Reelmaster® 5010-H tractie-eenheid
Disclaimers en wettelijke informatie
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
De bijgevoegde gebruikershandleiding van de motor biedt informatie over het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) en het Californische controlesysteem voor emissies, onderhoud en garantie. U kunt vervangingsonderdelen bestellen via de fabrikant van de motor.
 
CALIFORNIË
 
Proposition 65 Waarschuwing
 
De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
 
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen weet de staat Californië dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
 
Gebruik van dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of schade aan de voortplantingsorganen veroorzaakt.
 
 
 
 
Inleiding
 

Beoogd gebruik

Deze machine is een zitmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Hulp zoeken

Graphic
G439286
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met Toro de klantenservice. U dient hierbij altijd het model- en het serienummer van het product te vermelden. Deze nummers bevinden zich op het plaatje met het serienummer op uw product . U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Belangrijk  
U kunt met uw mobiele apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
 
Modelnummer:
Serienummer:

Handleidingconventies

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool, dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Graphic
G405934
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Classificaties voor veiligheidswaarschuwingen
Het waarschuwingssymbool dat wordt getoond in deze handleiding en op de machine geeft belangrijke veiligheidsinformatie aan die u moet opvolgen om ongelukken te voorkomen.
Het waarschuwingssymbool wordt weergegeven boven informatie die u waarschuwt voor onveilige acties of situaties en wordt gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING, of VOORZICHTIG.
Gevaar
Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Waarschuwing
Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Opgelet
Voorzichtig: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
 
 
 
 
Veiligheid
 

Algemene veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Image te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaarinstructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Brandstofveiligheid
  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.
  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Veiligheid tijdens het werk

Bescherming van de rolbeugel
  • Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine.
  • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken.
  • Doe altijd de veiligheidsgordel om.
  • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt.
  • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
  • Vervang alle beschadigde onderdelen van de rolbeugel. U mag deze niet repareren of aanpassen.
De machine veilig gebruiken op hellingen
  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
  • Neem de onderstaande instructies door voor gebruik van de machine op hellingen. Beoordeel de omstandigheden van het terrein alvorens de machine te gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag op dit terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.
    • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.
    • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
    • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
    • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait.
    • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
    • Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine.
    • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u werkt op hellingen. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.

Veiligheid na het werk

Veiligheid bij onderhoud

Veiligheid van de motor
  • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
  • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Veiligheid van het elektrisch systeem
  • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.
  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Veiligheid van het koelsysteem
  • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
  • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
    • Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
    • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
Veiligheid van het hydraulische systeem
  • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
  • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
  • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.
  • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.
Veiligheid van de messen
  • Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
  • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
  • Let op bij machines met meerdere maai-eenheden: als u één maai-eenheid draait, kunnen de messenkooien in de andere maai-eenheden ook in beweging komen.

Veiligheid tijdens opslag

Veiligheids- en instructiestickers

Image
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.
Symbolen op accu
Sommige of alle symbolen staan op de accu.
Graphic
s_batterysymbols2
  1. Risico van explosie
  2. Niet roken. Geen open vuur of vonken
  3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden
  4. Draag oogbescherming.
  5. Lees de Gebruikershandleiding.
  6. Houd omstanders uit de buurt van de accu.
  7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken.
  8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken.
  9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen.
  10. Bevat lood; niet weggooien
Sticker onderdeel: 93-6696
Graphic
s_decal93-6696
  1.  Opgeslagen energie Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 93-7272
Graphic
s_decal93-7272
  1.  Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Sticker onderdeel: 106-6754
Graphic
s_decal106-6754
  1.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  2.  Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd door de ventilator of worden gegrepen door de riem Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Sticker onderdeel: 106-6755
Graphic
s_decal106-6755
  1.  Motorkoelvloeistof onder druk.
  2.  Risico van explosie Lees de Gebruikershandleiding.
  3.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  4.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 110-9642
Graphic
s_decal110-9642
  1.  Opgeslagen energie Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt.
Sticker onderdeel: 120-4158
Graphic
s_decal120-4158
  1.  Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Motor Starten
  3.  Motor Voorgloeien
  4.  Motor Afzetten
Sticker onderdeel: 127-2470
Graphic
s_decal127-2470
Sticker onderdeel: 133-2930
Graphic
s_decal133-2930
  1. Waarschuwing Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind.
  2. Waarschuwing Draag gehoorbescherming.
  3. De machine kan voorwerpen uitwerpen Houd omstanders uit het werkgebied.
  4. Kantelgevaar Rijd traag in bochten; neem geen scherpe bochten als u snel rijdt; de maai-eenheden moeten altijd neergelaten zijn als u op een helling rijdt; draag altijd een veiligheidsgordel.
  5. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat.
  6. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; u mag de machine niet slepen.
Sticker onderdeel: 133-2931
CE-machines
Graphic
s_decal133-2931
Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent.
  2. Waarschuwing Draag gehoorbescherming.
  3. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  4. De machine kan kantelen Rijd nooit van of dwars op hellingen met een hellingshoek groter dan 15°; de maai-eenheden moeten altijd neergelaten zijn als u op een helling rijdt; draag altijd een veiligheidsgordel.
  5. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat.
  6. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; u mag de machine niet slepen.
Sticker onderdeel: 133-8062
Graphic
s_decal133-8062
Sticker onderdeel: 136-2159
Graphic
s_decal136-2159
  1.  Zet de stoel naar beneden
  2.  Schuif de stoel naar voren
  3.  Kantel de stoel
Sticker onderdeel: 136-3702
Graphic
s_decal136-3702
  1.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; draag een veiligheidsgordel; de rolbeugel niet verwijderen.
  2.  Waarschuwing Voer geen aanpassingen uit aan de rolbeugel.
Sticker onderdeel: 136-3731
Graphic
s_decal136-3731
  1. Lees de Gebruikershandleiding.
  2. Draag oogbescherming.
  3. Niet roken. Geen open vuur of vonken
  4. Houd omstanders op een afstand
  5. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden
  6. Risico van explosie
  7. Bevat lood; niet weggooien
Sticker onderdeel: 136-3732
Graphic
s_decal136-3732
  1.  Acute toxiciteit
  2.  Gevaar bij inademing
  3.  Ontvlambare gassen
  4.  Corrosief voor metalen / huidcorrosie
  5.  Toxisch voor het milieu
Sticker onderdeel: 137-8127
Graphic
s_decal137-8127
  1.  Opgelet geen hogedrukreiniger gebruiken.
Sticker onderdeel: 145-2498
Graphic
s_decal145-2498
  1.  TEC vermogenrelais
  2.  Elektrisch vermogenrelais
  3.  Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering.
  4.  Relais van motorstarter
  5.  TEC vermogensregelaar
  6.  Logic elektrisch vermogen
  7.  Contactschakelaar
  8.  TEC vermogensregelaar
  9.  Luchtgeveerde stoel
  10.  Elektrisch vermogen
  11.  TEC vermogensregelaar
  12.  Koplampen
  13.  TEC vermogensregelaar
  14.  USB-aansluitpunt
Sticker onderdeel: 145-2549
Graphic
s_decal145-2549
  1.  Parkeerrem
  2.  Cruisecontrol
  3.  Laat de maaidekken neer
  4.  Snel
  5.  Langzaam
  6.  Hef de maaidekken op
  7.  Aftakas Uitgeschakeld
  8.  Aftakas Ingeschakeld
  9.  Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 145-2572
Graphic
s_decal145-2572
  1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over smering.
  2. Controleer om de 8 bedrijfsuren.
  3. Remfuncties
  4. Hydraulische vloeistof
  5. Bandenspanning
  6. Luchtfilter van motor
  7. Motorolie
  8. Ventilatorriem
  9. Accu
  10. Radiateurscherm
  11. Motorkoelvloeistof
  12. Motoroliepeil
  13. Brandstof
  14. Lees de Gebruikershandleiding.
  15. Brandstof/waterafscheider
  16. Vloeistoffen
  17. Capaciteit
  18. Vloeistofinterval (bedrijfsuren)
  19. Filterinterval (bedrijfsuren)
Sticker onderdeel: 147-0287
Graphic
s_decal147-0287
  1.  Vastdraaien met een torsie van 2,82 tot 3,16 N·m.
 
 
 
Configuratie
 
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer en stel de parkeerrem in werking.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  3. Controleer vóór gebruik de bandenspanning.
    Opmerking: De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. Stel de bandendruk af voordat u met de machine gaat werken.
  4. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
  5. De machine smeren.
    Belangrijk  
    Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
     
  6. Open de motorkap en controleer het peil van de koelvloeistof.
  7. Controleer het peil van de motorolie en sluit en vergrendel de motorkap.
    Opmerking: Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; u moet het oliepeil echter controleren voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.
    Graphic
    G402679
  1. Draai de 2 bouten los waarmee de bedieningsarm is vastgezet aan de bevestigingsbeugel .
  2. Stel de bedieningsarm af in de gewenste positie en zet de 2 bouten weer vast.
Vereiste onderdelen
55
Maai-eenheden
De machine voorbereiden op de montage
Waarschuwing
Als u de voeding naar de maai-eenheden niet onderbreekt, bestaat de kans dat iemand de maai-eenheden per ongeluk start, wat tot dodelijk letsel of ernstig letsel aan handen en voeten tot gevolg kan hebben.
Koppel altijd de snelkoppelingen voor de voeding los voordat u werkzaamheden aan de maai-eenheden gaat uitvoeren.
 
  1. Ontgrendel de stoelbasis , kantel ze open en ondersteun ze met de steunstangen.
    Graphic
    G437876
  2. Koppel de connector van het 48 V-systeem los van de onderbrekingskabel van de accu
    Graphic
    G437957
  3. Verwijder aan de hefarmen van de maai-eenheid de borgpen waarmee het kapje bevestigd is aan het juk van het draaipunt en verwijder het kapje.
    Belangrijk  
    Bewaar het kapje voor hermontage.
     
    Graphic
    G437958
De maai-eenheden voorbereiden
    Graphic
    G402693
  1. Haal de maai-eenheden uit de dozen. U moet de maai-eenheden monteren en afstellen volgens de instructies in de Gebruikershandleiding.
  2. Monteer het contragewicht aan het gepaste uiteinde van de maai-eenheid zoals afgebeeld
  3. Graphic
    G402694
  4. Smeer de as van het draagframe .
  5. Herhaal deze procedure bij de andere maai-eenheden.
De gazoncompensatieveer plaatsen
Maai-eenheden 2 en 4
Graphic
G402717
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G402718
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G402719
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G402720
  5. Verwijder de flensborgmoer (") waarmee de bout van de grascompensatieveer is bevestigd aan de rechterlip van het draagframe, en verwijder de compensatieveer van de maai-eenheid.
    Opmerking: Verwijder de getande flensmoer niet van de bout.
  6. Graphic
    G402721
  7. Monteer de bout van de grascompensatieveer op de rechterlip van het draagframe met de flensborgmoer (") .
  8. Graphic
    G402722
  9. Lijn de gaten in de grascompensatiebeugel uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid.
    Opmerking: De steunlus van de slanggeleider is naar de middellijn van de machine gericht .
  10. Monteer de grascompensatiebeugel op het frame van de maai-eenheid; gebruik de 2 slotbouten (" x 1¼") en 2 flensborgmoeren (") .
  11. Haal de borgmoeren en bouten aan met 37 tot 45 Nm.
  12. Herhaal deze procedure bij de andere maai-eenheid.
De voorste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
    Graphic
    G402695
  1. Monteer de voorste maai-eenheden aan de hefarmen, zoals getoond.
  2. Vergrendel het draaipunt van de maai-eenheid voor het maaien van gras op een helling.
De achterste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of hoger
    Graphic
    G402695
  1. Monteer de achterste maaidekken aan de hefarmen, zoals getoond.
  2. Vergrendel het draaipunt van de maai-eenheid voor het maaien van gras op een helling.
De achterste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of lager
    Graphic
    G402723
  1. Verwijder de lynchpen en de ring waarmee het juk van het draaipunt aan de hefarm is bevestigd, en schuif de as uit de hefarm.
  2. Graphic
    G402724
  3. Monteer het juk van het draaipunt op de as van het draagframe .
  4. Breng de dop aan op het juk van het draaipunt, en lijn de openingen in het draagframe, de as, het juk van het draaipunt en de dop uit.
  5. Bevestig het juk van het draaipunt en de dop aan de as van het draagframe; gebruik hierbij de borgpen .
  6. Vergrendel het draaipunt van de maai-eenheid voor het maaien van gras op een helling.
  7. Schuif een maai-eenheid onder de hefarm.
  8. Graphic
    G402725
  9. Steek het juk van het draaipunt in de hefarm , en bevestig de as met de lynchpen en ring aan de arm.
  10. Herhaal deze procedure voor de andere achterste maai-eenheid.
Het draaipunt van de maai-eenheid vergrendelen voor het maaien van gras op een helling
    Graphic
    G437965
  1. Vergrendel de draaipunten van de maai-eenheid met borgpennen om te voorkomen dat de maai-eenheden naar beneden draaien wanneer u op een helling maait.
    Opmerking: Gebruik de opening in het juk van het draaipunt om de maai-eenheid te vergrendelen.
    Opmerking: Gebruik de sleuf voor een sturende maai-eenheid.
De kettingen van de hefarm van de maai-eenheid monteren
    Graphic
    G402673
  1. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen .
    Opmerking: Gebruik het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek.
De motoren van de messenkooi monteren
  1. Breng vet aan op de spieas van de motor van de messenkooi.
  2. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor.
  3. Plaats de motor van de messenkooi door deze rechtsom te draaien zodat de borgmoeren niet in de weg zitten van de flenzen van de motor van de messenkooi.
    Belangrijk  
    Zorg ervoor dat de kabel van de motor van de messenkooi niet is verdraaid, geknikt of het risico loopt te worden afgekneld.
     
  4. Graphic
    G402696
  5. Draai de motor van de messenkooi linksom totdat de flenzen de bouten omsluiten.
  6. Draai de montagebouten vast met een torsie van 19 tot 25 N·m.
  7. Herhaal deze procedure bij de andere maai-eenheden.
Vereiste onderdelen
1
Egalisatieset (afzonderlijk verkrijgbaar)
Belangrijk  
Om ervoor te zorgen dat de elektrische kabel op de juiste manier wordt geleid en dat de kabels niet verdraaid zijn, dient u de motoren op de maai-eenheden te monteren voordat u de egalisatiesets monteert.
 
Graphic
G402657
  1. Middelste maai-eenheid vooraan
  2. Linker maai-eenheid achteraan
  3. Rechter maai-eenheid achteraan
  4. Linker maai-eenheid vooraan
  5. Rechter maai-eenheid vooraan
  6. Locatie van de messenkooimotor
  7. Gewicht
  1. Verwijder de extra flensmoer zoals afgebeeld.
  2. Draai de moeren op de slangfitting van de egalisatieset los, plaats de slang in de opening op de tussenschotbeugel en draai de moeren vast.
    Opmerking: Gebruik een contrasleutel als u de moeren vastdraait om te voorkomen dat de slang gedraaid of geknikt wordt.
  3. Plaats de connectorplaat op de montagebouten van het tussenschot met de connectoren geplaatst zoals wordt getoond in de afbeelding.
  4. Bevestig de connectorplaat aan een van de montagebouten met de flensmoer die u voordien hebt verwijderd.
    Graphic
    G402739
    Linker maai-eenheid vooraan (nr. 4)
    1.  Extra flensmoer
    2.  Connectorplaat
    3.  Tussenschotbeugel
  5. Zoek de kabelboom op de machine en sluit de stekkers aan op de stekkers van de egalisatieset.
  6. Herhaal deze procedure voor de resterende 4 tussenschotlocaties zoals afgebeeld.
    Belangrijk  
    De connectorplaten zijn op de resterende locaties op een verschillende manier geplaatst, dus de slang kan door de tussenschotbeugel en naar het maaidek worden geleid zonder gedraaid of geknikt te worden.
     
    Graphic
    G402741
    Linker maai-eenheid achteraan (nr. 2)
    1.  Extra flensmoer
    2.  Connectorplaat
    3.  Tussenschotbeugel
    Graphic
    G402742
    Middelste maai-eenheid vooraan (nr. 1)
    (Onderkant van de machine afgebeeld)
    1.  Extra flensmoer
    2.  Connectorplaat
    3.  Tussenschotbeugel
    Graphic
    G402743
    Rechter maai-eenheid vooraan (nr. 5)
    1.  Extra flensmoer
    2.  Connectorplaat
    3.  Tussenschotbeugel
    Graphic
    G402744
    Rechter maai-eenheid achteraan (nr. 3)
    1.  Extra flensmoer
    2.  Connectorplaat
    3.  Tussenschotbeugel
Vereiste onderdelen
1
Kickstandaard van maaidek
    Graphic
    G402676
  1. Als u de maai-eenheid moet kantelen om bij het ondermes/de messenkooi te kunnen komen, moet u de achterkant van de maai-eenheid ondersteunen met de kickstandaard zodat de moeren op het achtereind van de stelschroeven van de snijbalk niet op het werkvlak rusten.
  2. Graphic
    G402677
  3. Bevestig de kickstandaard aan de kettingbeugel met de borgpen .
  1. Breng diëlektrisch smeervet aan op de raakvlakken van de onderbrekingskabel van de accu.
  2. Graphic
    G437957
  3. Steek de connector van het 48 V-systeem in de onderbrekingskabel van de accu
  4. Graphic
    G438020
  5. Sluit en vergrendel de stoelbasis.
Vereiste onderdelen
1
Motorkapsluiting
1
Pakking
1
Contramoer
1
Sluitring
    Graphic
    G439569
  1. Til de motorkap op.
  2. Verwijder de rubberen ring uit de opening in de linkerkant van de motorkap.
  3. Graphic
    G445763
  4. Zorg dat de pakking op de motorkapsluiting is gemonteerd
  5. Verwijder de moer van de sluiting.
  6. Steek het haakeind van de sluiting vanaf de buitenkant van de motorkap door de opening in de motorkap.
    Opmerking: De pakking is naar de buitenkant van de motorkap gericht.
  7. Bevestig binnenin de motorkap de sluiting aan de motorkap; gebruik hierbij de ring en moer.
  8. Sluit de motorkap en gebruik de bijgeleverde sleutel van de motorkapsluiting om na te gaan of de haak van de sluiting in de gesloten stand aangrijpt op het palletje van het frame.
CE-machines
Vereiste onderdelen
1
Sticker met productiejaar
1
CE-sticker
1
Sticker betreffende kantelgevaar
De CE-sticker aanbrengen
    Graphic
    G438804
  1. Maak de motorkap schoon rondom de motorkapsluiting en laat de motorkap drogen. Gebruik hierbij schoonmaakalcohol en een schone doek.
  2. Verwijder het schutpapier van de CE sticker en breng de sticker aan op de motorkap.
De sticker met het productiejaar aanbrengen
    Graphic
    G438820
  1. Maak de vloerbeugel schoon rondom het plaatje met serienummer , en laat de beugel drogen. Gebruik hierbij schoonmaakalcohol en een schone doek.
  2. Verwijder het schutpapier van de sticker met het productiejaar en breng de sticker aan op de vloerbeugel.
De sticker met CE-waarschuwing aanbrengen
    Graphic
    G438821
  1. Gebruik schoonmaakalcohol en een schone doek om het oppervlak van de bestaande sticker schoon te maken, en laat de sticker drogen.
  2. Verwijder het schutpapier van de CE waarschuwingssticker en breng de CE waarschuwingssticker aan over de bestaande sticker.
 
 
 
Productoverzicht
 
Graphic
G403839
  1.  Motorkap
  2.  Bestuurdersstoel
  3.  Bedieningsarm
  4.  Stuurwiel
  5.  Instelhendel bestuurdersstoel
  6.  Voormaaidekken
  7.  Achtermaaidekken

Bedieningsorganen

Graphic
G461340
  1. Contactschakelaar
  2. Maai-/hefhendel
  3. Schakelaar van de cruisecontrol
  4. Aftakasschakelaar
  5. Schakelaar van koplampen
  6. Toerentalschakelaar
  7. Parkeerremschakelaar
  8. InfoCenter-scherm
  9. Pedaal voor stuurverstelling
  10. Tractiepedaal
Contactschakelaar
Graphic
G453721
  1.  Uit
  2.  Aan/voorverwarmen
  3.  Start
Maai-/hefhendel
Graphic
G453725
  1.  De maai-eenheden omlaagbrengen - schakel eerst de aftakas in om de maai-eenheden te laten draaien (maaimodus).
  2.  De maai-eenheden omhoogbrengen - schakel eerst de aftakas uit om de maai-eenheden te laten stoppen met draaien (transportmodus).
    Opmerking: Om de maai-eenheden gedeeltelijk omhoog te brengen naar de keerstand, trekt u de hendel kort naar achter.
Parkeerremschakelaar
Graphic
G461376
  1.  Stel de parkeerrem in werking.
    Opmerking: Door de parkeerremschakelaar te activeren, wordt de tractie automatisch afgeremd (ongeacht de stand van het tractiepedaal).
    De parkeerrem wordt in werking gesteld zodra de machine tot stilstand komt of wordt uitgeschakeld, ongeacht de stand van de parkeerremschakelaar.
  2.  Schakel de parkeerrem uit.
Cruisecontrolschakelaar
Graphic
G461362
  1.  Cruisecontrol inschakelen - draai de schakelaar kort naar voren.
    Opmerking: Gebruik de knoppen van het display om de cruisecontrolsnelheid in te stellen in stappen van 0.8 km/h.
  2.  Cruisecontrol aanzetten - draai de schakelaar naar de middelste stand.
  3.  Cruisecontrol uitzetten - draai de schakelaar naar achteren.
Toerentalschakelaar
Graphic
G461359
  1.  Druk de schakelaar kort naar voren om het motortoerental in stappen van 100 tpm te verhogen, houd de schakelaar ingedrukt om de motor op stationair - hoog te zetten.
  2.  Druk de schakelaar kort naar achteren om het motortoerental in stappen van 100 tpm te verlagen, houd de schakelaar ingedrukt om de motor op stationair - laag te zetten.
Aftakasschakelaar
Graphic
G453441
  1.  Aftakas uitschakelen -De machine bevindt zich in Transportmodus (waarin u tot 16 km/h kunt rijden wanneer de maximumsnelheid niet beperkt is).
  2.  Aftakas inschakelen - De machine bevindt zich in Maaimodus (waarin u tot 13 km/h kunt rijden wanneer de maximumsnelheid niet beperkt is).
Opmerking: Gebruik de beveiligde menu's in het InfoCenter display om de maximumsnelheid voor elke modus in te stellen.
Schakelaar van koplampen
Graphic
G461393
  1.  Aan
  2.  Uit
InfoCenter display
Graphic
G461392
Het InfoCenter display toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine.
De weergegeven schermen hangen af van welke knoppen u selecteert. De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is.
Pedaal voor stuurverstelling
Graphic
G453181
Trap het pedaal voor stuurverstelling in en breng de stuurkolom omlaag of omhoog naar een comfortabele bedieningspositie.
Tractiepedaal
Graphic
G453193
  1.  Vooruit rijden - druk de bovenkant van het pedaal in.
    Opmerking: Om de maximale rijsnelheid te bereiken, stelt u de maximale rijsnelheid in en drukt u het pedaal naar voren in de transportmodus.
  2.  Machine stoppen - laat het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand (neutraal).
    Opmerking: De machine zal snel terugkeren naar neutraal wanneer u uw voet van het tractiepedaal haalt.
  3.  Achteruit rijden - druk de onderkant van het pedaal in.
Opmerking: De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt.
Aansluitpunt
Graphic
G453945
Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten.
De stoel verstellen
Graphic
G446491
  1. Gewichtmeter
  2. Knop om het gewicht in te stellen
  3. Knop om de hoogte in te stellen
  4. Hendel voor vooruit/achteruit
Instelknop voor gewicht
Draai aan de instelknop voor het gewicht tot uw gewicht verschijnt in het venstertje van de gewichtmeter.
Graphic
G446496
  1.  Verminderen
  2.  Verhogen
Knop om de hoogte in te stellen
Graphic
G446494
  1.  Omhoogbrengen
  2.  Omlaagbrengen
Hendel voor vooruit/achteruit
Graphic
G446495
  1.  Vergrendelen
  2.  Ontgrendelen
Snelkoppelingen voor de voeding van de maaidekken
Voordat u de maaidekken monteert, verwijdert of eraan werkt, moet u de voeding van de maaidekken uitschakelen door de snelkoppeling voor de voeding van de maaidekken los te koppelen ; deze bevindt zich onder de stoel. Sluit de snelkoppeling weer aan voordat u de machine gaat bedienen.
Graphic
G454877
Opgelet
Als u de voeding naar de maaidekken niet onderbreekt, bestaat de kans dat iemand de maaidekken per ongeluk start. Hierdoor kan ernstig letsel aan handen en voeten ontstaan.
Koppel altijd de snelkoppeling voor de voeding van de maai-eenheden los voordat u werkzaamheden aan de maai-eenheden gaat uitvoeren.
 
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Transportbreedte
228 cm
Maaibreedte
254 cm
Lengte
282 cm
Hoogte met rolbeugel
160 cm
Gewicht*
1360 kg (2,999 lb)
Motor
Kubota 26,1 kW (24,8 pk)
Inhoud brandstoftank
53 liter
Transportsnelheid
0 tot 16 km/uur
Maaisnelheid
0 tot 13 km/uur
*Gewicht omvat vloeistoffen en maai-eenheden van 12.7 cm met 8 messen.

Werktuigen/accessoires

Een selectie vanToro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden.Neem contact op met uw erkende servicedealer of een erkendeToro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd origineleToro onderdelen en accessoires aanschaffen.
 
 
 
Gebruik
 

Voorafgaand aan de werking

Dagelijks onderhoud uitvoeren
Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit die beschreven staan in het onderhoudsschema.
Brandstof
Brandstof
Belangrijk  
Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof.
 
Diesel
Type
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Zomerdieselbrandstof gebruiken bij temperaturen boven -7°C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp en meer vermogen dan winterdieselbrandstof.
Zwavelgehalte
Laag (<500 ppm) of ultralaag (<15 ppm)
Minimaal cetaangetal
40
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
Biodiesel
Type
Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% aardoliediesel).
Het deel diesel op basis van aardolie dient een laag of ultralaag zwavelgehalte te hebben.
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer
Minimaal cetaangetal
40
Biodiesel voorzorgsmaatregelen
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.
Neem voor meer informatie contact op met uw erkende Toro distributeur.
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
     
Biodieselbrandstof moet voldoen aan:
Norm
Locatie
ASTM D6751
VS
EN 14214
EU
Mengbrandstof moet voldoen aan:
ASTM D975
VS
EN 590
EU
Brandstof tanken
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek.
  3. Graphic
    G438846
  4. Verwijder de dop van de brandstoftank.
  5. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis.
  6. Bevestig de dop van de brandstoftank.
    Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is. Dit beperkt mogelijke condensvorming in de brandstoftank tot een minimum.
De interlockschakelaars controleren
Opgelet
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine, wat kan leiden tot licht of middelmatig zwaar letsel.
  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
 
Belangrijk  
Als een interlockschakelaar niet werkt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro verdeler.
 
De machine voorbereiden
  1. Rij de machine langzaam naar een open terrein.
  2. Laat de maai-eenheden zakken, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
De interlock voor het tractiepedaal bij starten controleren
  1. Ga zitten op de bestuurdersstoel en schakel de parkeerrem in.
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Trap het tractiepedaal in en draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De motor mag niet starten wanneer het tractiepedaal ingetrapt is.
De interlock voor de aftakas bij starten controleren
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
  3. Draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De motor mag niet starten wanneer de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen staat.
De interlock voor de aftakas bij lopen controleren
Opmerking: Laat de maai-eenheden tijdens deze test niet langer dan een paar seconden draaien om onnodige slijtage te voorkomen.
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Start de motor.
  4. Trek de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
  5. Laat de maai-eenheden neer om de aftakas in te schakelen.
  6. Sta op uit de stoel.
Opmerking: De aftakas mag niet lopen wanneer u niet in de bestuurdersstoel zit.
De interlock voor de parkeerrem en het tractiepedaal bij lopen controleren
  1. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
  2. Haal de parkeerrem aan.
  3. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  4. Start de motor.
  5. Druk het tractiepedaal in.
Opmerking: De machine mag niet reageren wanneer u het tractiepedaal intrapt terwijl de parkeerrem aangehaald is. Een adviserend bericht moet op het InfoCenter display verschijnen.
De inschakeling van de automatische parkeerrem controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
  2. Schakel de parkeerrem uit en sta op uit de stoel.
Opmerking: Het rode lampje op de parkeerremschakelaar moet gaan branden wanneer u uit de bestuurdersstoel opstaat om aan te geven dat de parkeerrem ingeschakeld is.
De interlock voor het uitschakelen van de maai-eenheid bij omlaagbrengen controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
  2. Zorg ervoor dat de maai-eenheden omhooggebracht zijn in de transportstand.
  3. Sta op uit de stoel en breng de maai-eenheden omlaag.
Opmerking: De maai-eenheden mogen niet zakken wanneer u niet in de bestuurdersstoel zit.
Overzicht van het InfoCenter display
Het InfoCenter display toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine. Het display heeft diverse schermen. U kunt op elk moment wisselen tussen de schermen door op de knop Terug te drukken en vervolgens de richtingknoppen omhoog en omlaag te gebruiken.
Graphic
G471371s
  1. Controlelampje
  2. Helderheidssensor display
  3. Navigatieknop - omhoog
  4. Knop terug
  5. Navigatieknop - verlagen/links
  6. Navigatieknop - omlaag
  7. Navigatieknop - verhogen/rechts
  8. Enter knop
Opmerking: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een pictogram dat de huidige functie weergeeft.
InfoCenter display pictogrammen
Image
Onderhoud is noodzakelijk.
Image
Opwarmmodus
Image
Instellingen virtuele pedaalaanslag
Image
Accuspanning
Image
De gloeibougies werken.
Image
Brandstofpeil
Image
Neem plaats op de bestuurdersstoel.
Image
Het brandstofpeil is laag.
Image
De parkeerrem is in werking gesteld.
Image
Vergrendeld
Image
Temperatuur motorkoelvloeistof
Image
Storing/waarschuwing
Image
Tractie of tractiepedaal
Image
Backlap
Image
Start de motor.
Image
De maaidekken zijn omhooggebracht of worden opgetild.
Image
De aftakas is ingeschakeld.
Image
De maaidekken zijn omlaaggebracht of worden neergelaten.
Image
De cruisecontrol is ingeschakeld.
Image
Generator
Image
Motor
Image
Urenteller
Image
Het wachtwoord is ingevoerd.
Image
Waarde verhogen
Image
Actief
Image
Waarde verlagen
Image
Inactief
Image
Omhoog/omlaag scrollen
Image
Menu
Image
Naar links/rechts scrollen
Image
Volgend scherm
Image
Vorig scherm
Overzicht van de menu's
Druk in het hoofdscherm op de knop Terug om naar het InfoCenter display menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's.
Image Beveiligd menu Enkel toegankelijk met de pincode
Hoofdmenu
Menu-item
Beschrijving
Storingen
Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of neem contact op met een erkende Toro distributeur voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat.
Onderhoud
Het menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsurentellers en andere cijfergegevens van die aard.
Diagnostiek
Het menu Diagnostiek geeft de status van elke machineschakelaar, sensor en bedieningsoutput aan. U kunt dit menu gebruiken om sommige problemen op te lossen. In het menu ziet u namelijk welke onderdelen in- en uitgeschakeld zijn.
Instellingen
In het menu Instellingen kunt u de configuratieparameters in het display aan uw voorkeur aanpassen en wijzigen.
Machine-instellingen
In het menu Machine-instellingen kunt u de drempels voor acceleratie, snelheid en tegengewicht bepalen.
Machine
In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Onderhoud
Menu-item
Beschrijving
Hours
Het totale aantal bedrijfsuren van de machine, motor en aftakas, alsook het aantal uren dat de machine getransporteerd is geweest en de tijd tot het volgende onderhoudsinterval.
Counts
Een overzicht van talrijke tellingen die de machine heeft uitgevoerd.
Front Backlap
Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus.
Rear Backlap
Bepaalt de snelheid van de achterste messen in wetmodus.
Tractiepedaal Image
Kalibreert het tractiepedaal.
Tractiepomp Image
Kalibreert de tractiepomp.
Virtuele snelheidssensor Image
Kalibreert de virtuele snelheidssensor.
Diagnostiek
Menu-item
Beschrijving
Tractie
Geeft de invoer en uitvoer van het tractiepedaal weer.
Maai-eenheden
Geeft de invoer en uitvoer voor het optillen en neerlaten van de maai-eenheden aan.
Aftakas
Geeft de invoer en uitvoer voor het inschakelen van het aftakascircuit aan.
Motor
Geeft de invoer en uitvoer voor het inschakelen van de motor aan.
Generator
Geeft de invoer en uitvoer voor de generator aan.
CAN statistieken Image
Geeft de invoer en uitvoer voor het CAN weer.
Instellingen
Menu-item
Beschrijving
Code invoeren
Geeft een door uw bedrijf geautoriseerde persoon (toezichthouder/mecanicien) toegang tot de beveiligde menu's met een pincode.
Achtergrondverlichting
Bepaalt de helderheid van het lcd.
Taal
Bepaalt de taal die gebruikt wordt op het display*.
Lettergrootte
Bepaalt de lettergrootte op het display.
Eenheden
Bepaalt de eenheden die gebruikt worden op het display (Amerikaans of metrisch).
Instellingen beveiligen Image
Hiermee kunt u de beveiligde instellingen aanpassen
*Alleen gebruikerstekst wordt vertaald. De schermen fouten, onderhoud en diagnostiek hebben betrekking op onderhoud.? De titels zijn in de ingestelde taal, maar de menu-items zijn in het Engels.
Machine-instellingen
Menu-item
Beschrijving
Front Backlap
Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus.
Rear Backlap
Bepaalt de snelheid van de achterste messen in wetmodus.
Maaisnelheid Image
Regelt de maximumsnelheid in maaimodus (laag bereik). Dit wordt gebruikt om het toerental van de messenkooi te bepalen.
Transportsnelheid Image
Regelt de maximumsnelheid in transportmodus (hoog bereik).
Aantal messen Image
Bepaalt het aantal messen van de messenkooi voor het messenkooitoerental.
Maaihoogte Image
Regelt de maaihoogte om het messenkooitoerental te bepalen.
Toerental voorste messenkooi Image
De berekende toerentalstand van de voorste messenkooien. De messenkooien kunnen ook handmatig worden ingesteld.
Toerental achterste messenkooi Image
De berekende toerentalstand van de achterste messenkooien. De messenkooien kunnen ook handmatig worden ingesteld.
Energiezuinige modus Image
Als de Energiezuinige modus geactiveerd is, wordt het motortoerental tijdens het maaien verlaagd zodat de machine stiller en zuiniger werkt. Het toerental van de messenkooi verandert niet, maar de maaisnelheid neemt af als de maaistop niet overeenkomstig wordt aangepast.
Powerboost Image
Powerboost in- en uitschakelen.
Powershed Image
Powershed in-en uitschakelen.
Smart Power Image
Smart Power in- en uitschakelen.
Acceleratie Image
Lage, medium en hoge instellingen bepalen hoe snel de tractiesnelheid reageert wanneer u het tractiepedaal indrukt.
Clip-Control Image
Schakelt Clip-Control in en uit.
Machine
Menu-item
Beschrijving
Model
Het modelnummer van de machine.
Serienummer
Het serienummer van de machine.
Softwareversie
De softwareversie van de hoofdcontroller.
Softwareversie InfoCenter Image
De softwareversie van het InfoCenter.
Softwareversie generator Image
De softwareversie van de starter generator.
Softwareversie van maai-eenheid 1 Image
De softwareversie van de eReel maai-eenheden
Softwareversie van maai-eenheid 2 Image
Softwareversie van maai-eenheid 3 Image
Softwareversie van maai-eenheid 4 Image
Softwareversie van maai-eenheid 5 Image
Toegang tot runschermen
  1. Druk in het Hoofdmenu op de rechter navigatieknop om naar het primaire runscherm te gaan dat het brandstofpeil en de koelvloeistoftemperatuur weergeeft.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om te scrollen naar het secundaire runscherm dat de koelvloeistoftemperatuur en de generatortemperatuur met tpm en spanning weergeeft.
  3. Druk op de rechter navigatieknop om te scrollen naar het eReel-informatiescherm dat aangeeft of de messenkooi actief is en dat het toerental voor de 5 maaidekken weergeeft.
  4. Druk op de rechter navigatieknop om te scrollen naar het energiemodusscherm dat de onderdelen, energiemodus en de richting toont terwijl u aan het werk bent.
Beveiligde menu's
In Instellingen van het display kunt u configuratie-instellingen voor de bediening veranderen. Gebruik het beveiligde menu om deze instellingen te vergrendelen.
Opmerking: Bij levering van de machine is de oorspronkelijke code geprogrammeerd door uw distributeur.
Toegang tot de beveiligde menu's
Opmerking: De standaard pincode van de machine is 0000 of 1234.
Als u de pincode heeft gewijzigd en vergeten bent, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor hulp.
    Graphic
    G471349s
  1. In hetHoofdmenu scrolt u naar beneden naar Instellingen en drukt u op de selectieknop.
  2. Graphic
    G471350s
  3. Scrol in Instellingen naar Pincode invoeren en druk op de selectieknop .
  4. Om de pincode in te voeren, drukt u op de navigatieknoppen omhoog/omlaag tot het eerste gewenste cijfer verschijnt. Druk dan op de rechter navigatieknop om naar het volgende cijfer te gaan. Herhaal deze stap tot het laatste cijfer ingevoerd is.
  5. Druk op de selectieknop .
    Opmerking: Als het display de pincode accepteert en het beveiligde menu ontgrendeld is verschijnt het woord “PIN�? in de rechter bovenhoek van het scherm.
  6. Om het beveiligd menu weer te vergrendelen draait u de contactschakelaar naar Uit stand en dan naar de Aan stand.
De instellingen van het beveiligde menu weergeven en veranderen
  1. Scrol in Instellingen, naar beneden naar Instellingen beveiligen .
  2. Om de instellingen te bekijken en veranderen zonder een pincode in te voeren, zet u met de selectieknop Instellingen beveiligen op Image (Uit).
  3. Om de instellingen te bekijken en te veranderen met een pincode, stelt u met de selectieknop Instellingen beveiligen in op Image (Aan). Stel vervolgens de pincode in, en draai het contactsleuteltje Uit en daarna weer Aan.
De timer Onderhoud vereistinstellen
De timer onderhoud vereistzet het aantal uur tot het volgende vereiste onderhoud op nul nadat een geplande onderhoudsprocedure is uitgevoerd.
  1. Scrol in Instellingen naar Pincode invoeren en druk op de selectieknop.
  2. Voer de pincode in; zie Toegang tot de beveiligde menu's.
  3. In Onderhoud - service navigeert u naar Uren en drukt u op de selectieknop.
  4. Scrol naar beneden naar Onderhoud vereist.
    Opmerking: Als onderhoud vereist is, verschijnt Nu naast Onderhoud vereist.
  5. Markeer het onderhoudsinterval en druk op de selectieknop.
    Opmerking: Het onderhoudsinterval (250 uur, 500 uur, enz.) bevindt zich naast Onderhoud vereist.
    Onderhoudsinterval is een item in het beveiligde menu.
  6. Wanneer het scherm Timer voor onderhoud resetten? Verschijnt, drukt u op de selectieknop voor Ja of op de zwarte knop voor Nee.
  7. Nadat u Ja hebt geselecteerd, wordt het intervalscherm gewist en gaat u terug naar de selecties van Service Hours (Bedrijfsuren).
Het aantal messen instellen
  1. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u de functie Aantal messen ziet.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om het aantal messen te wijzigen; u kunt kiezen tussen 8 of 11.
De maaihoogte (HOC) instellen
  1. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u Maaihoogte ziet.
  2. Gebruik de linker en rechter navigatieknop om de HOC-instelling te selecteren die overeenkomt met de basisinstelling van de maai-eenheden. Als de gewenste instelling niet wordt weergegeven, kies dan de HOC-instelling uit de lijst die deze het dichtst benadert.
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien instellen
  1. Als Clip-Control aan staat (standaard), zal het toerental van de messenkooien dynamisch toenemen of afnemen evenredig met de tractiesnelheid die de bestuurder opgeeft.
  2. Als Clip-Control uit staat, wordt een statisch toerental van de messenkooien ingesteld ten opzichte van de maximale maaisnelheid van de supervisor.
Opmerking: Bovendien kan het toerental van de voorste en achterste messenkooi in Machine-instellingen handmatig worden ingesteld.
De energiezuinige modus instellen
In de energiezuinige modus werken kan voordelig zijn bij lichte of geluidsgevoelige toepassingen. De werksnelheid van de motor wordt verlaagd, maar de tractiesnelheid en het messenkooitoerental niet.
Opmerking: Maaisnelheden hoger dan 8.6 km/h worden niet aanbevolen in de energiezuinige modus.
  1. Scrol in het Hoofdmenu naar beneden naar Machine-instellingen en druk op de selectieknop.
  2. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u Energiezuinige modus ziet.
  3. Druk op de rechter navigatieknop om deze modus aan te zetten.
De maximale toegestane maaisnelheid instellen
De geselecteerde instelling wordt weergegeven als een X op de staafgrafiek van de tractiesnelheid samen met de instellingen voor de cruisecontrol en de pedaalaanslag. Een X in een staaf geeft aan dat de maximale snelheid beperkt is door de supervisor.
Opmerking: Deze instelling wordt bewaard in het geheugen en toegepast op de tractiesnelheid tot u ze verandert.
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Maaisnelheid ziet.
  2. Gebruik de linker en de rechter navigatieknop om de maximale maaisnelheid te verhogen en te verlagen in stappen van 0,8 km/h tussen 1,6 en 12,9 km/h.
De maximale toegestane transportsnelheid instellen
De geselecteerde instelling wordt weergegeven als een X op de staafgrafiek van de tractiesnelheid samen met de instellingen voor cruisecontrol en de pedaalaanslag. Een X in een staaf geeft aan dat de maximale snelheid beperkt is door de supervisor.
Opmerking: Deze instelling wordt bewaard in het geheugen en toegepast op de tractiesnelheid tot u ze verandert.
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Transportsnelheid ziet.
  2. Gebruik de linker en de rechter navigatieknop om de maximale transportsnelheid te verhogen en te verlagen in stappen van 0,8 km/h tussen 8,0 en 16,0 km/h.
Smart Power in-/uitschakelen
  1. Scrol in instellingen, naar beneden naar Smart Power.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om tussen Aan en Uit te schakelen.
De acceleratiemodus instellen
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Acceleratie ziet.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om tussen laag, medium en hoog te schakelen.
De voorste en achterste backlapsnelheden instellen
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden naar Front Backlap of Rear Backlap.
  2. Gebruik de rechter en linker navigatieknoppen om de backlapsnelheden te verhogen en te verlagen.
De hydrostatische remweg controleren
Opmerking: Deze machine remt dynamisch en stopt wanneer u het tractiepedaal in de neutraalstand zet.
Opmerking: Voor een soepele vertraging gebruikt u uw voet om het tractiepedaal langzaam terug te brengen naar de neutraalstand. Haal uw voet niet van het pedaal en laat het pedaal niet terugschieten naar de neutraalstand tenzij u van plan bent snel te stoppen.
  1. Breng de machine in ongeveer 3.7 m volledig tot stilstand met de maximale transportsnelheid van 16 km/h.
  2. Markeer het begin en einde van 3,7 m op een vlak, droog wegdek.
  3. Rijd de machine met de maximale transportsnelheid en haal uw voet van het pedaal bij het begin van de 3,7 m.
  4. Controleer of de machine binnen 0,6 m van de eindmarkering (3,7 m) tot stilstand komt.
  5. Neem contact op met uw Toro distributeur als de stopafstand van de machine niet binnen 0,6 m van deze afstand ligt.
Overzicht van snelheden bij achteruitrijden
Transportsnelheid achteruit
  • Als de maximale transportsnelheid die is ingesteld door de supervisor hoger is dan 8,0 km/h, is de maximale snelheid achteruit 8,0 km/h.
  • Als de maximale transportsnelheid die is ingesteld door de supervisor 8,0 km/h of lager is, dan is de maximale snelheid achteruit gelijk aan de transportsnelheid die is ingesteld door de supervisor.
Maaisnelheid achteruit
  • Als de maximale maaisnelheid die is ingesteld door de supervisor hoger is dan 6,4 km/h, is de maximale snelheid achteruit 6,4 km/h.
  • Als de maximale maaisnelheid die is ingesteld door de supervisor 6,4 km/h of lager is, dan is de maximale snelheid achteruit gelijk aan de maaisnelheid die is ingesteld door de supervisor.
Overzicht van de weergeven tractiesnelheden
De machine geeft de geschatte tractiesnelheden weer in kilometer per uur (km/h) of miles per uur (mph).
  • De momentane snelheid wordt weergeven in de linkerbovenhoek van schermen van cruisecontrol en de virtuele pedaalaanslag.
  • De tractiesnelheden worden geschat en zo gekalibreerd dat ze het accuraatst zijn bij 8,0 km/h tijdens het maaien. De weergegeven snelheden zijn accuraat wanneer ze 0,8 km/h boven of onder de weergegeven snelheid liggen tijdens het rijden op een droog, vlak wegdek.
  • Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als de waargenomen snelheden van de machine meer dan 2,4 km/h afwijken van de weergegeven snelheden.
Overzicht van het PowerMatch systeem
Extra vermogen wordt op verzoek geleverd door het 48 VCD accupack en wordt beheerd door het PowerMatch systeem. Dit extra accuvermogen is bedoeld voor korte perioden - niet voor aanhoudende of langdurige perioden met maximaal vermogen. PowerMatch bestaat uit 2 verschillende processen:
Overzicht van de Powershed-modus
Wanneer de behoefte aan vermogen groter is dan de 24,8 pk van de motor, zal de generator de lading naar de accus gradueel afbouwen en het 48 VDC accupack zal de messenkooien gaan aandrijven. Dit is duidelijk voor de bestuurder. De generator geeft zijn vraag naar vermogen aan de motor vrij en het beschikbare motorvermogen kan naar de hydraulische aandrijving gaan.
Opmerking: Toro raadt aan om de Powershed-modus Aan te laten tijdens de meeste gebruiksomstandigheden. Om Powershed uit te schakelen, scrolt u naar beneden naar Powershed in Machine-instellingen en drukt u op de rechter navigatieknop om Powershed uit te schakelen.
Overzicht van de Powerboost-modus
Wanneer de vraag naar tractievermogen blijft toenemen (bv. bij het rijden op steilere hellingen), drijft het 48 VDC-accupack de generator aan als een elektrische motor om de dieselmotor te ondersteunen, en het 48 VDC-accupack drijft ook de messenkooien aan.
Opmerking: Toro raadt aan om de Powerboost-modus Aan te laten tijdens de meeste gebruiksomstandigheden. Om Powerboost uit te schakelen, scrolt u naar beneden naar Powerboost in Machine-instellingen en drukt u op de rechter navigatieknop om Powerboost uit te schakelen.

Tijdens de werking

Overzicht van de gebruikseigenschappen van de machine
  • Wanneer u uw voet van het tractiepedaal haalt, remt de machine dynamisch en komt ze tot stilstand.
  • De pedalen zijn geoptimaliseerd voor een snel en toch stabiel reactievermogen, waardoor u steeds de controle houdt op ruw terrein en tegelijk snel en soepel kan remmen.
  • Wanneer u maait, zal het motortoerental automatisch stijgen naar hoog stationair.
  • De maximale snelheden die bepaald zijn in de instellingen van de met een PIN beveiligde menu's worden ingesteld door de leidinggevende om de maximale tractiesnelheid van de machine te beperken.
  • Het bereik van het tractiepedaal en de tractiesnelheid in cruisecontrol en bij pedaalaanslag zijn allemaal begrensd door de maximale snelheden die zijn ingesteld in het met een pincode beveiligde menu.
Gebruik van de machine
  • Als u een obstakel tegenkomt, moet u de maai-eenheden omhoogbrengen of er omheen maaien.
  • Wanneer u de machine tussen verschillende werkgebieden transporteert, moet u de aftakas uitschakelen en de maai-eenheden helemaal omhoogbrengen. Hiermee schakelt de machine over naar Transportmodus.
  • Rijd altijd langzaam op oneffen terrein.
  • Schakel de machine nooit uit tijdens her berijden van de machine.
Het gebruik van de machine oefenen
Om vertrouwd te raken met de functies van de machine, moet u het gebruik van de machine oefenen.
  1. Breng de maai-eenheden omhoog, zet de parkeerrem vrij, druk het tractiepedaal in om vooruit te rijden in en rij voorzichtig naar een open terrein.
  2. U moet zich oefenen in het rijden met de machine omdat ze een hydrostatische transmissie heeft en haar functies kunnen verschillen van andere gazonmachines.
  3. Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in starten en stoppen van de machine. Om de machine te stoppen, haalt u uw voet van het tractiepedaal en laat u het terugkeren naar de Neutraalstand.
    Opmerking: Als u met de machine een helling afdaalt, kan het nodig zijn om de parkeerremschakelaar in te schakelen of het achteruitpedaal te gebruiken om te stoppen.
  4. Oefen met het ontwijken van obstakels met de maai-eenheden omhoog en omlaag. Wees voorzichtig als u tussen smalle objecten rijdt zodat u de machine of de maai-eenheden niet beschadigt.
Overzicht van het tractiepedaal
Graphic
G439020
Het tractiepedaal regelt de snelheid vooruit en achteruit van de machine en het dynamisch remmen wanneer u het pedaal laat terugkeren naar de neutraalstand.
  • Hoe verder u het tractiepedaal in vooruit of achteruit duwt, hoe sneller de machine beweegt.
  • Om de machine soepel tot stilstand te brengen tijdens het transport of tijdens het maaien, kunt u uw voet gebruiken om het tractiepedaal met de gewenste snelheid te laten terugkeren naar neutraal.
  • Voor maximaal remvermogen haalt u uw voet van het tractiepedaal en laat u het naar neutraal terugkeren. De machine remt dynamisch en komt tot stilstand.
Met dit tractiesysteem kunt u de acceleratie-instellingen aanpassen met het oog op het comfort van de bestuurder en de terreinomstandigheden.
Overzicht van de functie virtuele pedaalaanslag (Virtual Pedal Stopof VPS)
Met de functie virtuele pedaalaanslag (VPS) kunt u tijdelijk een maximale tractiesnelheid instellen die lager is dan de met een wachtwoord beveiligde maximale tractiesnelheid van de supervisor.
Om tijdelijk de maximale snelheid van de machine in te stellen, duwt u het tractiepedaal volledig naar voren. U kunt een afzonderlijke snelheid instellen voor het maaibereik en het transportbereik.
  • Voor toegang tot deze functie drukt u op de navigatieknop omhoog of omlaag op het hoofdscherm.
    Opmerking: De functie keert terug naar de maximale snelheidsinstellingen van de supervisor wanneer de sleutel naar de uit-stand wordt gedraaid.
    Graphic
    G462150s
    1. Geeft de maximale tractiesnelheid aan (pedaalaanslag)
    2. Deze snelheid is vergrendeld via het menu dat beveiligd is met een pincode.
  • Met deze functie kunt u snelheden instellen die voor u comfortabel voelen of deze aanpassen aan het beoogde gebruik van de machine.
  • Telkens wanneer de maximale tractiesnelheid wordt gewijzigd via de maximale snelheidsinstellingen van de supervisor of de virtuele pedaalaanslag, wordt het tractiepedaal automatisch geherprogrammeerd om de volledige pedaalslag te gebruiken tussen neutraal en de nieuwe maximale snelheid. Dit betekent dat de bestuurder een nauwkeurigere controle krijgt over de tractiesnelheid bij lagere instellingen van de maximale snelheid.
Tips voor het gebruiken van de virtuele pedaalaanslag (VPS)
  • Stel de maximale snelheid tijdelijk lager in voor het maaien van de onderhoudswerkgang op de fairway.
  • Stel de maximale snelheid tijdelijk lager in voor betere controle bij het werken in of nabij de werkplaats.
  • Stel de maximale snelheid tijdelijk lager in voor een betere controle bij het laden van de machine op een aanhanger.
Cruisecontrol
Bediening van cruisecontrol
Graphic
G461475
Met de schakelaar van de cruisecontrol vergrendelt u de machine in cruisecontrol zodat de gewenste grondsnelheid behouden wordt. Druk op de achterzijde van de schakelaar om de cruisecontrol uit te schakelen. Met de middelste stand van de schakelaar wordt de cruisecontrol ingeschakeld en met de voorzijde van de schakelaar kan de gewenste rijsnelheid worden ingesteld.
Nadat u de schakelaar van de cruisecontrol hebt ingeschakeld en de snelheid hebt ingesteld, kunt u in het InfoCenter display de snelheid van de cruisecontrol instellen.
Doe het volgende om de cruisecontrol uit te schakelen:
  • In het transportbereik drukt u op het tractiepedaal voor achteruit, haalt u de parkeerrem aan of zet u de schakelaar van de cruisecontrol naar de stand Uit.
  • In het maaibereik drukt u op het tractiepedaal voor achteruit, haalt u de parkeerrem aan, schakelt u de aftakas uit of zet u de schakelaar van de cruisecontrol naar de stand Uit.
    Opmerking: Als de cruisecontrol wordt uitgeschakeld, remt de machine dynamisch en komt tot stilstand. Als u de cruisecontrol wilt uitschakelen maar wilt blijven rijden, drukt u het tractiepedaal in en schakelt dan de cruisecontrol uit voor een soepele overgang van cruisecontrol naar handmatige snelheidsregeling.
De cruisecontrolsnelheid instellen
  1. Schakel de schakelaar van de cruisecontrol in op het bedieningspaneel.
  2. Gebruik het InfoCenter display om de snelheidsinstelling van de cruisecontrol aan te passen.
    Graphic
    G462143s
    1. Geeft de snelheid van de cruisecontrol aan
    2. Geeft de maximale tractiesnelheid aan (pedaalaanslag)
    3. Deze snelheid is vergrendeld via het menu dat beveiligd is met een pincode.
Tips voor het gebruik van de cruisecontrol
  • Stel een cruisesnelheid in voor lange afstanden zonder veel obstakels.
  • Gebruik het InfoCenter display om de snelheid te regelen op ruw terrein.
  • Gebruik de cruisecontrol als volgt voor te keren:
    1. Stel tijdens het maaien een veilige, comfortabele snelheid in voor het keren aan het einde van de maaiwerkgangen.
    2. Trap het tractiepedaal in om de snelheid te verhogen voor het maaien tijdens de maaiwerkgang.
    3. Haal uw voet van het pedaal wanneer u keert voor de volgende maaiwerkgang.
    4. De machine zal vertragen naar de lage cruisecontrolinstelling, waardoor u efficiënt kunt keren met een constante snelheid.
    5. Nadat u gekeerd bent, gebruikt u het tractiepedaal om de machinesnelheid weer te verhogen voor de volgende maaiwerkgang.
Overzicht van de acceleratiemodus
Deze functie bepaalt hoe snel de machine van tractiesnelheid verandert wanneer het tractiepedaal niet in de neutraalstand staat.
Opmerking: Als u uw voet van het tractiepedaal haalt en het laat terugkeren naar de Neutraalstand terwijl de machine rijdt, wordt het remprofiel ingeschakeld. Het remprofiel is altijd hetzelfde en kan niet worden aangepast door de acceleratiemodus.
Ga naar de beveiligde menu's op het InfoCenter display om de acceleratiemodus te wijzigen. De acceleratiemodus heeft de volgende 3 standen:
  • Laag - minst agressieve acceleratie en vertraging
  • Medium (standaard) middelmatig snelle acceleratie en vertraging
  • Hoog - meest agressieve acceleratie en vertraging
Overzicht van de opwarmmodus
Wanneer de machine bij koud weer wordt gestart, beperkt de opwarmmodus het motortoerental tot laag stationair gedurende een korte periode nadat de motor is gestart, om mogelijke schade aan onderdelen door het gebruik van de machine met koude olie te voorkomen.
Een sneeuwvlokpictogram Image op het display geeft aan wanneer de opwarmmodus actief is. Gebruik de machine pas na de opwarmperiode.
Overzicht van Toro Smart Power
Dankzij Smart Power hoeft de bestuurder het toerental niet in de gaten te houden bij zware belasting. Smart Power voorkomt dat de motor te zwaar belast wordt in zware maaiomstandigheden door de machinesnelheid automatisch te regelen en de maaiprestaties te optimaliseren.
Opmerking: De Smart Power functie is standaard ingeschakeld.
Starten van de motor
Belangrijk  
U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor voor de eerste keer start, nadat de motor is afgeslagen omdat de brandstof op was, of als er onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofsysteem zijn uitgevoerd; zie Brandstofsysteem ontluchten.
 
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, gebruik het tractiepedaal niet (zo staat de machine in neutraal), haal de parkeerrem aan en zorg ervoor dat de aftakas niet ingeschakeld is.
  2. Draai de sleutel op Aan/Voorgloeien.
    Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor 6 seconden wordt voorverwarmd.
  3. Wanneer de gloeibougies zijn voorverwarmd, draait u het sleuteltje naar de stand Start.
    Opmerking: Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig.
  4. Laat de motor op een laag stationair toerental lopen totdat deze is opgewarmd.
De motor afzetten
  1. Zet alle bedieningsorganen in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, zet de schakelaar van het motortoerental op laag stationair en laat de motor op een laag stationair toerental lopen.
    Belangrijk  
    Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit nalaat, kunnen de motoronderdelen beschadigd raken.
     
  2. Draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje.
De gazoncompensatieveer afstellen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
Belangrijk  
Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de grond.
 
    Graphic
    G402845
  1. Monteer de borgpen in de achterste opening in de veerstang .
    Opmerking: Bij onderhoud van de maai-eenheid beweegt u de borgpen naar de opening van de veerstang naast de gazoncompensatieveer .
  2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 15,9 cm bedraagt.
    Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 13 mm korter zijn. De machine zal het grondoppervlak iets minder goed volgen.
    Opmerking: De gazoncompensatie-instelling dient opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte of de agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
Tegendruk van de hefarm afstellen
Achterste maai-eenheden
Opgelet
Deze veren staan onder spanning, het verstellen kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
Wees voorzichtig bij het instellen van de veren.
 
Stel de tegendruk op de achterste maai-eenheden in om de machine aan te passen aan de toestand van de grasmaten, en om ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan.
Stel de tegendruk van elke torsieveer in op 1 van de 4 instellingen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op de maai-eenheid met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand. De veren kunnen op de achterkant van de eerste actuator van de veer worden geplaatst om alle tegendruk op te heffen (vierde stand).
Opmerking: Om alle tegendruk weg te halen, plaatst u het lange been van de torsieveer boven de kraagbout.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
  2. Graphic
    G402848
  3. Steek de veer van het tegengewicht met het lange uiteinde in een buis of gelijkaardig voorwerp, en draai de veer rond de kraagbout in de gewenste stand.
  4. Herhaal stap 2 voor de andere veer van het tegengewicht.
De draaistand van de hefarm instellen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
  2. Graphic
    G439043
  3. Zoek de schakelaar van de hefarm onder de hydraulische tank, aan de binnenkant van de hefarm van maai-eenheid 5.
  4. Graphic
    G439054
  5. Draai de contramoer los waarmee de schakelaar van de hefarm bevestigd is aan de schakelaarplaat .
  6. Stel de schakelaar van de hefarm als volgt af:
    • De omkeerhoogte van de hefarm verhogen doet u door de schakelaar naar beneden te zetten.
    • De omkeerhoogte van de hefarm verlagen doet u door de schakelaar naar boven te zetten.
    Belangrijk  
    Behoud een elektrodenafstand van 1,0 tot 2,5 mm tussen de schakelaar en de hefarmtrekker. Het ledlampje op de schakelaar bevestigt de goede werking van de schakelaar.
     
  7. Draai de contramoeren vast met een torsie van 20 +/- 2 Nm.
    Belangrijk  
    Draai de contramoeren niet te vast; anders kunt u de sensor beschadigen.
     
Toerental van de messenkooien instellen
Als de Clip-Control functie Ingeschakeld is en de machine werkt met instellingen die overeenstemmen met een lege cel in de maaitabellen, dan vraagt Clip-Control messenkooitoerental 9.
Als de Clip-Control functie is uitgeschakeld door de supervisor, kan het toerental van de voorste en achterste messenkooi worden aangepast. Deze maaitabellen geven het aanbevolen messenkooitoerental weer. Lege cellen en configuraties die niet in de tabellen worden weergegeven, geven aan dat de combinatie van messenkooigrootte, aantal messen, maaihoogte en tractiesnelheid niet wordt aanbevolen. Maaien met deze instellingen heeft een verminderde maaikwaliteit tot gevolg.
Belangrijk  
Het is belangrijk dat het juiste messenkooitoerental wordt gebruikt voor uw maaitoepassing.
  • Een messenkooitoerental dat te laag is, kan resulteren in een golfpatroon in het gazon, ook bekend als maaisporen of bobbing'. Als u dit vaststelt, probeer dan het messenkooitoerental te verhogen of de maaisnelheid te verlagen.
  • Een messenkooitoerental dat te hoog is, kan resulteren is schade aan het gazon en/of vroegtijdige slijtage van de messenkooien, ondermessen en andere mechanische onderdelen.
 
Doe het volgende om het messenkooitoerental handmatig in te stellen:
  1. Zorg ervoor dat de Clip-Control functie uitgeschakeld is.
  2. In Machine-instellingen kiest u het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte zodat het juiste messenkooitoerental wordt berekend.
  3. Als verdere afstelling nodig is, kunt u in Machine-instellingen naar beneden scrollen tot u Toerental van de voorste messenkooi, Toerental van de achterste messenkooi of beide ziet.
  4. Druk op de rechter navigatieknop om het toerental te veranderen. Als de toerentalinstelling wordt gewijzigd, zal het display het toerental berekend op basis van de instellingen van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte blijven weergeven; u zult echter ook de nieuwe waarde zien.
    Opmerking: U kunt het toerental van de messenkooien verhogen of verlagen om veranderingen in de gazonomstandigheden te compenseren.
Tabel met toerentallen voor messenkooien van 127 mm
Graphic
G439055
Tabel met toerentallen voor messenkooien van 178 mm
Graphic
G439056
Overzicht van de controlelampjes
Graphic
G461477
  1. Controlelampje
  • Knipperend rood - actieve fout
  • Ononderbroken rood - actieve melding
  • Ononderbroken blauw - kalibratie-/dialoogberichten
  • Ononderbroken groen - normale werking
Gras maaien met de machine
  1. Schakel de parkeerrem uit, schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheden omhoog.
  2. Rijd de machine naar het maaigebied.
  3. Parkeer de machine ongeveer 6 meter verwijderd van de fairway, in de richting die u wilt maaien.
  4. Breng de maai-eenheden helemaal omlaag met de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen.
  5. Schakel de aftakas in.
    Opmerking: De maai-eenheden zullen niet starten.
    Opmerking: Het motortoerental stijgt automatisch naar hoog stationair wanneer u de maai-eenheden omlaagbrengt en de aftakasschakelaar activeert.
  6. Druk de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen naar achteren om de maai-eenheden omhoog te brengen naar de keerstand.
    Opmerking: Wanneer u drukt op de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen zonder deze ingedrukt te houden, worden de maai-eenheden omhooggebracht naar de keerstand en wordt de rotatie van de messenkooien gestopt tot de maai-eenheden worden omlaaggebracht.
  7. Gebruik het tractiepedaal en rijd traag naar het maaigebied.
  8. Zodra u de rand van het maaigebied bereikt om te beginnen maaien, brengt u de maai-eenheden omlaag met de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen.
    Opmerking: Oefen om ervoor te zorgen dat de maai-eenheden niet te vroeg omlaag worden gebracht of een onbedoeld gebied maaien.
  9. Voltooi de werkgang.
  10. Wanneer u de tegenoverliggende rand van de fairway nadert (voordat u de rand van het maaigebied bereikt), drukt u de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen naar achteren om de maai-eenheden omhoog te brengen naar de keerstand.
  11. Maak een druppelvormige bocht om de machine snel voor de volgende baan uit te lijnen.
  12. Druk op de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen) om de maai-eenheden automatisch omlaag te brengen van de keerstand en ga verder met maaien.
  13. Nadat u het gewenste gebied hebt gemaaid, volgt u de perimeter van het gebied om de onderhoudswerkgang te voltooien. Dit zal ervoor zorgen dat al het gras langs de rand van de fairway waar de maai-eenheden werden omhoog-en omlaaggebracht gelijkmatig wordt gemaaid.
    Opmerking: Gebruik de virtuele pedaalaanslag (VPS) om tijdelijk een lagere maximale snelheid in te stellen voor een betere controle tijdens het voltooien van de onderhoudswerkgang.
Tips voor bediening en gebruik
Waarschuwingssysteem - overzicht
Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt.
Overzicht van de maaipatronen
Dit is de meest efficiënte methode om golvingen te voorkomen.
Verander het maaipatroon vaak om te vermijden dat het maairesultaat onvolmaaktheden vertoont die te wijten zijn aan herhaald maaien in één richting.
De juiste maaitechnieken
  • Om in een professioneel recht patroon en in banen te kunnen maaien zoals voor sommige werkzaamheden is vereist, moet u een boom of een ander object in de verte uitkiezen en recht daarop af rijden.
  • Houd de messenkooien en ondermessen scherp.
  • Behoud de juiste afstand tussen messenkooi en ondermes. Zorg voor licht contact.
  • Volg de 1/3 regel (maai telkens niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af).
  • Stel het messenkooitoerental en de tractiesnelheid in om de gewenste maailengte te verkrijgen.
  • Wanneer u in natte omstandigheden maait, opent u het achterscherm van de maai-eenheid.
Scalpen, in een cirkel maaien en verticuteren
  • Scalpen/in een cirkel maaien
    • Scalpen en in een cirkel maaien worden beschouwd als moeilijke toepassingen. Gebruik speciale messenkooien voor deze toepassingen.
    • Volg de 1/3 regel (maai telkens niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af).
  • Verticuteren
    • Stel de mesdiepte van de verticuteerder in op 0,3 cm of minder.
    • Zorg ervoor dat de messen van de maai-eenheid scherp zijn, juist zijn afgesteld en dat geen enkel mes verbogen is. Botte en verbogen messen vragen meer vermogen.
    • Meer messen toevoegen om de mestussenruimte te verkleinen, verhoogt het vermogenverbruik.
  • Beste praktijken voor scalpen, in een cirkel maaien en verticuteren
    • Open de schermen van de achterste maai-eenheid.
    • De aanbevolen maximale maaisnelheid is 6 km/u.
    • Stel het messenkooitoerental in op instelling 6.
      Opmerking: Een hogere instelling van het messenkooitoerental resulteert in minder kracht. Bij het scalpen worden betere prestaties en efficiëntie bereikt bij een lagere instelling van het messenkooitoerental.
    • Gebruik de energiezuinige modus niet.
    • Gebruik het InfoCenter display om zowel de temperatuur van de motorkoelvloeistof als die van generator te monitoren.
    • Controleer het achterste radiateurscherm, het luchtfilter en het luchtinlaatscherm van de generator boven de radiateur regelmatig op opgehoopt maaisel.
    • Smart Power beperkt geleidelijk de maximale maaisnelheden naarmate de generator en de messenkooimotoren hun temperatuurlimieten naderen, waardoor de productiviteit wordt geoptimaliseerd door te voorkomen dat de onderdelen oververhit raken.
    • Als de motor, generator of messenkooimotoren oververhit raken, moet u de machine parkeren op een schaduwrijke plek met een goede luchtstroom om de onderdelen te laten afkoelen.
De machine onderhouden na het maaien
Voer na het maaien de volgende stappen uit:
  1. Spoel de machine grondig schoon met een tuinslang zonder spuitmond, zodat de afdichtingen en lagers niet worden beschadigd of verontreinigd raken als gevolg van een te hoge waterdruk.
  2. Zorg ervoor dat de radiateur en de oliekoeler vrij blijven van vuil en maaisel.
  3. Controleer de machine op eventuele lekken in het hydraulische systeem, beschadiging of slijtage van de hydraulische en mechanische onderdelen. Controleer tevens of de messen van de maaidekken scherp genoeg zijn.
De machine transporteren
Schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheden omhoog in deTransportstand. Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moeten de maai-eenheden zijn neergelaten tijdens het afdalen.

Na de werking

Locaties van bevestigingspunten
  • Voorkant van de machine - de opening in het rechthoekige blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen.
    Graphic
    G439095
    1. Voorste bevestigingspunt
  • Achterkant van de machine beide zijden van het achterframe van de machine.
    Graphic
    G439096
    1. Achterste bevestigingspunt
De machine transporteren
  1. Volg de onderstaande tips wanneer u de machine transporteert.
    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
    • Maak de machine stevig vast.
De machine duwen of slepen
In noodgevallen kan u de machine vooruit bewegen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen.
Belangrijk  
U mag de machine niet sneller dan 3 tot 4,8 km per uur duwen of slepen. Als u de machine met hogere snelheid duwt of sleept, kan de transmissie intern beschadigd worden.
De omloopkleppen moeten open zijn en de rem vrijgezet als u de machine duwt of sleept.
 
  1. Ontgrendel de stoelbasis en kantel de stoel open.
  2. Zoek de omloopkleppen onder de stoel en aan de bovenkant van de hydrostaat.
    Graphic
    G439099
  3. Draai de kleppen 3 slagen los om de olie inwendig om te laten leiden.
    Opmerking: Omdat de vloeistof wordt omgeleid, kan de machine worden voortbewogen zonder dat de transmissie wordt beschadigd.
  4. Zoek het verdeelstuk voor de remontgrendeling in de buurt van het rechter voorwiel en achter de hydraulische tank.
  5. Graphic
    G439110
  6. Steek er een buis of een gelijkaardig voorwerp in, houd de zwarte knop op het verdeelstuk ingedrukt en pomp drie keer op het verdeelstuk. Zodra er aanzienlijke weerstand is bij het pompen, wordt de rem losgelaten.
    Belangrijk  
    Pomp niet op het verdeelstuk als het niet gemakkelijk pompt. Er kan schade ontstaan als het verdeelstuk te veel wordt opgepompt.
     
    Opmerking: Zodra de druk in het verdeelstuk is opgebouwd, wordt de rem gedurende 60 minuten vrijgezet. Indien nodig kunt u na 60 minuten de rem opnieuw vrijzetten door op het verdeelstuk te pompen.
  7. Duw of sleep de machine.
  8. Stel de rem in werking door de zwarte knop uit te trekken of de motor te starten.
    Opmerking: De rem wordt automatisch teruggeschakeld wanneer u de motor start.
  9. Sluit de omloopkleppen. Draai de kleppen vast met een torsie van 11 N·m.
    Belangrijk  
    Zorg dat de omloopkleppen gesloten zijn voordat u de machine begint te gebruiken. Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, raakt de transmissie oververhit.
     
 
 
 
Onderhoud
 
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Belangrijk  
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor en de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoud
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Onderdeelnr.
Aantal
Beschrijving
Na het eerste bedrijfsuur
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Na de eerste 8 bedrijfsuren
104-3252145-3494
1
Riem van dynamo
Na de eerste 10 bedrijfsuren
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Na de eerste 50 bedrijfsuren
127-0511
1
Oliefilter
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
Controleer het motortoerental (stationair en vol gas); raadpleeg de Onderhoudshandleiding.
-
-
-
Voor elk gebruik of dagelijks
-
-
-
Controleer de rolbeugelonderdelen op slijtage of beschadigingen.
-
-
-
108-3252145-3810
1
Luchtfilterelement
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Verwijder opgehoopt vuil, zoals maaisel, bladeren en andere vreemde materialen van de machine (vaker in vuile werkomstandigheden). Let vooral op het scherm, de oliekoelers en/of de radiateur.
-
-
-
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Om de 50 bedrijfsuren
108-1190
1
Premium universeel vet (14 oz)
-
-
-
-
-
-
Om de 100 bedrijfsuren
-
-
-
104-3252145-3494
1
Riem van dynamo
Om de 150 bedrijfsuren
127-0511
1
Oliefilter
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
Om de 250 bedrijfsuren
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Om de 400 bedrijfsuren
108-3252145-3810
1
Luchtfilterelement
110-9049
1
Waterfilter van het brandstofsysteem
98-3252145-7612
1
Brandstoffilter
-
-
-
-
-
-
Controleer het motortoerental (stationair en vol gas); raadpleeg de Onderhoudshandleiding.
-
-
-
Om de 800 bedrijfsuren
Laat de brandstoftank leeglopen en reinig deze als het brandstofsysteem vervuild raakt.
-
-
-
-
-
-
Vervang het laadfilter (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof).
75-1310
1
Hydraulisch filter
Ververs de hydraulische vloeistof (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof).
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
Smeer de lagers van de achterwielen (raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
108-1190
1
Premium universeel vet (14 oz)
Stel de motorkleppen af (zie de Onderhoudshandleiding van de motor).
-
-
-
Om de 1.000 bedrijfsuren
Vervang het laadfilter (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt).
75-1310
1
Hydraulisch filter
Om de 2.000 bedrijfsuren
Ververs de hydraulische vloeistof (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt).
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
Voorafgaand aan stalling
Tap de brandstoftank af en reinig deze (als u de machine voor langere tijd stalt).
-
-
-
Om de 2 jaar
Spoel het koelsysteem spoelen en ververs de vloeistof van het koelsysteem (ga naar een erkende (service)dealer of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Vervang de hydraulische slangen (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Vervang de slangen van het koelsysteem (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Controlelijst voor dagelijks onderhoud
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item
Voor week van:
Ma.
Di.
Wo.
Do.
Vr.
Za.
Zo.
Werking van veiligheidssysteem controleren.
Werking van de remmen controleren.
Peil van de motorolie en brandstof controleren.
Peil van de koelvloeistof controleren.
Brandstoffilter/waterafscheider aftappen.
Onderhoudsindicator van het luchtfilter controleren.
Radiateur, oliekoeler en scherm controleren op vuil.
Controleren of motor ongewone geluiden maakt.1
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Peil van het hydraulische systeem controleren.
Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren.
De vloeistof op lekkages controleren.
De bandenspanning controleren.
Werking van instrumenten controleren.
Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.
Maaihoogte-instelling controleren.
Vet in alle smeernippels spuiten.2
Beschadigde lak bijwerken.
  1. De gloeibougie en de spuitstukken van de injector controleren als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt.
  2. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Belangrijk  
Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden
Controle uitgevoerd door:
Item
Datum
Informatie
1
   
2
   
3
   
4
   
5
   

Procedures voorafgaand aan het onderhoud

Vóór onderhoudswerkzaamheden
  1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas uit.
  2. Zet de hoogtebediening van de maaier in de Maaistand.
  3. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de motor afkoelen.
De motorkap openen
    Graphic
    G437864
  1. Maak de 2 motorkapvergrendelingen los en draai de motorkap open.
De motorkap sluiten
    Graphic
    G424260
  1. Draai de motorkap voorzichtig dicht en zet deze vast met de 2 vergrendelingen .
Het scherm openen
    Graphic
    G437850
  1. Verwijder de kogelpen van de schermvergrendeling .
  2. Ontgrendel en open het scherm.
Het scherm sluiten
    Graphic
    G414734
  1. Sluit en vergrendel het scherm.
  2. Breng de kogelpen aan door de schermvergrendeling .
De stoel kantelen
    Graphic
    G443836
  1. Ontgrendel de stoelbasis .
  2. Kantel de stoel en de basis open .
  3. Ondersteun deze met de steunstangen .
De stoel laten zakken
  1. Draai de stoel lichtjes en til de voorste steunstang uit de vergrendeling van de sleuf van de stoelsteun.
  2. Laat de stoel voorzichtig neer tot hij stevig vergrendeld is.
De koelschermen van de generator van elkaar losmaken
    Graphic
    G414736
  1. Verwijder de 4 bouten en 4 borgmoeren waarmee het bovenste en onderste koelscherm van de generator zijn bevestigd.
  2. Maak de schermen van elkaar los en til het bovenste scherm op om bij de smeernippels van de aandrijfas te kunnen komen.
De koelschermen van de generator monteren
    Graphic
    G414737
  1. Breng de groeven in het bovenste en onderste koelscherm van de generator in een lijn met de pakking van de aandrijfasborstel en de flens van de kap van de generator.
  2. Graphic
    G414736
  3. Lijn de openingen in het bovenste en onderste koelscherm van de generator uit met de compressie-begrenzerpennen.
  4. Bevestig de helften van de koelschermen van de generator en de compressie-begrenzerpennen; gebruik hierbij de 4 bouten en 4 borgmoeren .
Locatie opkrikpunten
Opmerking: Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
Gebruik de volgende punten als hefpunten voor de machine:
  • Voor - de krikbeugels van de buis van de vooras.
  • Achter - de buis van de achteras.
Graphic
G437877
  1. Voorzijde van de machine
  2. Krikbeugels (buis van vooras)
  3. Buis van achteras
  4. Achterkant van machine

Smering

Lagers en lagerbussen smeren
De machine heeft smeernippels die u regelmatig moet smeren. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven intervallen.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Maak de koelschermen van de generator los van elkaar.
  3. Smeer alle smeernippels van de machine met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
  4. Monteer de koelschermen van de generator.
Plaats van de smeernippels
Specificatie vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Kruiskoppeling van aandrijfas van pomp (3)
Opmerking: Zorg dat u bij de aandrijfas van de pomp komt; doe dit via de onderzijde van de machine.
Graphic
G452383
Graphic
G452384
Cilinders van hefarm van maaidek (2 elk)
Draaipunten van hefarm (1 elk)
Graphic
G452355
Draagframe en draaipunt van maaidek (2 elk)
Graphic
G452356
Draaias van hefarm (1 elk)
Graphic
G452357
Trekstang van achteras (2)
Graphic
G452368
Draaipunt van asbesturing (1)
Graphic
G452379
Kogelverbindingen van stuurcilinder (2)
Graphic
G452380

Motor onderhouden

Luchtfilter controleren.
    Graphic
    G415048
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Controleer de onderhoudsindicator aan het uiteinde van de luchtfilterbehuizing.
  4. Graphic
    G414762
  5. Als er een rode band in de onderhoudsindicator verschijnt, moet u het luchtfilter vervangen.
  6. Knijp de stofuitlaatklep in.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
De luchtfilteronderhoud-indicator resetten
    Graphic
    G414765
  1. Als er een rode band op de onderhoudsindicator verschijnt, moet u op de resetknop aan het uiteinde van de indicator drukken.
  2. Sluit en vergrendel de motorkap.
Onderhoud van het luchtfilter
  • Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Gebruik geen beschadigd luchtfilter.
  • Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft. Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als u het filter verwijdert.
Belangrijk  
Zorg dat het deksel goed gemonteerd is en aansluit op de luchtfilterbehuizing. Richt de rubberen uitlaatklep naar beneden in een stand tussen ongeveer 5 tot 7 uur, gezien vanaf het uiteinde.
 
Graphic
G448875
Motorolietype
Type olie
Gebruik hoogwaardige motorolie met laag asgehalte die minstens voldoet aan API onderhoudsclassificatie CH-4 of hoger.
Gebruik motorolie met de volgende viscositeit:
  • Geprefereerde olie: SAE 15W-40 [-17°C]
  • Alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen)
Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30.
Carterinhoud
Ongeveer 3,3 liter met het filter
Het motoroliepeil controleren
Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koel is. Als de motor warm is, wacht dan 10 minuten voordat u het oliepeil controleert.
Belangrijk  
Controleer het motoroliepeil dagelijks. Als het peil van de motorolie boven de vol-markering op de peilstok reikt, kan de olie verdund zijn met brandstof.
In dat geval moet de olie vervangen worden.
 
Als het olieniveau op of onder de Bijvul-markering 'Add' op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de Vol-markering 'Full' te brengen. Giet niet te veel olie in de motor.
Belangrijk  
Zorg ervoor dat het motoroliepeil tussen de markeringen voor het minimum- en het maximumpeil op de peilstok staat. De motor kan defect raken als er te veel of te weinig olie in het carter is.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G437900
    Graphic
    G439123
  3. Open de motorkap.
  4. Controleer het motoroliepeil.
  5. Sluit en vergrendel de motorkap.
Motorolie verversen en filter vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G437921
    Graphic
    G437922
  3. Laat de olie uitlekken en vervang het filter.
    Belangrijk  
    Draai het filter niet te vast.
     
  4. Open de motorkap.
  5. Vul het carter met olie.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het brandstofsysteem

Deze Gebruikershandleiding bevat meer informatie over de brandstof en het onderhoud van het brandstofsysteem dan de gebruikershandleiding van de motor die algemene informatie bevat over de brandstof en het brandstofonderhoud.
Zorg ervoor dat u voldoende aandacht besteedt aan het onderhoud van het brandstofsysteem, de brandstofopslag en de brandstofkwaliteit om stilstand en grote reparaties aan de motor te voorkomen.
Het brandstofsysteem heeft zeer kleine toleranties vanwege de emissie- en controlevoorschriften. De kwaliteit en zuiverheid van de dieselbrandstof is veel belangrijker geworden voor de levensduur van moderne hogedruk common rail (HPCR) brandstofinjectiesystemen die voor dieselmotoren worden gebruikt.
Belangrijk  
Water of lucht in het brandstofsysteem zal uw motor beschadigen! Ga er niet van uit dat nieuwe brandstof schoon is. Zorg ervoor dat uw brandstof van een gerenommeerde leverancier komt, sla uw brandstof correct op en gebruik uw brandstofvoorraad binnen 180 dagen.
 
Belangrijk  
Als u de procedures voor het vervangen van het brandstoffilter, het onderhoud van het brandstofsysteem en de opslag van brandstof niet volgt, kan het brandstofsysteem van de motor voortijdig defect raken. Voer al het onderhoud aan het brandstofsysteem uit met de voorgeschreven intervallen of wanneer de brandstof vervuild is of de kwaliteit ervan slecht is.
 
Opslag van brandstof
De juiste opslag van brandstof is essentieel voor uw motor. Het goede onderhoud van de brandstofopslagtanks wordt vaak over het hoofd gezien en leidt tot vervuiling van de brandstof die aan de machine wordt geleverd.
  • Koop alleen de benodigde brandstof die u binnen 180 dagen zult verbruiken. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen. Hierdoor zal de brandstof geen water en andere verontreinigingen bevatten.
  • Als u het water niet uit de opslag- of brandstoftank van de machine verwijdert, kan dat roest of verontreinigingen in de opslagtank en de onderdelen van het brandstofsysteem veroorzaken. Het door schimmel, bacteriën of schimmel ontwikkelde tankslib beperkt de doorstroming en verstopt het filter en de brandstofinjectoren.
  • Inspecteer uw brandstofopslagtank en de brandstoftank van uw machine regelmatig om de kwaliteit van de brandstof in de tank te controleren.
  • Zorg ervoor dat uw brandstof afkomstig is van een gerenommeerde leverancier.
  • Als u water of verontreinigingen in uw opslag- of brandstoftank aantreft, werk dan samen met uw brandstofleverancier om het probleem te verhelpen en voer al het benodigde onderhoud aan het brandstofsysteem uit.
  • Bewaar geen diesel in tanks of jerrycans met verzinkte onderdelen.
Onderhoud van brandstof/waterafscheider
Water verwijderen uit de brandstof/waterafscheider
  1. Verwijder water uit de brandstof/waterafscheider zoals afgebeeld.
    Graphic
    G452998
  2. Voed het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp.
Het filter van de brandstof/waterafscheider vervangen
  1. Vervang het filter zoals getoond.
    Graphic
    G452996
  2. Voed het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp.
Onderhoud van het brandstoffilter
  1. Kantel de stoel open.
  2. Verwijder de bodemplaat door de 4 bouten te verwijderen waarmee de bodemplaat aan de machine is bevestigd.
  3. Reinig de omgeving van de filterslangaansluitingen.
    Opmerking: Gebruik een schone doek om de slangaansluitingen schoon te maken.
  4. Verplaats de klemmen waarmee de slangen zijn bevestigd aan de fittings van het brandstoffilter en verwijder de slangen van de fittings.
  5. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter.
  6. Graphic
    G439246
  7. Plaats een nieuw filter en sluit de slangen aan.
    Opmerking: Zorg ervoor dat het filter is georiënteerd zoals afgebeeld.
  8. Schuif de slangklemmen terug op hun plaats en bevestig de brandstofslangen aan het filter.
  9. Voed het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp.
  10. Start de motor en controleer op lekkage rond de filterslangaansluitingen.
Brandstof aftappen uit de brandstoftank
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G415054
  3. Zet een opvangbak onder het aftapventiel van de brandstoftank .
  4. Open de aftapplug en laat de brandstof uit de tank lopen.
  5. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen.
  6. Sluit de aftapklep.
Brandstofleidingen en -verbindingen controleren
  1. Inspecteer de brandstofleidingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
  2. Vervang versleten of beschadigde klemmen en slangen.
    Opmerking: Laat het brandstofsysteem voorvullen als u brandstofslangen vervangt.
Het brandstofsysteem ontluchten
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.
  3. Open de motorkap.
  4. Graphic
    G439312
  5. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open.
  6. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
    Opmerking: De elektrische brandstofpomp loopt en perst bij de ontluchtschroef lucht naar buiten.
  7. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het contactsleuteltje op Uit.
  8. Sluit en vergrendel de motorkap.
Rooster van brandstofaanzuigbuis reinigen
De brandstofaanzuigbuis verwijderen
De brandstofaanzuigbuis bevindt zich in de brandstoftank en is voorzien van een rooster dat voorkomt dat er vuil in het brandstofsysteem komt. Verwijder de brandstofaanzuigbuis en reinig het rooster als dit nodig is.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G415055
  3. Verwijder de 5 schroeven waarmee de kap van de brandstofsensor is bevestigd aan de brandstoftank, en verwijder de kap.
  4. Graphic
    G415056
  5. Verwijder de connector met 2 contacten van de kabelboom van de brandstofsensor van de connector met 2 pinnen van de machinekabelboom .
  6. Graphic
    G415057
  7. Verplaats de klemmen waarmee de slangen zijn bevestigd aan de fittings van de brandstofsensor naar binnen en verwijder de slangen van de fittings.
  8. Graphic
    G415058
  9. Maak de dop van de brandstofsensor los.
  10. Til de brandstofsensor voorzichtig omhoog, weg van de tank.
    Opmerking: Buig de brandstofaanzuigbuis, de retourbuis of de arm van de vlotter niet.
De brandstofaanzuigbuis reinigen
    Graphic
    G415060
  1. Reinig het scherm aan het uiteinde van de brandstofaanzuigbuis.
  2. Graphic
    G415059
  3. Monteer de brandstofaanzuigbuis en de vlotter voorzichtig in de brandstoftank.
  4. Lijn de fittings voor de aanzuigbuis en retourbuis uit naar binnen.
  5. Draai de dop van de brandstofsensor vast op de brandstoftank.
  6. Graphic
    G415057
  7. Monteer de slang op de fittings van de brandstofsensor en bevestig de slangen met de klemmen aan de fittings.
  8. Graphic
    G415056
  9. Steek de connector van de kabelboom van de brandstofsensor in de connector van de machinekabelboom .
  10. Graphic
    G415055
  11. Monteer de kap van de brandstofsensor aan de brandstoftank met de 5 schroeven .
Brandstofsysteem gebruiksklaar maken
Het brandstofsysteem moet worden voorgevuld na de volgende werkzaamheden:
  • Het brandstoffilter vervangen.
  • De waterafscheider dagelijks legen of na elk gebruik.
  • Als de brandstof helemaal is opgeraakt.
  • Het vervangen van een brandstofslang of het openen van het brandstofsysteem om welke reden dan ook.
Het brandstofsysteem voorinspuiten doet u als volgt:
Belangrijk  
Gebruik de startmotor niet om de motor te laten draaien om het brandstofsysteem voor te vullen.
 
  1. Zorg dat er brandstof in de tank zit.
  2. Voer de volgende stappen uit om het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp voor te vullen om slijtage of beschadiging van de pomp te voorkomen:
    1. Draai het contactsleuteltje 15 tot 20 seconden naar de stand Aan.
    2. Draai het contactsleuteltje 30 tot 40 seconden naar de stand Uit.
      Opmerking: Zo kan de ECU uitgeschakeld worden.
    3. Draai het contactsleuteltje 15 tot 20 seconden naar de stand Aan.
    4. Controleer op lekken rond het filter en de slangen.
    5. Start de motor en controleer of er lekken zijn.

Elektrisch systeem onderhouden

De elektrische kabels controleren
  1. Controleer de elektrische kabels op schade, slijtage, loszittende fittings, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
De accu afkoppelen
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden.
  • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
  • Draag een veiligheidsbril en rubberen handschoenen.
  • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het scherm.
  3. Graphic
    G416225
  4. Verwijder het deksel van de accubak door op de zijkanten van het accudeksel te drukken.
  5. Maak de minkabel van de accu los .
  6. Schuif de isolatorkap van de klem van de pluskabel van de accu en maak de pluskabel van de accu los.
De accu aansluiten
    Graphic
    G416226
  1. Sluit de pluskabel (rood) aan op de positieve (+) accupool.
  2. Sluit de minkabel (zwart) aan op de minpool (-) van de accu.
  3. Breng een dun laagje Grafo 112X-vet, Toro onderdeelnr. 505-47, aan op de accupolen en de klemmen van de accukabel.
  4. Schuif het rubberen kapje over de klem van de pluskabel van de accu.
  5. Monteer het deksel op de accu en steek hierbij de lipjes van het deksel in de sleuven in de accubak.
  6. Sluit en vergrendel het scherm.
De accu opladen
  1. De accu afkoppelen.
  2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen.
  3. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A.
  4. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen.
  5. De accu aansluiten.
Onderhoud van de accu
Opmerking: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het scherm.
  3. Controleer de conditie van de accu.
    Opmerking: Vervang een versleten of beschadigde accu.
  4. Koppel de accukabels af en verwijder de accu uit de machine.
  5. Maak de gehele accubehuizing schoon met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout) en water.
  6. Spoel de accubehuizing met schoon water.
  7. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan.
  8. Sluit en vergrendel het scherm.
Een 12 V zekering van de zekeringhouder vervangen
De zekeringhouder bevindt zich onder de stoel.
    Graphic
    G437962
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en kantel de stoel.
  3. Vervang de doorgebrande zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  4. Klap de stoel terug en vergrendel deze.
Een 48 V zekering van de maai-eenheid vervangen
  1. Ontgrendel en open de motorkap.
  2. Verwijder het deksel van de 48 V zekeringhouder vooraan links van de motor.
    Graphic
    G416230
    1.  Deksel
    2.  Maxi zekering
    3.  48 V zekeringhouder
  3. Zoek de gesprongen zekering in de zekeringhouder.
  4. Graphic
    G416231
  5. Vervang de zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte. Raadpleeg de sticker aan de binnenkant van het deksel van de zekeringhouder voor de stroomsterkte.
  6. Monteer het deksel op de 48 V zekeringhouder.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
De zekering voor het inschakelen van de messenkooien vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Graphic
    G439309
  4. Vooraan rechts van de motor: verwijder de dop van de lijnzekeringhouder met de aanduiding Enable Fuse 10 A 125 V’�? .
  5. Vervang de gesprongen zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  6. Plaats de dop op de lijnzekeringhouder.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
De zekering van de hoofdvoeding vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Graphic
    G439310
  4. Achteraan rechts van de motor: verwijder de dop van de lijnzekeringhouder met de aanduiding Main B+ Power Fuse’�? .
  5. Vervang de gesprongen zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  6. Monteer de dop op de lijnzekeringhouder.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.

Aandrijfsysteem onderhouden

De bandenspanning controleren
Waarschuwing
Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Dit kan leiden tot kantelen, met de dood of ernstig letsel tot gevolg.
Pomp de banden niet te zacht op.
 
Opmerking: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren.
  1. Meet de bandenspanning van elke band. De luchtdruk in de banden moet tussen 0,83 en 1,03 bar zijn.
  2. Indien nodig de banden oppompen of aflaten tot u 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi) meet.
De wielmoeren aandraaien.
  1. Draai de wielmoeren kruislings aan met 94 tot 122 Nm.
    Waarschuwing
    Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot ernstig letsel of de dood.
    Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie zijn aangedraaid.
     
De moeren van de asnaaf vastdraaien
  1. Draai de moeren van de voorasnaaf aan met een torsie van 407 tot 542 N·m.
  2. Als uw machine is uitgerust met CrossTrax® aandrijving op alle wielen, draait u de moeren van de achterasnaaf aan met een torsie van 366 tot 447 N·m.
Uitlijning van de achterwielen controleren
  1. Draai het stuurwiel om de achterwielen recht naar voren te laten wijzen.
  2. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  3. Meet op ashoogte de afstand hart-op-hart van het toespoor aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
    Opmerking: De afstelling van het toespoor van de achterwielen is correct als het verschil tussen de meting van de voorwielen en de meting van de achterwielen 6 mm of minder is.
    Graphic
    G416236
    1. Voorzijde van de tractie-eenheid
    2. 6 mm of minder dan bij de achterkant van de band
    3. Afstand hart-tot-hart
  4. Als het verschil groter is dan 6 mm, moet u het toespoor van de achterwielen afstellen.
Toespoor achterwielen afstellen
    Graphic
    G416237
  1. Draai de contramoeren aan de uiteinden van de trommel van de tractiestang los.
    Opmerking: Het uiteinde van de trekstang met de groef op de buitenkant heeft een linkse draad.
  2. Draai de trekstang. Gebruik hiervoor de inkeping voor de steeksleutel .
  3. Meet op ashoogte de afstand hart-op-hart van het toespoor aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
    Opmerking: De afstelling van het toespoor van de achterwielen is correct als het verschil tussen de meting van de voorwielen en de meting van de achterwielen 6 mm of minder is.
  4. Herhaal indien nodig stap 1 en 2.
  5. Draai de contramoeren vast.

Onderhoud van het koelsysteem

Aanbevolen koelvloeistof
Het koelvloeistofreservoir is in de fabriek gevuld met een 50/50 verhouding van water en ethyleenglycol extended life koelvloeistof.
Belangrijk  
Gebruik uitsluitend in de handel verkrijgbare koelvloeistoffen die voldoen aan de specificaties die worden genoemd in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
Gebruik geen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) in uw machine. Meng geen conventionele koelvloeistof met extended life koelvloeistof.
 
Tabel met type koelvloeistof
Ethyleenglycol vloeistoftype
Type corrosieremmer
Extended life antivries
Organisch-zuurinhibitortechnologie (OAT, Organic-acid technology)
Belangrijk  
Vertrouw niet op de kleur van de koelvloeistof om het verschil te bepalen tussen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) en extended life koelvloeistof.
Fabrikanten van koelvloeistof kunnen extended life koelvloeistof kleuren in een van de volgende kleuren: rood, roze, oranje, geel, blauw, groenblauw, violet en groen. Gebruik koelvloeistof die voldoet aan de specificaties in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
 
Normen voor extended life koelvloeistof
ATSM International
SAE International
D3306 en D4985
J1034, J814 en 1941
Belangrijk  
De koelvloeistofconcentratie dient een mengsel te zijn dat half uit water, half uit koelvloeistof bestaat.
 
  • Bij voorkeur: Wanneer u koelvloeistof van een concentraat mengt, meng het dan met gedestilleerd water.
  • Voorkeursoptie: Indien er geen gedestilleerd water beschikbaar is, moet u een vooraf gemengde koelvloeistof gebruiken in plaats van een concentraat.
  • Minimumvereiste: Indien er geen gedestilleerd water of vooraf gemengde koelvloeistof beschikbaar zijn, moet u geconcentreerde koelvloeistof mengen met schoon, drinkbaar water.
Inhoud van koelsysteem
Ongeveer 6,6 liter
Het koelvloeistofpeil controleren
Opgelet
Als de motor heeft gelopen kan hete koelvloeistof onder druk ontsnappen, wat zou kunnen leiden tot licht of middelmatig letsel.
  • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt.
  • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Graphic
    G439313
  4. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank.
    Opmerking: Het koelvloeistofpeil is correct als het zich tussen de bijvul- en vol-markering op de zijkant van de tank bevindt.
  5. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u bij met de gespecificeerde koelvloeistof tot het peil zich aan de vol-markering bevindt.
    Opmerking: De expansietank voor de koelvloeistof niet te vol vullen.
  6. Plaats de dop van de expansietank terug.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
De slangen van het koelsysteem controleren
  1. Controleer de slangen van het koelsysteem op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het koelsysteem van de motor reinigen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Til de motorkap op.
  3. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt.
  4. Sluit en vergrendel de motorkap.
  5. Graphic
    G416241
  6. Maak de sluitingen van het achterscherm los en draai het achterscherm open.
  7. Reinig het scherm grondig met perslucht.
  8. Graphic
    G416242
  9. Draai de 2 vergrendelingen van de oliekoeler naar binnen en kantel de oliekoeler .
  10. Graphic
    G416243
  11. Reinig beide zijden van de oliekoeler en de radiateur grondig met perslucht.
  12. Breng de oliekoeler omhoog en bevestig hem met de 2 vergrendelingen.
  13. Sluit en vergrendel het scherm.

De riem onderhouden

Riem van dynamo spannen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Graphic
    G416989
  4. Controleer de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo door deze midden tussen de poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken.
    Opmerking: Met een kracht van 10 kg zou de riem 11 mm moeten bewegen.
  5. Als de speling niet correct is, voltooi dan de volgende procedure om de riem te spannen:
    1. Draai de bouten los waarmee de wisselstroomdynamo aan de beugel en de scharnierbout van de wisselstroomdynamo is bevestigd.
    2. Plaats een breekijzer tussen de wisselstroomdynamo en de motor en beweeg de wisselstroomdynamo naar buiten toe.
    3. Wanneer u de juiste riemspanning hebt bereikt , draait u de bouten vast waarmee de wisselstroomdynamo is bevestigd aan de beugel en de scharnierbout van de wisselstroomdynamo.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het hydraulische systeem

Specificaties hydraulische vloeistof
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
Aanbevolen hydraulische vloeistof: Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof; verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
Opmerking: Een machine die de aanbevolen vloeistof om bij te vullen gebruikt moet minder vaak bijgevuld worden en het filter moet minder vaak worden vervangen.
Andere hydraulische vloeistoffen: Als de Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof niet verkrijgbaar is, kunt u een andere conventionele, petroleumgebaseerde hydraulische vloeistof gebruiken die aan de volgende materiaaleigenschappen en de industrienormen voldoet. Gebruik geen synthetische vloeistof. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt
Materiaaleigenschappen:  
  Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40°C 44 tot 48
  Viscositeitsindex ASTM D2270 140 of hoger
  Stolpunt, ASTM D97 -37°C tot -45°C
  Industriespecificaties: Eaton Vickers 694 (I-286-S, M-2950-S/35VQ25 of M-2952-S)
Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof leverbaar voor de hydraulische vloeistof, in flesjes van 20 ml. Een flesje is voldoende voor 15 tot 22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro distributeur, onderdeelnr. 44-2500.
Belangrijk  
Toro Premium synthetische, biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof is de enige biologisch afbreekbare vloeistof die door Toro is goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De olie is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een erkende Toro distributeur.
 
Inhoud hydraulische tank
41,6 liter
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. U controleert de hydraulische olie het beste als de olie koud is. De machine dient in de transportstand te staan.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank.
  3. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek.
  4. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder hem daarna en controleer het vloeistofpeil.
    Opmerking: Het vloeistofpeil moet in het bedrijfsbereik op de peilstok staan.
    Belangrijk  
    Vul de brandstoftank niet te vol.
     
    Graphic
    G417019
    1. Vol-markering (peilstok)
    2. Bijvul-markering (peilstok)
  5. Als het peil te laag is, vult u de nodige hoeveelheid van de aanbevolen vloeistof bij om het peil tot de Vol-markering te brengen.
  6. Breng de peilstok aan op de vulbuis.
Controleren van de hydraulische slangen en leidingen
  1. Controleer de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het laadfilter vervangen
Belangrijk  
Als andere filters worden gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Kantel de stoel.
  3. Graphic
    G439314
  4. Plaats een opvangbak onder het laadfilter aan de linkerkant van de machine.
  5. Verwijder het filter.
  6. Veeg het bevestigingsoppervlak voor het filter van de filterkop schoon.
  7. Breng een dunne laag van de gespecificeerde hydraulische vloeistof aan op de pakking van het nieuwe laadfilter.
  8. Schroef het filter handmatig op de filterkop totdat de pakking contact maakt met het bevestigingsoppervlak. Draai het filter vervolgens handmatig een extra halve slag vast.
  9. Breng de stoel naar beneden en vergrendel hem.
Controleren op lekken
  1. Start de motor en laat deze 2 minuten lopen om lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen.
  2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en controleer op lekkage bij het retourfilter en het laadfilter.
    Opmerking: Herstel alle hydraulische lekkages.
Hydraulische vloeistof verversen
Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw Toro distributeur omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Plaats een grote opvangbak onder het verdeelstuk aan de onderkant van de hydraulische tank.
    Graphic
    G439327
    1. Verdeelstuk
    2. Draai de fitting hier los
    3. 90°-fitting
  3. Koppel de 90°-fitting los van het verdeelstuk en laat de tank leeglopen.
  4. Wanneer de hydraulische vloeistof niet meer uit de tank loopt, sluit u de 90°-fitting terug aan op het verdeelstuk.
  5. Vul de tank met de voorgeschreven hydraulische vloeistof.
    Belangrijk  
    Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
     
  6. Plaats de tankdop terug.
  7. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden.
  8. Controleer of er hydraulische vloeistof lekt.
  9. Controleer het peil.

Onderhoud van de maai-eenheid

Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren
  1. Controleer de afstelling van het contact tussen het ondermes en de messenkooi, ook als deze eerder acceptabel was.
    Opmerking: De messenkooi en het ondermes moeten over de gehele lengte lichtjes contact maken.
De stoptijd van het mes controleren
  1. Schakel de maai-eenheden in en trek aan de hefhendel om de maai-eenheden omhoog te brengen.
  2. Let op de tijd tussen het hefcommando en het moment waarop alle messenkooien zijn gestopt met draaien.
    Opmerking: Als de tijd meer dan 7 seconden bedraagt, moet u contact opnemen met uw erkende servicedealer.
Maai-eenheden wetten
Waarschuwing
Contact met de maai-eenheden of andere bewegende onderdelen kan de dood of ernstig letsel veroorzaken.
  • Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van de maai-eenheden en andere bewegende onderdelen.
  • Probeer de maai-eenheden nooit met uw handen of voeten te draaien terwijl de motor draait.
 
Opmerking: Aanvullende instructies en procedures met betrekking tot wetten kunt u vinden in de basishandleiding voor Toro maaiers met messenkooien (met richtlijnen voor het slijpen), documentnr. 09168SL.
De machine klaarmaken.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Zorg ervoor dat de motor uitgeschakeld is, maar dat het contactsleuteltje op de stand Lopen staat. Ga dan naar het Hoofdmenu van het InfoCenter display.
  3. Scrol in het Hoofdmenu naar beneden naar Onderhoud - Service en druk op de selectieknop.
  4. Scrol in Onderhoud - Service naar beneden naar Front Backlap en Rear Backlap. Druk op de rechter navigatieknop om de gewenste set maai-eenheden van Uit naar Aan te zetten.
  5. Stel het contact tussen de messenkooi en het ondermes af en zorg ervoor dat dit geschikt is voor het wetten bij alle maai-eenheden.
De messenkooien en het ondermes wetten
  1. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen.
    Waarschuwing
    Als het motortoerental wordt gewijzigd tijdens het wetten kunnen de maaidekken vastlopen, dat zou tot de dood of ernstig letsel kunnen leiden.
    • Verander nooit het motortoerental tijdens het wetten.
    • Wet uitsluitend als de motor stationair loopt.
     
  2. Met de hendel voor maaien/transport in de Maaistand schakelt u de aftakas in. Zet de maai-/hefhendel naar voren om te beginnen met wetten.
  3. Breng de wetpasta aan met een borstel met lange steel.
    Gevaar
    Als u in contact komt met bewegende maai-eenheden, leidt dit tot ernstig letsel of de dood.
    Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat u buiten het bereik van de maai-eenheden bent voordat u verdere werkzaamheden uitvoert.
     
    Belangrijk  
    Gebruik nooit een borstel met een korte steel.
     
  4. Als de messenkooien blijven vastzitten of instabiel worden tijdens het wetten, moet u het toerental van de messenkooien verhogen totdat de snelheid stabiliseert. Zet daarna het toerental weer op de gewenste snelheid. Dit kunt u doen door de knoppen op het InfoCenter display te gebruiken.
  5. Als u een aanpassing moet uitvoeren aan de maai-eenheden terwijl u aan het wetten bent, moet u als volgt te werk gaan:
    1. Zet de maai-/hefhendel naar achter en druk op de aftakasschakelaar om de aftakas uit te schakelen.
    2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    3. Stel de maai-eenheden af.
    4. Herhaal stap 1 tot en met 3.
  6. Herhaal stap 3 voor de andere maai-eenheden die u wilt wetten.
Wetten beëindigen
  1. Zet de maai-/hefhendel naar achter en druk op de aftakasschakelaar om de aftakas uit te schakelen.
  2. Schakel de wetfunctie uit met de knoppen op het InfoCenter display.
    Belangrijk  
    Als u de wetfunctie na het wetten niet Uit zet, zullen de maaidekken niet omhoog komen of naar behoren werken.
     
  3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  4. Spoel alle wetpasta van de maai-eenheden.
  5. Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten.
    Opmerking: Door het wetten van de snijrand kunnen bramen of ruwe randen ontstaan. Het beste resultaat verkrijgt u door de snijrand te vijlen loodrecht op het voorvlak van het ondermes. Zo verwijdert u bramen.
  6. Stel indien nodig het contact tussen de messenkooi en het ondermes af.
  7. Zet het toerental van de messenkooien in de gewenste maaistand.

Onderhoud van het chassis

De veiligheidsgordel controleren
  1. Controleer de veiligheidsgordel op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert.
  2. Reinig de veiligheidsgordel indien nodig.

Reinigen

De machine wassen
  1. Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast.
    Belangrijk  
    • Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
    • Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.
    • Reinig de machine niet terwijl de motor loopt. De machine reinigen terwijl de motor loopt kan interne motorschade veroorzaken.
     
 
 
 
Opslag
 

De machine stallen

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Reinig de tractie-eenheid, de maai-eenheden en de motor grondig.
  3. Controleer de bandenspanning.
  4. Controleer of alle bevestigingsmiddelen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
  5. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.
  6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken.
  7. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels:
    1. Haal de accuklemmen los van de accupolen.
    2. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).
    3. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline (petrolatum) op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.
    4. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
  8. Maak de motor als volgt klaar:
    1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug.
    2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter.
    3. Vul de motor met de opgegeven motorolie.
    4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen.
    5. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof.
    7. Zet alle fittings van het brandstofsysteem vast.
    8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt.
    9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape.
    10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.

Opslag van de accu

Als u de machine langer dan 30 dagen stalt, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in de machine opslaat. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1,265-1,299.