanpoelie
    5.  Veer
    6.  Veerverwijderaar
  8. Rol de riem van de poelies af.
  9. Leg de nieuwe riem rond de motorpoelie en de poelies van het maaidek.
  10. Gebruik een veerverwijderaar en plaats de spanpoelieveer terug op de maaidekhaak om spanning op de spanpoelie en riem te zetten.
  11. Plaats de draadvorm vast tegen de arm van de spanpoelie zoals getoond en draai de moer vast.
    Graphic
    G453683
  12. Monteer de kappen van de poelies.
  13. Draai de bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd.

Het maaidek onderhouden

Veiligheid van de messen
  • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen.
  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. U moet beschadigde maaimessen vervangen, u mag ze nooit recht proberen te maken of eraan lassen.
  • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u één mes draait.
  • Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
Maaimessen onderhouden
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben.
Vervang messen die een vast voorwerp hebben geraakt of uit balans of krom zijn.
Vóór controle en onderhoud van de maaimessen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Maak de bougiekabels los van de bougies.
Controle op kromme messen
De machine moet op een egaal oppervlak staan voor deze procedure.
  1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie.
  2. Trek dikke handschoenen of andere adequate handbescherming aan en draai langzaam het mes in een stand die meting mogelijk maakt van de afstand tussen de maairand en het egale oppervlak.
    Graphic
    G451424
  3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het egale oppervlak.
    Graphic
    G451422
    1.  Mes, in meetstand
    2.  Vlakke ondergrond
    3.  Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A)
  4. Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de mesrand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat.
    Graphic
    G451423
    1.  Vorige gemeten mesrand
    2.  Tegenoverliggende mesrand
  5. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het egale oppervlak.
    Graphic
    G451422
    1.  Mes, in meetstand
    2.  Vlakke ondergrond
    3.  Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (B)
  6. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes.
    Opmerking: Als u het mes vervangt en het verschil blijft groter dan 3 mm, dan kan de bladspil verbogen zijn. Neem contact op met een erkende onderhoudsdealer voor service.
  7. Herhaal deze procedure voor elk mes.
De maaimessen verwijderen
  1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen.
  2. Verwijder het mes zoals afgebeeld.
    Graphic
    G451425
De maaimessen slijpen
    Graphic
    G000552s
  1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen. Zorg ervoor dat de oorspronkelijke hoek behouden blijft .
    Opmerking: Verwijder evenveel materiaal van beide snijranden zodat het mes in balans blijft.
  2. Graphic
    G000553s
  3. Controleer de balans van het mes met een mesbalans .
    Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik.
    Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel.
  4. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.
De maaimessen monteren
Waarschuwing
Als een machine wordt gebruikt na onjuiste montage van de meseenheid en/of het gebruiken van messen en bevestigingsmiddelen die niet van Toro zijn, kan een mes(onderdeel) uit het maaidek worden geworpen, wat ernstig of fataal letsel kan veroorzaken.
Monteer altijd originele maaimessen en bevestigingsmiddelen van Toro, volgens de aanwijzingen.
 
    Graphic
    G451425
  1. Installeer het mes zoals weergegeven.
    Opmerking: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.
  2. Draai de mesbout vast tot 136-149 Nm.
Maaidek horizontaal stellen
Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u het maaidek installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet.
Het maaidek voorbereiden op waterpas stellen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben en dat de zwenkwielen recht naar voren staan.
  4. Controleer of er verbogen maaimessen zijn; verwijder en vervang eventueel verbogen maaimessen.
  5. Zet het maaidek omhoog tot een maaihoogte van 76 mm.
De maaidekhoogte controleren
    Graphic
    G414698
  1. Plaats de messen naast elkaar.
  2. Meet bij punten  en de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijranden van de maaimessen .
    Het verschil tussen de metingen mag niet meer dan 5 mm zijn. Als de afstand groter is, pas dan het niveau aan de zijkant aan.
  3. Graphic
    G414700
  4. Plaats 1 blad van voor naar achter.
  5. Meet bij punten  en de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijranden van de maaimessen .
    De rand van het voorste mes moet 1,6 tot 7,9 mm lager staan dan de rand van het achterste mes. Als de afstand niet juist is, past u het niveau van voor naar achter aan.
Maaidek horizontaal stellen
  1. Hiervoor moet u de antiscalpeerrollen in de bovenste openingen zetten of ze geheel verwijderen.
  2. Zet de maaihoogtehendel in de 76 mm-stand.
  3. Graphic
    G453680
  4. Plaats 2 blokjes met een dikte van 6,6 cm onder elke kant van de voorste rand van het maaidek.
    Belangrijk  
    Plaats de blokken niet onder de beugels van de antiscalpeerrol.
     
  5. Plaats 2 blokjes met een dikte van 7,3 cm onder elke kant van de achterste rand van het maaidek.
  6. Graphic
    G456118
  7. Draai de onderste bevestigingen los waarmee de beugels op de 4 hoeken van het maaidek zijn bevestigd en zorg ervoor dat het maaidek stevig op de 4 blokken zit.
  8. Trek de maaidekbeugels strak en zorg dat het maaidekpedaal naar achteren tegen de aanslag is gedrukt.
  9. De bevestigingen vastdraaien.
  10. Zorg ervoor dat de blokken stevig onder de rand van het maaidek zitten en dat alle bevestigingsbouten vastgedraaid zijn.
  11. Controleer het niveau in de breedte en in de lengte opnieuw; herhaal deze stappen totdat de juiste metingen worden verkregen.
Het maaidek verwijderen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
  4. Maak de afdekking van het maaidek los.
  5. Graphic
    G453722
  6. Verwijder de R-pen en de sluitring uit de voorste steunstang en neem de stang uit de beugel van het maaidek .
    Opmerking: Bewaar alle onderdelen voor latere montage.
  7. Graphic
    G453704
  8. Verwijder de bovenste bevestigingen waarmee de beugels aan de 4 hefarmen vastzitten.
  9. Schuif het maaidek naar achteren om de drijfriem van het maaidek te verwijderen van de motorpoelie.
  10. Schuif het maaidek weg van onder de machine.
Het maaidek monteren
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Schuif het maaidek onder de machine.
  4. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
  5. Graphic
    G453704
  6. Installeer de hefverbindingen aan de hefarmen met behulp van de eerder verwijderde bevestigingen.
  7. Graphic
    G453722
  8. Bevestig de voorste steunstang aan de dekbeugel met de haarspeld en de sluitring.
  9. Plaats de drijfriem op de motorpoelie.
  10. Draai de bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd.
Grasgeleider vervangen
Gevaar
Een open uitwerpopening kan objecten naar u en mensen in de buurt werpen. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Uitgeworpen objecten of aanraking van maaimessen leiden tot ernstig letsel of de dood.
Gebruik de machine niet als de grasgeleider in de geheven stand staat, verwijderd is of gewijzigd is, tenzij er een grasvanger of mulchset gemonteerd is en goed werkt.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. Koppel de veer los van de inkeping in de geleiderbeugel en schuif de stang uit de gelaste maaidekbeugels, veer en grasgeleider.
    Graphic
    G456086
    1.  Stang
    2.  Grasgeleider
    3.  Veer
    4.  Maaidekbeugels
    5.  Borgpen
    6.  Veer over de stang
  4. Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider.
  5. Plaats de nieuwe grasgeleider met de beugeluiteinden tussen de gelaste beugel op het maaidek zoals weergegeven.
    Graphic
    G456085
    1.  Stang en veer geplaatst
    2.  Uiteinde van de veer met lus geplaatst in de inkeping in de geleiderbeugel
    3.  Stang, korte uiteinde, geplaatst achter de maaibeugel
    4.  Kort uiteinde, bevestigd met maaibeugel
    5.  Borgpen
  6. Bevestig de stang en veer door deze zo te buigen dat het korte uiteinde van de stang zich achter de voorste beugel op het maaidek bevindt.
  7. Monteer de borgpen in het uiteinde van de stang.
    Belangrijk  
    De grasgeleider moet onder veerspanning omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt.
     

Reinigen

Afval afvoeren
Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften.
 
 
 
Opslag
 

Veiligheid tijdens opslag

De machine voorbereiden op opslag van meer dan 30 dagen

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
  3. De machine reinigen.
    Belangrijk  
    U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van het aandrijfsysteem en de motor. Gebruik geen hogedrukreiniger. Hierdoor kunnen vuil en water essentiële onderdelen binnendringen, zoals lagers en elektrische schakelaars.
     
    1. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
    2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de maaimachine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang.
    3. Laat de machine na het wassen 2 tot 5 minuten met ingeschakelde aftakas-schakelaar en de motor bij een hoog toerental lopen.
  4. Werking van de parkeerrem controleren.
  5. De machine smeren.
  6. Controleer de bandenspanning.
  7. Laad de accu op.
  8. Controleer de conditie van de maaimessen.
  9. Bereid het brandstofsysteem voor.
    1. Voeg een brandstofstabilisator/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Gebruik geen brandstofstabilisator op alcoholbasis (ethanol of methanol).
    2. Laat de motor 5 minuten lopen om de brandstofstabilisator/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.
    3. Zet de motor af, laat hem afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen met een sifonpomp of laat de motor lopen totdat die afslaat.
    4. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
      Belangrijk  
      Bewaar brandstof die stabilisator/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de brandstofstabilisator.
       
  10. Bereid de motor voor.
    1. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt.
    2. Ververs de motorolie.
    3. Verwijder de bougies en giet 30 ml (2 eetlepels) motorolie in de bougiegaten.
    4. Plaats een doek over de bougiegaten om eventuele olienevel op te vangen, start de motor en verdeel de olie in de cilinder.
    5. Monteer de bougies, maar monteer de draden niet.
  11. Verwijder de accu of maak de negatieve (-) accukabel los.
    Opmerking: Bewaar de accu op een koele, droge plaats, waar die niet wordt blootgesteld aan een extreme temperatuur of water. Houd de accu volledig opgeladen, vooral bij een temperatuur die lager is dan 0°C.
  12. Controleer alle bevestigingen en zet ze vast. Repareer of vervang versleten, beschadigde of ontbrekende onderdelen.
  13. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende servicedealer.
  14. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Dek de machine af om die te beschermen en schoon te houden.

De accu stallen

Opmerking: Volg de onderstaande tips om de accu goed te stallen
Tips voor het bewaren van de accu
Als u de accu bewaart buiten de machine, moet u het volgende doen:
  • Bewaar de accu rechtop in een koele, droge omgeving.
  • Bewaar accu's niet op elkaar, tenzij ze in een doos zitten.
  • Stapel niet meer dan 3 accu's op elkaar (of 2 als het om accu's voor professioneel gebruik gaat).
  • Test een natte accu om de 4 tot 6 maanden en laad de accu indien nodig.
  • Test en laad de accu altijd op voor montage.
 
 
 
Problemen oplossen
 
De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
Het papierelement van het luchtfilter is verstopt.
  1. Reinig het papierelement.
De motor raakt oververhit.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
De motor is te zwaar belast.
  1. De rijsnelheid verminderen.
Het oliepeil in het carter is te laag.
  1. Het carter met olie vullen.
De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt.
  1. Verwijder de obstructie uit de koelribben en luchtkanalen.
Het luchtfilter is vuil.
  1. Reinig of vervang het luchtfilterelement.
Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De startmotor slaat niet aan.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
De maaimesschakelaar is ingeschakeld.
  1. Schakel de aftakas uit.
De rijhendels staan niet in de parkeer-stand.
  1. Zet de rijhendels in de parkeer-stand.
De accu is leeg.
  1. De accu opladen.
De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los.
  1. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken.
Een van de zekeringen is doorgebrand.
  1. Vervang de zekering.
Een van de relais of schakelaars is defect.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De motor start niet, start moeilijk of slaat af.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
De brandstoftank is leeg.
  1. Vul de brandstoftank.
De choke (indien aanwezig) staat niet aan.
  1. Zet de chokehendel in de aan-stand.
Het luchtfilter is vuil.
  1. Reinig of vervang het luchtfilterelement.
De bougiekabel(s) zit(ten) los of is (zijn) niet aangesloten.
  1. De bougiekabel(s) op de bougie monteren.
De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
  1. Nieuwe bougie(s) met een correct afgestelde elektrodenafstand monteren.
Er zit vuil in het brandstoffilter.
  1. Vervang het brandstoffilter.
Vuil, water of oude brandstof in brandstofsysteem.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
Verkeerde brandstof in de tank.
  1. Brandstoftank aftappen en vullen met het juiste type brandstof.
Het oliepeil in het carter is te laag.
  1. Vul het carter met olie.
De motor verliest vermogen.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
De motor is te zwaar belast.
  1. De rijsnelheid verminderen.
Het luchtfilter is vuil.
  1. Reinig het luchtfilterelement.
Het oliepeil in het carter is te laag.
  1. Vul het carter met olie.
De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt.
  1. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen.
De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
  1. Nieuwe bougie(s) met een correct afgestelde elektrodenafstand monteren.
De ontluchting van de brandstoftank is verstopt.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
Er zit vuil in het brandstoffilter.
  1. Brandstoffilter vervangen.
Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
Verkeerde brandstof in de tank.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De machine drijft niet aan.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
De omloopkleppen zijn open.
  1. Sluit de sleepkleppen.
De tractieriemen zijn versleten, los of stuk.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De tractieriemen zitten niet op de poelies.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De transmissie is uitgevallen.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De machine trilt abnormaal.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans.
  1. Nieuwe maaimes(sen) monteren.
De bevestigingsbout van het maaimes zit los.
  1. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien.
De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
  1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los.
  1. Desbetreffende poelie vastzetten.
De motorpoelie is beschadigd.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
Mesas verbogen.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De motorophangplaat zit los of is versleten.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De maaihoogte is ongelijk.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
Maaimes(sen) bot.
  1. Mes(sen) slijpen.
Maaimes(sen) verbogen of niet in balans.
  1. Nieuwe maaimessen monteren.
Het maaidek staat niet horizontaal.
  1. Maaidek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen.
Een antiscalpeerwiel (indien aanwezig) is niet correct afgesteld.
  1. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen.
De onderkant van het maaidek is vuil.
  1. Reinig de onderkant van het maaidek.
De bandenspanning is niet correct.
  1. De banden op de juiste spanning brengen.
Mesas verbogen.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
Messen draaien niet.
Mogelijke oorzaak
Corrigerende maatregel
De aandrijfriem is versleten, los of stuk.
  1. Een nieuwe drijfriem monteren.
De drijfriem zit niet op de poelie.
  1. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren.
De schakelaar van de aftakas of de aftakkoppeling is defect.
  1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De drijfriem van het maaidek is versleten, los of stuk.
  1. Een nieuwe drijfriem monteren.
 
 
 
Schema's
 

Elektrisch schema

Graphic
G454156