Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Dit voertuig is voornamelijk bedoeld om mensen te transporteren op kleine wegen en terrein. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u, uw passagiers of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te verkrijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt op algemene informatie die bijzondere aandacht verdient.
Het veiligheidssymbool (Figuur 2) verschijnt zowel in deze handleiding als op de machine; het wijst op belangrijke boodschappen aangaande de veiligheid die u in acht dient te nemen om ongevallen te voorkomen. Het symbool zal verschijnen met het woord Gevaar, Waarschuwing of Voorzichtig.
Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.
Voorzichtig: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Het netsnoer van dit product bevat lood, een stof waarvan bekend is dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kan veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Dit product kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Onjuiste bediening, onderhoud of slecht onderhoud van de machine kan de machine instabiel maken; andere factoren zijn onder andere terreinomstandigheden, helling, snelheid en slecht beoordelingsvermogen van de bediener.
Lees de Gebruikershandleiding en verzeker dat u deze begrijpt voordat u de machine start. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze het dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet in goede staat zijn.
Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Stop en schakel de machine uit en verwijder het contactsleuteltje voordat u servicewerkzaamheden uitvoert.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. |
Uitsluitend voor model 08926 en 08928:
Uitsluitend voor model 08924 en 08924TC:
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Stuurwiel | 1 |
Schroef | 5 |
Veer | 2 |
Wieldeksel | 1 |
Wielclip | 1 |
Raadpleeg Figuur 3 voor deze procedure.
Plaats het stuurwiel op de stuuras.
Zorg ervoor dat het stuurwiel centraal is (d.w.z. de platte onderkant moet evenwijdig met de grond zijn).
Gebruik de borgmoer om het stuurwiel aan de stuuras te bevestigen.
Draai de borgmoer vast met een torsie van 27 N·m.
Gebruik 2 schroeven en 2 veren om de wielclip te bevestigen aan het wieldeksel.
Gebruik 3 schroeven om het wieldeksel aan het stuurwiel de bevestigen.
Draai de 5 schroeven vast met een torsie van 0,6 N·m.
Laad de machine op; zie Belangrijke informatie over de lader van de lithiumionaccu.
Controleer het peil van de remvloeistof voordat u de machine voor de eerste keer start; zie Remvloeistofpeil controleren.
Controleer het peil van de transaxlevloeistof voordat u de machine voor de eerste keer start; zie Het peil van de transaxlevloeistof controleren.
Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.
Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken (inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken.
Laat het voertuig op volle snelheid rijden en rem dan om de machine snel te laten stoppen zonder de wielen te blokkeren.
Herhaal deze procedure 10 keer en wacht steeds 1 minuut voordat u opnieuw remt om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.
Gebruik het gaspedaal om de rijsnelheid van de machine te veranderen. Als u het gaspedaal intrapt, start u de machine. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van de machine en slaat de machine af.
De snelheid vooruit in de prestatiemodus is 26 km per uur.
De snelheid vooruit in de zuinige modus is 18 km per uur.
Druk op het rempedaal om de machine te stoppen of snelheid te verminderen.
Gebruik van een machine met versleten of onjuist afgestelde remmen kan tot persoonlijk letsel leiden.
Als de vrije slag van het rempedaal tot de vloer van de machine minder dan 25 mm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd.
De richtingschakelaar (Figuur 4) heeft 2 standen: VOORUIT enACHTERUIT.
Note: De machine kan ingeschakeld zijn in om het even welke van deze 2 standen, maar rijdt enkel in de standen VOORUIT en ACHTERUIT.
Druk op de claxonschakelaar (Figuur 4) om te claxonneren.
Gebruik de lichtschakelaar (Figuur 4) om de koplampen aan te zetten. Duw de schakelaar naar boven om de koplampen in te schakelen. Duw de schakelaar naar beneden om de koplampen uit te schakelen.
Het USB-aansluitpunt (Figuur 4) dient om mobiele toestellen van stroom te voorzien.
Important: Wanneer u het USB-aansluitpunt niet gebruikt, breng dan de rubberen plug aan om te voorkomen dat het aansluitpunt beschadigd raakt.
Gebruik de contactschakelaar (Figuur 4) om de machine in en uit te schakelen of om de machine in de TRANSPORTMODUS te zetten.
De contactschakelaar heeft 3 standen: AAN, UIT en TRANSPORT.
Draai het sleuteltje naar rechts, naar de stand AAN, om de machine te gebruiken.
Om de machine uit te schakelen, draait u het sleuteltje linksom naar de stand UIT. Verwijder altijd het sleuteltje als u de machine verlaat.
Om de parkeerrem vrij te zetten, draait u het contactsleuteltje en houdt u dit op zijn plaats gedurende 5 seconden om de TRANSPORTSTAND in te schakelen.
Het display toont informatie zoals de bedrijfsmodus, diverse diagnostieken en andere informatie over de machine (Figuur 5).
Er is een startscherm, een runscherm en een oplaadscherm op het display (Figuur 6, Figuur 7 en Figuur 8).
Figuur 7 toont wat u kunt zien op het display wanneer u de machine gebruikt. Het startscherm wordt gedurende een paar seconden weergegeven nadat u het sleuteltje naar de stand AAN draait, daarna wordt het runscherm weergegeven.
Het ledindicatielampje brandt ononderbroken groen wanneer er geen fouten actief zijn. Als er fouten actief zijn op de machine, knippert de led rood. Als er een melding is, brandt de led ononderbroken rood (en knippert dus niet).
Het runscherm met de richting (Figuur 9) wordt weergegeven wanneer u van richting verandert.
Het runscherm met de huidige snelheid van de machine (Figuur 10) wordt weergegeven wanneer u met de machine rijdt.
Een actieve foutcode (Figuur 11) wordt weergegeven op het display als er een probleem is met de machine.
Wanneer de indicator voor een koude accu (Figuur 12) knippert op het runscherm tijdens het gebruik, veranderen de prestaties van de machine tot de accutemperatuur boven 0°C is.
De indicator voor een koude accu verschijnt ook op het oplaadscherm (Figuur 13) wanneer de accu’s te koud zijn om te worden opgeladen.
Richting – stand VOORUIT | |
Transport – NEUTRAALSTAND | |
Richting – stand ACHTERUIT | |
Parkeerrem is ingeschakeld. | |
Urenteller | |
Accuspanning | |
Laadniveau van accu | |
Accu wordt momenteel opgeladen |
|
Melding lage accuspanning |
|
Zuinige modus is ingeschakeld. | |
Actieve fout | |
Indicator voor hete accu - de accutemperatuur is hoger dan 67°C | |
Indicator voor koude accu - de accutemperatuur is lager dan 0°C | |
De accu's zijn te koud om te worden opgeladen. |
De schakelaar van de snelheidsbegrenzer bevindt zich onder de stoel (Figuur 14)en heeft 2 standen: PERFORMANCE (prestatiemodus) en ECONOMY (zuinige modus). Draai het sleuteltje naar rechts in de ZUINIGE MODUS om de rijsnelheid van de machine te beperken tot 18 km/h. Draai het sleuteltje naar links in de PRESTATIEMODUS om de rijsnelheid van de machine opnieuw in te stellen op 26 km/h.
De handgrepen voor de passagiers bevinden zich aan de buitenkant van elke stoel en aan de achterkant van de machine (Figuur 15).
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Basisgewicht | Model voor 4 passagiers: 403 kg, inclusief de set met kap |
Model voor 6 passagiers: 422 kg | |
Model voor 8 passagiers: 487 kg | |
Nominale inhoud (op vlak terrein) | Model voor 4 passagiers: totaalgewicht 458 kg, inclusief bestuurder (90,7 kg) en 91 kg voor elke passagier, de lading, accessoires en werktuigen |
Model voor 6 passagiers: totaalgewicht 689 kg, inclusief bestuurder (90,7 kg) en 91 kg voor elke passagier, de lading, accessoires en werktuigen | |
Model voor 8 passagiers: totaalgewicht 873 kg, inclusief bestuurder (90,7 kg) en 91 kg voor elke passagier, de lading, accessoires en werktuigen | |
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig – op vlak terrein | 861 kg |
1111 kg | |
1360 kg | |
Totale breedte | 112 cm |
Totale lengte | Model voor 4 passagiers: 277 cm |
Model voor 6 passagiers: 357 cm | |
Model voor 8 passagiers: 437 cm | |
Totale hoogte | Bovenkant van stuurwiel: 121 cm |
Bovenkant van kap: 188 cm | |
Afstand tot de grond | 21,6 cm aan de voorzijde, zonder bestuurder |
15,7 cm aan de achterzijde, zonder bestuurder | |
Wielbasis | Model voor 4 passagiers: 166 cm |
Model voor 6 passagiers: 246 cm | |
Model voor 8 passagiers: 326 cm | |
Wielloopvlak (middellijn tot middellijn) | Voor: 90 cm |
Achter: 90 cm |
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro-distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de acculader nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici. Bestuurders van de machine moeten een trainingsprogramma voor de bestuurder volgen, ongeacht of ze al ervaring hebben met het besturen van voertuigen.
Het trainingsprogramma voor de bestuurder moet de Gebruikershandleiding omvatten en de nadruk leggen op de veiligheid van de bestuurder, passagiers en omstanders; algemene veiligheidsrichtlijnen; een overzicht van de uitrusting, bedieningsorganen en functies en hoe ze werken als ze goed of slecht worden gebruikt; de omstandigheden van het oppervlak, hellingen en andere omstandigheden die de werking van de machine kunnen beïnvloeden; en de evaluatie van de vaardigheden van de bestuurder.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zet de machine af, wacht tot de parkeerrem in werking is gesteld, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.
Zorg dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Repareer of vervang veiligheidsvoorzieningen en vervang onleesbare of ontbrekende stickers. Gebruik de machine uitsluitend als deze aanwezig zijn en naar behoren werken.
Controleer de machine regelmatig om te garanderen dat het veiligheidssysteem (indien aanwezig) goed werkt.
Beoordeel het gebied waar u de machine gaat gebruiken en identificeer zones waar u de machine niet mag gebruiken en of er gevaren zijn die u moet vermijden. Train bestuurders om te voldoen aan bijkomende veiligheidspraktijken.
Wees voorzichtig als u de machine gebruikt op een plek waar voetgangers, fietsers, of motorvoertuigen zijn. Als u de machine gebruikt wanneer er andere voertuigen of voetgangers in de buurt zijn, kunt u spiegels, barrières, verlichting of andere maatregelen in deze gebieden gebruiken.
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de omgeving en de werkomstandigheden te onderzoeken om te bepalen of de machine verlichting nodig heeft, en zo ja; om de machine uit te rusten met de juiste verlichting.
De eigenaar is verantwoordelijk om te bepalen of de werkomstandigheden vereisen dat de machine bijkomende geluidsproducerende en/of visuele voorzieningen nodig heeft en voor het leveren en onderhouden van dergelijke voorzieningen volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
Controleer aan het begin van elke shift waarbij de machine wordt gebruikt de staat van de machine. Controleer de banden, waarschuwingsapparaten, lichten, accu, snelheids- en richtingsregelaars, remmen, veiligheidssystemen en het stuurmechanisme. Als de machine moet worden gerepareerd of op een of andere manier onveilig is, meld dit dan onmiddellijk aan de eigenaar en gebruik de machine pas als deze in veilige staat is.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Aanbevolen bandenspanning voor- en achteraan: 138 tot 165 kPa (20 tot 24 psi)
Important: De maximale bandenspanning op de wang van de band niet overschrijden.
Note: De vereiste bandenspanning is afhankelijk van het gewicht dat u van plan bent te transporteren.
Controleer de bandenspanning.
Gebruik een lagere bandenspanning voor lichtere ladingen, voor minder bodemcompactie, voor een soepeler rijgedrag en voor minder bandensporen op de grond.
Gebruik een hogere bandenspanning om zwaardere ladingen met hogere snelheid te transporteren.
Indien nodig dient u de luchtdruk in de banden aan te passen door lucht in de banden te pompen of deze af te laten.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 100 bedrijfsuren |
|
Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht om ervoor te zorgen dat deze goede prestaties levert en een lange levensduur heeft.
Zorg ervoor dat de remmen gepolijst zijn; raadpleeg het gedeelte over polijsten in Configuratie.
Controleer de remvloeistof; zie Remvloeistofpeil controleren.
Zie het hoofdstuk voor bijzondere controles op rustige momenten.
Controleer de stand van de voor- en achterwielophanging en stel deze af indien nodig; zie De uitlijning van de wielen afstellen.
Voor optimale prestaties en levensduur van de accu laadt u de accu's op tot 100% wanneer u uw machine ontvangt.
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
Meld alle ongevallen met de machine aan de eigenaar.
Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden.
Passagiers mogen alleen op de daarvoor bedoelde stoelen zitten. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. Vervoer geen passagiers in de laadbak.
De bestuurder dient stevige schoenen met antislipzool te dragen.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.
U en uw passagiers moeten blijven zitten wanneer de machine rijdt. Houd uw handen aan het stuurwiel; uw passagiers moeten de daartoe voorziene handgrepen gebruiken.
U mag het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine niet overschrijden.
Wees extra voorzichtig bij het remmen, door een bocht gaan of gebruiken van de machine als er een zware last in de laadbak zit.
Te grote ladingen transporteren in de laadbak vermindert de stabiliteit van de machine. Overschrijd de draagcapaciteit van de laadbak niet.
Bedien de machine uitsluitend wanneer de zichtbaarheid goed is. Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of losse of verborgen objecten. Verminder uw snelheid als u moet rijden op een ruwe of oneffen ondergrond en vlak langs wegranden, kuilen en andere abrupte veranderingen in het terrein die ervoor zouden kunnen zorgen dat de machine omkantelt. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Identificeer scherpe bochten, dode hoeken, naderingen van bruggen en andere potentieel gevaarlijke gebieden en breng een waarschuwing aan voor de bestuurder over de aard van het gevaar/de gevaren en de juiste voorzorgsmaatregelen die hij/zij moet nemen om het gevaar/de gevaren te vermijden.
Rij de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand afbrokkelt.
Blijf uit de buurt van mogelijke gevaren, zoals randen van oprijplaten en platforms.
Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten, loopbruggen, enz.
Kijk achterom voordat u de machine achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, tekens 'langzaam rijdend voertuig', etc.
De stoptijd van de machine op een nat oppervlak kan langer zijn dan op een droog oppervlak. Om natte remmen uit te drogen, moet u langzaam rijden op een vlak oppervlak, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal.
Wees uiterst voorzichtig en vertraag wanneer u met de machine op een natte, beijzelde of losse ondergrond rijdt, omdat dit kan leiden tot verminderde tractie, stuurbaarheid, stabiliteit en remkracht. Repareer indien mogelijk gebieden met losse ondergrond of sluit het gebied af en breng een waarschuwing aan om te voorkomen dat anderen de machine op deze gebieden gebruiken.
Als de machine snel rijdt en abrupt stopt, kunnen de achterwielen worden geblokkeerd, waardoor de machine moeilijk bestuurbaar wordt.
U mag een machine met draaiende motor niet onbeheerd achterlaten. De machine wordt als onbeheerd beschouwd als u 7,6 m of meer van de machine verwijderd bent en deze in het zicht blijft, of wanneer u de machine verlaat en ze niet in het zicht is. Wanneer u de machine verlaat en binnen 7,6 m van de machine bent en ze nog in zicht is, zorg er dan voor dat de parkeerrem in werking is gesteld om te voorkomen dat de machine beweegt.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is.
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Als de machine abnormaal trilt moet u onmiddellijk stoppen, de motor uitschakelen, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en het voertuig op beschadigingen controleren. Repareer alle schade aan de machine alvorens door te gaan met het werk.
Parkeer de machine niet of laat ze niet onbeheerd achter op plaatsen waar ze brandgangen, toegang tot trappen of brandblusapparatuur blokkeert.
Gebruik de machine alleen wanneer u op de bestuurdersstoel zit. U en uw passagiers moeten blijven zitten wanneer de machine in beweging is.
Sta niet toe dat passagiers u fysiek of verbaal afleiden terwijl u met de machine rijdt.
Start, stop, draai of verander soepel van richting zodat u de passagiers niet in gevaar brengt of de controle over de machine verliest.
Let altijd op voetgangers. Rijd niet met de machine op een manier die anderen in gevaar brengt.
Gebruik de machine onder alle rijomstandigheden met een snelheid waarbij u de machine veilig tot stilstand kunt brengen.
Geef in noodsituaties voorrang aan voetgangers, ambulances, brandweerwagens, voertuigen of andere machines.
Passeer een machine die in dezelfde richting rijdt nooit op een kruising, een onoverzichtelijk punt of andere gevaarlijke plaatsen.
Houd goed zicht op de rijrichting, let op ander verkeer en personeel en zorg voor een veilige afstand.
Rem af of stop, afhankelijk van de omstandigheden, en activeer het geluidsproducerend waarschuwingsapparaat bij zijgangen en wanneer het zicht op andere plaatsen wordt belemmerd.
Rijd niet met de machine op een lift, tenzij u specifiek bevoegd bent om dit te doen. Benader liften langzaam en ga er recht in nadat de liftkooi goed waterpas staat. Zodra u in de lift bent, moet u ervoor zorgen dat dat de parkeerrem ingeschakeld is en de machine uitschakelen. Laat alle anderen de lift verlaten voordat u in of uit de machine stapt.
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
Voeg niets toe aan de machine en breng er geen wijzigingen in aan.
Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.
Inspecteer het terrein en ga na op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken; stel een procedure en regels op voor het werken op deze hellingen. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.
Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk uit. Verander niet plots de snelheid of rijrichting van de machine.
Gebruik de machine niet op een nat terrein. Wielen kunnen grip verliezen. De machine kan omrollen voordat de wielen grip verliezen.
Vermijd indien mogelijk de machine te draaien en wees uiterst voorzichtig op hellingen en oprijplaten. Rij hellingen in een rechte lijn op en af.
Als u vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.
Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u absoluut moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Vermijd rijden/draaien in bochten die slechte ophogingen hebben.
Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig op een helling. Verklein de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Maak de lading vast aan de laadbak van de machine om te voorkomen dat de lading gaat schuiven. Wees extra voorzichtig als u ladingen transporteert die gemakkelijk schuiven (vloeistoffen, stenen, zand, enz.).
Zorg dat u de machine niet moet starten en stoppen op een helling. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de machine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen; anders kan de machine omslaan of gaan rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.
Wanneer u de machine gebruikt op steile hellingen, moet u de op de aangewezen rijpaden blijven, die gemarkeerd moeten zijn met een waarschuwing voor een steile helling.
Als u de machine gebruikt met een te hoge snelheid van een helling af, heeft dit een negatieve invloed op de stabiliteit van de machine. Identificeer gevaarlijke hellingen met een waarschuwing op plaatsen die voorafgaan aan het begin van de helling. Wees voorzichtig wanneer u een helling nadert, vooral wanneer u de machine heuvelafwaarts draait of de helling meer dan 10% (6 graden) bedraagt op een onverhard oppervlak of 20% (11 graden) op een verhard oppervlak. Vermijd parkeren op steile hellingen.
Overschrijd het maximale toelaatbare gewicht van de machine niet als u een lading transporteert in de laadbak; zie Specificaties.
Verdeel de lading gelijkmatig in de laadbak om de stabiliteit en uw controle over de machine te verbeteren.
Zorg ervoor dat de contactschakelaar op UIT staat.
Schakel de volgende 12 V elektrische toestellen uit:
Koplampen
Richtingaanwijzers
Gevarenknipperlichten
Optioneel zwaailicht
Schakel alle toestellen uit of trek de stekker uit van alle toestellen die zijn aangesloten op de USB-poort.
Ga zitten op de bestuurdersstoel en laat alle passagiers op de daarvoor bestemde plaatsen zitten.
Draai het sleuteltje naar de stand AAN.
Druk de richtingschakelaar naar de gewenste rijrichting.
Trap het gaspedaal in.
Raadpleeg het display om het laadniveau van het accusysteem na te kijken; zie Display.
Als de accuspanning te laag wordt (d.w.z. onder 10%), wordt een pictogram voor lage accuspanning weergegeven op het display. Bent u aan het werk wanneer de accu dit percentage bereikt, rij de machine dan naar een daartoe voorzien oplaadpunt en laad de accu's op; zie Belangrijke informatie over de lader van de lithiumionaccu.
Als u de machine bedient terwijl het laadniveau van de accu leeg is, werkt de machine op een lagere snelheid (d.w.z. 5 km/h).
Important: Als u de machine op een helling stopt, moet u de bedrijfsremmen intrappen om te voorkomen dat de machine van haar plaats rolt. Als u het gaspedaal gebruikt om de machine op de helling tot stilstand te brengen, kan de motor oververhit raken of kunnen de accu's ontladen worden.
Haal uw voet van het gaspedaal.
Druk het rempedaal langzaam in om met de bedrijfsremmen de machine volledig tot stilstand te brengen. De parkeerrem wordt in werking gesteld wanneer de machine tot volledige stilstand komt.
Note: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van de machine.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is.
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Als u tijdens het gebruik merkt dat de machine op een of andere manier onveilig is, meld dit dan onmiddellijk aan de eigenaar en gebruik de machine pas als deze in veilige staat is.
Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.
WAARSCHUWING: Risico op brand en elektrische schokken - De accu’s bevatten geen onderdelen waaraan de gebruiker onderhoudswerkzaamheden moet verrichten.
Controleer het voltage dat in uw land beschikbaar is voordat u de lader gebruikt.
Laat de lader niet nat worden; bescherm hem tegen regen en sneeuw.
Het gebruik van een accessoire dat niet aanbevolen of verkocht wordt door Toro kan leiden tot brandgevaar, elektrische schok of letsel.
Om het risico op een ontploffing van de accu te verminderen, moet u deze instructies en de instructies van elke apparatuur die u in de buurt van de lader wilt gebruiken opvolgen.
Accu's kunnen explosieve gassen uitstoten als ze danig overladen worden.
Neem contact op met een erkende Toro-distributeur wanneer een accu onderhoud behoeft of aan vervanging toe is.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de acculader nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
U moet alle instructies op de lader en in de handleiding lezen en begrijpen vóór u de lader in gebruik neemt, en deze instructies uitvoeren. Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met het juiste gebruik van de lader.
Houd omstanders en kinderen uit de buurt terwijl de accu wordt opgeladen.
Draag geschikte kleding terwijl de accu wordt opgeladen, waaronder oogbescherming, een lange broek en stevige schoenen met een gripvaste zool.
Schakel de machine uit en wacht tot de machine volledig zonder stroom is gevallen alvorens te laden. Als u dit niet doet, kan een vlamboog ontstaan.
Zorg voor een goede ventilatie tijdens het opladen.
De lader is alleen geschikt voor nominale wisselstroom van 120 tot 240. Als u de lader wilt gebruiken met 240 V-circuits dient u uw erkende Toro-distributeur te vragen om het juiste stroomsnoer.
Gebruik alleen een door Toro goedgekeurd stroomsnoer.
Geen bevroren accu opladen.
Wees voorzichtig met het snoer. Draag de lader niet bij het snoer en ruk nooit aan het stroomsnoer om de lader uit het stopcontact te trekken. Houd het snoer uit de buurt van hitte, olie en scherpe randen.
Koppel de lader rechtstreeks aan op een geaard stopcontact. Gebruik de lader niet met een ongeaard stopcontact, zelfs niet als u een aardingsadapter gebruikt.
Maak geen aanpassingen aan het meegeleverde stroomsnoer of de stekker.
Neem metalen voorwerpen zoals ringen, armbanden, kettingen en horloges af voordat u met een lithiumionaccu gaat werken. Een lithiumionaccu kan voldoende stroom produceren om ernstige brandwonden te veroorzaken.
Gebruik de lader nooit in een slecht verlichte omgeving of als u de hem door een andere omstandigheid niet goed kunt zien.
Gebruik een verlengsnoer dat 15 A of meer aankan. Als u buiten oplaadt, gebruik dan een verlengsnoer dat geschikt is voor gebruik buitenshuis.
Als het stroomsnoer beschadigd raakt bij het aansluiten, haal het snoer dan uit het stopcontact en neem contact op met een erkende Toro distributeur voor een vervangsnoer.
Haal de lader uit het stopcontact als u hem niet gebruikt, voordat u hem verplaatst, of voordat u onderhoud uitvoert.
Demonteer de lader niet. Laat een erkende Toro-distributeur de lader nakijken als onderhoud of herstelling vereist is.
Trek de stekker uit het stopcontact voordat u onderhoud uitvoert of de lader schoonmaakt om het gevaar op elektrische schokken te verkleinen.
Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
Gebruik de lader niet als het snoer of de stekker beschadigd is. Voor een vervangsnoer neemt u contact op met een erkende Toro-distributeur.
Als de lader een stevige klap gekregen heeft, gevallen is of op een andere manier beschadigd, gebruik hem dan niet; breng hem naar een erkende Toro-distributeur.
Als u de machine bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de controle over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken.
Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur.
In noodgevallen kunt u de machine over een korte afstand slepen; maak hier evenwel geen gewoonte van.
De machine moet worden gesleept door 2 personen. Als u de machine over een grote afstand moet verplaatsen, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger.
Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het machineframe.
Om de parkeerrem vrij te zetten, draait u het contactsleuteltje en houdt u dit op zijn plaats gedurende 5 seconden om de TRANSPORTSTAND in te schakelen.
Note: Het ‘N’-symbool (d.w.z. de NEUTRAALSTAND) zou op het display moeten verschijnen.
Als de rem uitgeschakeld is, kan de machine onbedoeld in beweging komen en u of omstanders verwonden.
Wanneer u de machine niet sleept of duwt, moet u ervoor zorgen dat de parkeerrem werkt en ingeschakeld is.
Als de accu helemaal leeg is, of als een ander probleem ervoor zorgt dat de remmen geen stroom krijgen, kan de rem worden uitgeschakeld met schroeven.
Blokkeer de wielen en zorg ervoor dat het voertuig niet kan rollen zodra de rem uitgeschakeld is.
Verwijder het inspectieluik van de achterkant van de machine (Figuur 17).
Koppel de remconnector los van de hoofdkabelboom (Figuur 18).
Om de parkeerrem vrij te zetten, plaatst u 2 schroeven (M5-0,8 x 45 mm) in de gaten die worden getoond in Figuur 19 en draait u deze langzaam vast.
Verplaats de machine indien nodig naar een onderhoudslocatie en blokkeer de wielen.
Om de parkeerrem in werking te stellen, sluit u de remkabelboom aan op de hoofdkabelboom en verwijdert u langzaam de schroeven.
Monteer het inspectieluik aan de achterzijde van de machine.
Volgens het Amerikaanse Department of Transportation en internationale transportorganisaties moeten lithiumionaccu's worden getransporteerd in een speciale verpakking en alleen door transporteurs die daarvoor een certificaat hebben. In de VS is het u toegestaan om een accu te transporteren die gemonteerd is op een met een accu aangedreven machine, en dat onder bepaalde wettelijke vereisten. Neem contact op met het Department of Transportation in de VS of de bevoegde overheidsinstelling in uw land voor gedetailleerde voorschriften in verband met het transport van uw accu's of de machine met uitgeruste accu's.
Neem voor gedetailleerde informatie over het verzenden van een accu contact op met uw erkende Toro distributeur.
Contact met water terwijl de machine opgeladen wordt, kan elektrische schokken veroorzaken en letsel of de dood tot gevolg hebben.
Raak de stekker of de acculader niet aan als u natte handen hebt of in water staat.
Laad de accu's niet op in regen of in natte omgevingen.
Om het gevaar op een elektrische schok te verkleinen, is deze lader uitgerust met een geaarde stekker met 3 contacten (type B). Als de stekker niet past in het stopcontact, zijn er andere geaarde stekkers beschikbaar; neem contact op met een erkende Toro distributeur.
Pas de lader of het stroomsnoer op geen enkele manier aan.
Important: Controleer het stroomsnoer regelmatig op gaten of scheuren in de isolatie. Een beschadigd snoer mag niet worden gebruikt. Laat het snoer niet door staand water of vochtig gras lopen.
Zie Figuur 20 voor de vereisten van de stroombron.
Sluit het stroomsnoer aan op het stopcontact van de lader van de machine (Figuur 21).
Als het snoer van de lader beschadigd is, kan dat elektrische schokken of vuur veroorzaken.
Controleer het stroomsnoer grondig voordat u de lader gaat gebruiken. Als het snoer beschadigd is, mag u de lader niet gebruiken tot het snoer vervangen is.
Sluit het uiteinde van het stroomsnoer met de muurstekker aan op een geaard stopcontact.
De accu's herladen met een lader van die niet door Toro werd geleverd, kan leiden tot oververhitting of soortgelijke storingen, en uiteindelijk tot materiële schade en/of persoonlijk letsel.
Gebruik de door Toro geleverde laders om de accu's op te laden.
Aanbevolen temperatuur voor opladen: 0° tot 45°C
Important: Laad de accu’s alleen op bij temperaturen die binnen het aanbevolen temperatuurbereik liggen.
Note: De lader werkt niet bij temperaturen die buiten het aanbevolen temperatuurbereik liggen. De indicator voor een hete accu of de indicator voor een koude accu zullen verschijnen op het display.
De laadstatus wordt getoond op het display.
Als er een fout is opgetreden, zal er een foutboodschap verschijnen op het display. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding om een fout te corrigeren.
Verwijder het stroomsnoer uit het stopcontact van de lader van de machine.
Bewaar het snoer zodanig dat het niet beschadigd kan worden.
Schakel de machine in.
Controleer het laadniveau; zie Display.
Als u geen regelmatig gepland onderhoud uitvoert aan de machine, kan het gevaarlijk worden om ermee te rijden. De machine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld en geïnspecteerd door getrainde en erkende technici.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is.
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.
Indien mogelijk moet u geen onderhoud uitvoeren bij ingeschakelde machine. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. Als de machine ingeschakeld moet zijn om een instelling te maken moet u uw handen en voeten, kleding en alle lichaamsdelen uit de buurt van bewegende delen houden. Hou omstanders uit de buurt van de machine.
Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
Voer geen handelingen uit die van invloed zijn op de bedoelde werking van een veiligheidsvoorziening of die de bescherming waarin de veiligheidsvoorziening voorziet verminderen.
Controleer de machine regelmatig om ervoor te zorgen dat de geluidsproducerende en/of visuele apparaten (indien aanwezig) in goede staat verkeren.
Zorg dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingsmiddelen goed zijn aangetrokken. Vervang versleten of beschadigde stickers.
Gebruik alleen goed geïsoleerd gereedschap wanneer u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Controleer regelmatig de remmen, stuurmechanismen, snelheids- en richtingregelaars, waarschuwingsapparaten, lichten, schermen en veiligheidsapparatuur volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
Controleer en onderhoud de accu, motoren, snelheids- en richtingsregelaars, begrenzingsschakelaars, beveiligingsmiddelen, elektrische geleiders/isolatoren en aansluitingen volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
Om veilige en optimale prestaties te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro-onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.
Het wijzigen van en/of toevoegen aan de machine zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Toro kan de veilige werking en de prestaties van de machine nadelig beïnvloeden. Als u wijzigingen hebt aangebracht aan de machine, wordt u de oorspronkelijke fabrikant van het gewijzigde voertuig, en hebt u nu de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de platen, labels en/of stickers met de capaciteit, de bediening, de waarschuwingen en de onderhoudsinstructies overeenkomstig worden bijgewerkt.
Houd alle veiligheidslabels in leesbare staat, evenals de stickers, naamplaatjes, serienummers en de Gebruikershandleiding. Verkrijg deze items bij de fabrikant en breng ze aan op de juiste plaats op de machine.
Laat na onderhoud of reparatie van de machine een gekwalificeerde en getrainde monteur ermee rijden in een geautoriseerd gebied uit de buurt van andere voertuigen en voetgangers om te controleren of de machine goed is afgesteld en goed werkt.
Houd de machine schoon om risico’s te beperken en het opsporen van onderdelen die moeten worden gerepareerd te vergemakkelijken.
Noteer alle uitgevoerde werkzaamheden in een onderhoudslogboek met vermelding van de datum, naam van de persoon die het onderhoud uitvoert en het soort onderhoud. De eigenaar moet het logboek regelmatig controleren om er zeker van te zijn dat de gegevens accuraat en volledig zijn.
Indien grote reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro-distributeur.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 100 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Om de 500 bedrijfsuren |
|
Om de 1000 bedrijfsuren |
|
Note: Download het elektrische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de startpagina.
Als u de machine niet goed onderhoudt, kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.
U moet de machine goed onderhouden en in goede staat houden volgens deze instructies.
De machine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.
Voorkom brandgevaar en zorg ervoor dat er brandbestrijdingsapparatuur in het werkgebied aanwezig is. Gebruik geen open vlam om het vloeistofpeil te controleren.
Gebruik geen open bakken of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de machine per ongeluk start, waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Zet de machine uit en haal het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoud uitvoert.
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerde item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
maandag | dinsdag | woensdag | donderdag | vrijdag | zaterdag | zondag | |
Werking van rem en parkeerrem controleren. | |||||||
Werking van richtingschakelaar controleren. | |||||||
Remvloeistofpeil controleren. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
De bandenspanning controleren. | |||||||
Controleren op lekkages. | |||||||
Werking van instrumenten controleren. | |||||||
Werking van het gaspedaal controleren. | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. | |||||||
Was de machine. | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. |
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is.
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje.
Til de zitbank omhoog zodat de lipjes uit de framebeugels kunnen schuiven (Figuur 22).
Schuif de lipjes van de zitbank in de framebeugels en laat de zitbank zakken (Figuur 23).
Til de motorkap omhoog van de machine zoals getoond in Figuur 24.
Important: Let erop dat u de kabelboomconnectoren van de koplampen niet beschadigd wanneer u de motorkap verwijdert. Als u de motorkap helemaal van de machine moet verwijderen, koppelt u de kabelboomconnectoren van de koplampen los.
Zorg ervoor dat de kabelboomconnectoren aan de koplampen zijn gemonteerd.
Schuif de bovenkant van de motorkap onder het dashboard en in de spatborden.
Plaats de voorste lipjes van de motorkap in de voorste bumper.
Plaats de zijlipjes van de motorkap in de spatborden door op de motorkap te duwen, net onder de lampen.
Een opgekrikte machine kan wankel staan. De machine kan van de krik afglijden, waardoor iemand die zich eronder bevindt letsel kan oplopen.
Start de motor niet als de machine is opgekrikt.
Haal altijd het sleuteltje uit het contact voordat u van de machine stapt.
Blokkeer de wielen wanneer de machine wordt ondersteund door hefwerktuigen.
Gebruik assteunen om de machine te ondersteunen wanneer deze gehesen is.
Important: Als u de machine voor routineonderhoud en/of diagnose laat draaien, zorg dan dat de achterwielen van de machine 25 mm vrij van de grond zijn door de achteras op assteunen te zetten.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Specificatie smeermiddel: Mobilgrease XHP™-222
Til de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen.
Verwijder het wieldeksel en de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf is bevestigd (Figuur 27).
Verwijder de flenskopbouten (⅜" x ¾") waarmee de beugel voor de rem is bevestigd aan de as en verwijder de rem van de as (Figuur 28).
Note: Ondersteun de rem voordat u verder gaat met de volgende stap.
Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 29).
Verwijder de borgpen en de moerzekering van de as en de asmoer (Figuur 29).
Verwijder de asmoer van de as, en verwijder de naaf en de rotor van de as (Figuur 29 en Figuur 30).
Maak de as schoon met een doek.
Herhaal stap 1 tot en met 7 voor de naaf en de rotor aan de andere kant van de machine.
Verwijder het buitenste lager van de naaf (Figuur 31).
Verwijder de afdichting en het binnenste lager van de naaf (Figuur 31).
Maak de afdichting schoon en controleer op slijtage en beschadiging.
Note: Gebruik geen reinigingsmiddel om de afdichting schoon te maken. Vervang de afdichting als deze versleten of beschadigd is.
Maak de lagers en de loopringen schoon en controleer deze onderdelen op slijtage en beschadiging.
Note: Vervang versleten of beschadigde onderdelen. Controleer of de lagers en loopringen schoon en droog zijn.
Verwijder alle vuil en vet uit de holte van de naaf (Figuur 31).
Smeer de lagers met het aanbevolen smeermiddel.
Vul de holte van de naaf voor 50 tot 80% met het aanbevolen smeermiddel (Figuur 31).
Monteer het binnenste lager op de loopring aan de binnenkant van de naaf en monteer de afdichting (Figuur 31).
Herhaal stap 1 tot en met 8 voor de lagers van de andere naaf.
Breng een laagje van het aanbevolen smeermiddel aan op de as (Figuur 32).
Monteer de naaf en de rotor op de as met de rotor aan de binnenkant (Figuur 32).
Monteer het buitenste lager op de as en plaats het lager in de buitenste loopring (Figuur 32).
Monteer het borgplaatje op de as (Figuur 32).
Draai de asmoer op de as en zet de moer vast met een torsie van 15 N·m terwijl u de naaf draait om het lager te plaatsen (Figuur 32).
Draai de asmoer los tot de naaf vrij kan draaien.
Draai de asmoer vast met een torsie van 1,70 tot 2,26 N·m.
Monteer de borgschroef over de moer en controleer de uitlijning van de sleuf in de schroef en de opening in de as voor de borgpen (Figuur 33).
Note: Als de sleuf in de borgschroef en de opening in de as niet uitgelijnd zijn, moet u de asmoer vastzetten met een torsie van maximaal 2,26 N·m om de sleuf en de opening uit te lijnen.
Monteer de borgpen en plooi beide uiteinden rond de borgschroef (Figuur 33).
Plaats de stofkap op de naaf (Figuur 33).
Herhaal stap 1 tot en met 10 voor de naaf en de rotor aan de andere kant van de machine.
Reinig de 2 flenskopbouten (⅜" x ¾") en breng een laag schroefdraadborgmiddel met gemiddelde sterkte aan op de draden van de bouten.
Lijn de remblokken aan beide zijden van de rotor (Figuur 28) en de openingen in de beugel van de remklauw uit met de openingen in de rembevestiging van het asframe (Figuur 32).
Bevestig de beugel van de remklauw aan het asframe (Figuur 28) met de 2 flenskopbouten (⅜" x ¾").
Draai de 2 flenskopbouten vast met een torsie van 47 tot 54 N·m.
Lijn de openingen in het wiel uit met de bouten van de naaf en monteer het wiel op de naaf met het ventiel naar buiten gericht (Figuur 27).
Note: Zorg dat het montagevlak van het wiel gelijk komt met de naaf.
Bevestig het wiel aan de naaf met de wielmoeren (Figuur 27).
Draai de wielmoeren vast met een torsie van 108 tot 122 N·m.
Herhaal stap 1 tot en met 5 voor de rem en het wiel aan de andere kant van de machine.
Koppel het stroomsnoer af van de acculader als het aangesloten is.
Verwijder de stoel of klap deze omhoog.
Draai de accu-ontkoppelingsschakelaar op de gewenste stand zoals getoond in Figuur 34.
Note: De machine is uitgerust met minstens 2 lithiumionaccu's.
Een lithiumionaccu moet worden afgevoerd of gerecycled in overeenstemming met de plaatselijke en nationale regelgeving. Vraag een erkende Toro distributeur om hulp als een accu onderhoud nodig heeft.
Open de accu niet. Neem contact op met een erkende Toro distributeur als u problemen ondervindt met een accu.
De accu's staan onder een hoge spanning, die u kan verbranden of schokken kan geven.
Probeer de accu's niet te openen.
Wees uiterst voorzichtig bij het behandelen van een accu met een gebarsten behuizing.
Gebruik alleen de lader die ontworpen is voor de accu's.
De lithiumionaccu’s hebben voldoende spanning om de arbeid waarvoor ze bedoeld zijn gedurende hun levensduur uit te voeren.
Om uw accu's een maximale levensduur te geven en deze zo lang mogelijk te gebruiken, dient u de volgende richtlijnen te volgen:
Open de accu niet.
Stal/parkeer de machine in een schone, droge garage of stalruimte. Vermijd direct zonlicht, hittebronnen, regen en vochtige omgevingen. Stal de machine niet op een plaats waar de temperatuur buiten het bereik vermeld in Voorschriften voor het bewaren van de accu valt. Temperaturen buiten deze limieten brengen schade toe aan uw accu’s. Hoge temperaturen tijdens de stallingsperiode verkorten de levensduur van de accu, vooral als deze onder grote spanning staat.
Als u de machine gedurende langer dan 10 dagen wilt stallen, moet u de machine op een koele en droge plaats zetten, buiten het bereik van zonlicht, regen en vochtige omgevingen.
Gebruik de lichten alleen wanneer dit nodig is.
Important: Elektrische herstellingen mogen alleen worden uitgevoerd door een erkende Toro distributeur.
De lader vereist weinig onderhoud. Hij moet enkel worden beschermd tegen beschadiging en de weerselementen.
Maak de snoeren en de behuizing van de acculader telkens na gebruik schoon met een vochtige doek.
Note: Verwijder het diëlelektrisch smeervet niet van de aansluitklemmen.
Rol de snoeren op als u ze niet gebruikt.
Controleer de snoeren regelmatig op schade en vervang indien nodig met erkende Toro onderdelen.
Specificatie: Raadpleeg uw Onderdelencatalogus.
Koppel de accu af; zie De accu-ontkoppelingsschakelaar gebruiken.
De motorkap verwijderen.
Maak de kabelboomconnector los van de koplampconnector (Figuur 37).
Verwijder de schroeven waarmee de koplamp aan de motorkap is bevestigd.
Note: Bewaar alle onderdelen voor de montage van de nieuwe koplamp.
Verwijder de oude koplamp en gebruik de schroeven om de nieuwe koplamp aan de motorkap te bevestigen.
Draai de schroeven vast met een torsie van 1 N·m.
Sluit de kabelboomconnector aan op de koplampconnector (Figuur 37).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging.
Note: Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.
Draai de wielmoeren vast met een torsie van 108 tot 122 N∙m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Zet het stuurwiel in de gecentreerde stand (Figuur 38), en draai het stuurwiel naar links of rechts. Als u het stuurwiel meer dan 13 mm naar links of rechts draait en de banden draaien niet, controleer dan de volgende onderdelen van de stuurinrichting en de ophanging om er zeker van te zijn dat ze niet los zitten of beschadigd zijn:
Stuuras tot verbinding van stuurhuis
Important: Controleer de toestand van de afdichting van de rondselas en ga na of u deze op een veilige manier kunt gebruiken (Figuur 39).
Trekstangen van het stuurhuis
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Controleer de bandendruk en zorg ervoor dat de banden vooraan tot 138 kPa gepompt zijn.
Leg ofwel een gewicht op de bestuurdersstoel dat overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de bestuurders die met de machine zullen werken, of laat een bestuurder plaatsnemen op de stoel. Het gewicht of de bestuurder dienen gedurende de hele instellingsprocedure op de stoel te blijven.
Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats waar u vertrok. Hierdoor kan de ophanging de bedrijfsstand aannemen.
Benodigdheden (door de eigenaar verschaft): schroefsleutel, Toro-onderdeel 132-5069; verkrijgbaar bij een erkende Toro-distributeur.
Important: Stel de vlucht uitsluitend af indien u een werktuig aan de voorkant gebruikt of indien de slijtage aan de banden ongelijkmatig is.
Note: Deze procedure kan op de voor- en achterwielen worden uitgevoerd.
Controleer de vlucht aan elk wiel; deze moet zo dicht mogelijk in de buurt komen bij neutraal (nul).
Note: De banden moeten uitgelijnd zijn en het loopvlak moet gelijkmatig op de grond rusten om ongelijkmatige slijtage te voorkomen.
Als de vlucht van het wiel onjuist afgesteld is, draai dan met de schroefsleutel aan de kraag van de schokdemper tot het wiel uitgelijnd is (Figuur 40).
Important: Voordat u het toespoor gaat afstellen, moet u ervoor zorgen dat de vlucht zo dicht mogelijk tegen neutraal aanligt; zie De vlucht afstellen.
Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de wielen (Figuur 41).
Als deze afstand buiten het bereik van 0 tot +/- 3 mm valt, moet u de contramoeren aan het uiteinde van de spoorstangen losdraaien (Figuur 42).
Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast als de afstelling correct is.
Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig kan uitslaan.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Type vloeistof: Mobilfluid™ 424
Verwijder de vulplug op de transaxle (Figuur 43).
Note: Het vloeistofpeil moet tot aan de onderkant van de vulplug komen.
Als het vloeistofpeil te laag is, verwijder dan de vulplug en vul bij met de aanbevolen vloeistof tot deze uit de opening stroomt (Figuur 43).
Plaats de vulplug terug en draai deze vast met een torsie van 27 tot 41 N∙m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 500 bedrijfsuren |
|
Type vloeistof: Mobilfluid™ 424
Inhoud: 0,95 l
Plaats een opvangbak onder de aftapplug (Figuur 43).
Verwijder de vulplug (Figuur 43).
Note: Bewaar de vulplug en de pakking om deze te monteren in stap 6.
Verwijder de aftapplug en laat alle vloeistof weglopen (Figuur 43).
Note: Bewaar de aftapplug om deze te monteren in stap 4.
Monteer de aftapplug en draai deze vast met een torsie van 12 tot 19 N·m.
Vul de transaxle met de aangegeven vloeistof en inhoud tot deze gelijk staat met de vulopening.
Plaats de vulplug terug en draai deze vast met een torsie van 27 tot 41 N·m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Important: De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de machine. Controleer de remmen zorgvuldig op de aanbevolen onderhoudsintervallen om de optimale prestaties en veiligheid te verzekeren.
Controleer de remvoering op slijtage of beschadiging. Als de dikte van de remvoering (remblok) minder dan 1,6 mm is, moet u de remvoering vervangen.
Controleer de ankerplaat en andere onderdelen op tekenen van overmatige slijtage of vervorming. Vervang eventuele beschadigde onderdelen.
Controleer het remvloeistofpeil; zie Remvloeistofpeil controleren.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Remvloeistoftype: DOT 3
Verwijder de motorkap om toegang te krijgen tot de hoofdremcilinder en het reservoir (Figuur 44).
Kijk naar de omtreklijn van het vloeistofpeil aan de zijkant van het reservoir (Figuur 45).
Note: Het peil moet hoger staan dan de Minimum-streep.
Doe het volgende als het vloeistofpeil te laag is:
Sluit de motorkap.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Vraag uw erkende Toro verdeler om de serviceremblokken te controleren en mogelijk te vervangen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 1000 bedrijfsuren |
|
Neem contact op met uw erkende Toro distributeur.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. Bij het schoonmaken van de machine kunt u een doek gebruiken.
Important: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
Important: Gebruik geen hogedrukreiniger om het voertuig te wassen. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd, belangrijke stickers losraken of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de motorregelaar, de lader, de achterkant van het dashboard en de accu's.
Zet de machine af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.
De eigenaar is verantwoordelijk voor het periodiek inspecteren van de laad- en opslagruimten of faciliteiten en het herzien van de procedures om ervoor te zorgen dat de vereisten worden nageleefd.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de machine uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder vuil en vet van het gehele voertuig, inclusief de buitenkant van de motor en het ventilatorbehuizing.
Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Reinigen met een hogedrukreiniger kan het elektrische systeem beschadigen of noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water, vooral in de buurt van het bedieningspaneel, de lampen, de motor en de accu.
Controleer de remmen; zie Remmen controleren.
Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.
Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.
Note: Bijwerklak is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur.
Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Note: U hoeft de accu's niet te verwijderen uit de machine voor opslag.
Controleer in de volgende tabel de temperatuurlimieten voor opslag:
Opslagtemperatuur | Passende opslagtijd |
45° tot 55°C | 1 week |
25° tot 45°C | 3 weken |
-20°C tot 25°C | 52 weken |
Important: Temperaturen buiten deze limieten brengen schade toe aan uw accu's.De temperatuur waarin de accu's worden bewaard heeft invloed op de levensduur ervan. Langdurige opslag bij extreme temperaturen verkort de levensduur van de accu. Bij temperaturen boven 25°C mag de machine slechts gedurende de in de tabel aangegeven tijd worden opgeslagen.
Voordat u de machine stalt, moet u de accu's laden of ontladen tot 40% à 60%.
Note: Een 50% geladen accu verzekert een maximale levensduur. Laadt u de accu's voor 100% op voordat u deze gaat stallen, dan verkort de levensduur.Verwacht u de machine voor langere tijd te stallen, laad de accu's dan voor ongeveer 60%.
Na elke stallingsperiode van 6 maanden moet u het laadniveau van de accu controleren en zorgen dat dit 40 tot 60% bedraagt. Is het laadniveau onder de 40% gezakt, laad de accu dan op tot 40 à 60%.
Bent u klaar met het opladen van de accu's, haal de oplader dan uit het stopcontact.
Als u de lader op de machine laat, zal deze uitschakelen nadat de accu's volledig opgeladen zijn. De lader zal niet opnieuw worden ingeschakeld tenzij hij losgekoppeld wordt en opnieuw wordt aangesloten.