Reelmaster® 5410-D en 5510-D tractie-eenheid
Disclaimers en wettelijke informatie
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
De bijgevoegde gebruikershandleiding van de motor biedt informatie over het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) en het Californische controlesysteem voor emissies, onderhoud en garantie. U kunt vervangingsonderdelen bestellen via de fabrikant van de motor.
 
CALIFORNIË
 
Proposition 65 Waarschuwing
 
De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
 
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen weet de staat Californië dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
 
Gebruik van dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of schade aan de voortplantingsorganen veroorzaakt.
 
 
 
 
Inleiding
 

Beoogd gebruik

Deze machine is een zitmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Hulp zoeken

Graphic
G403711
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met Toro de klantenservice. U dient hierbij altijd het model- en het serienummer van het product te vermelden. Deze nummers bevinden zich op het plaatje met het serienummer op uw product . U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Belangrijk  
U kunt met uw mobiele apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
 
Modelnummer:
Serienummer:

Handleidingconventies

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool, dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Graphic
G405934
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Classificaties voor veiligheidswaarschuwingen
Het waarschuwingssymbool dat wordt getoond in deze handleiding en op de machine geeft belangrijke veiligheidsinformatie aan die u moet opvolgen om ongelukken te voorkomen.
Het waarschuwingssymbool wordt weergegeven boven informatie die u waarschuwt voor onveilige acties of situaties en wordt gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING, of VOORZICHTIG.
Gevaar
Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Waarschuwing
Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Opgelet
Voorzichtig: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
 
 
 
 
Veiligheid
 

Algemene veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Image te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaarinstructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Brandstofveiligheid
  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.
  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Veiligheid tijdens het werk

Bescherming van de rolbeugel
  • Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine.
  • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken.
  • Doe altijd de veiligheidsgordel om.
  • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt.
  • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
  • Vervang alle beschadigde onderdelen van de rolbeugel. U mag deze niet repareren of aanpassen.
De machine veilig gebruiken op hellingen
  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
  • Neem de onderstaande instructies door voor gebruik van de machine op hellingen. Beoordeel de omstandigheden van het terrein alvorens de machine te gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag op dit terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.
    • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.
    • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
    • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
    • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait.
    • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
    • Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine.
    • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u werkt op hellingen. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.

Veiligheid na het werk

Veiligheid bij onderhoud

Veiligheid van de motor
  • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
  • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Veiligheid van het elektrisch systeem
  • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.
  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Veiligheid van het koelsysteem
  • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
  • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
    • Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
    • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
Veiligheid van het hydraulische systeem
  • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
  • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
  • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.
  • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.
Veiligheid van de messen
  • Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
  • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
  • Let op bij machines met meerdere maai-eenheden: als u één maai-eenheid draait, kunnen de messenkooien in de andere maai-eenheden ook in beweging komen.

Veiligheid tijdens opslag

Veiligheids- en instructiestickers

Image
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.
Symbolen op accu
Sommige of alle symbolen staan op de accu.
Graphic
s_batterysymbols2
  1. Risico van explosie
  2. Niet roken. Geen open vuur of vonken
  3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden
  4. Draag oogbescherming.
  5. Lees de Gebruikershandleiding.
  6. Houd omstanders uit de buurt van de accu.
  7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken.
  8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken.
  9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen.
  10. Bevat lood; niet weggooien
Sticker onderdeel: 93-6696
Graphic
s_decal93-6696
  1.  Opgeslagen energie Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 93-7272
Graphic
s_decal93-7272
  1.  Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Sticker onderdeel: 106-6754
Graphic
s_decal106-6754
  1.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  2.  Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd door de ventilator of worden gegrepen door de riem Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Sticker onderdeel: 106-6755
Graphic
s_decal106-6755
  1.  Motorkoelvloeistof onder druk.
  2.  Risico van explosie Lees de Gebruikershandleiding.
  3.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  4.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 110-9642
Graphic
s_decal110-9642
  1.  Opgeslagen energie Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt.
Sticker onderdeel: 120-4158
Graphic
s_decal120-4158
  1.  Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Motor Starten
  3.  Motor Voorgloeien
  4.  Motor Afzetten
Sticker onderdeel: 133-2930
Graphic
s_decal133-2930
  1. Waarschuwing Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind.
  2. Waarschuwing Draag gehoorbescherming.
  3. De machine kan voorwerpen uitwerpen Houd omstanders uit het werkgebied.
  4. Kantelgevaar Rijd traag in bochten; neem geen scherpe bochten als u snel rijdt; de maai-eenheden moeten altijd neergelaten zijn als u op een helling rijdt; draag altijd een veiligheidsgordel.
  5. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat.
  6. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; u mag de machine niet slepen.
Sticker onderdeel: 133-2931
CE-machines
Graphic
s_decal133-2931
Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent.
  2. Waarschuwing Draag gehoorbescherming.
  3. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  4. De machine kan kantelen Rijd nooit van of dwars op hellingen met een hellingshoek groter dan 15°; de maai-eenheden moeten altijd neergelaten zijn als u op een helling rijdt; draag altijd een veiligheidsgordel.
  5. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat.
  6. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; u mag de machine niet slepen.
Sticker onderdeel: 133-8062
Graphic
s_decal133-8062
Sticker onderdeel: 136-2159
Graphic
s_decal136-2159
  1.  Zet de stoel naar beneden
  2.  Schuif de stoel naar voren
  3.  Kantel de stoel
Sticker onderdeel: 136-3702
Graphic
s_decal136-3702
  1.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; draag een veiligheidsgordel; de rolbeugel niet verwijderen.
  2.  Waarschuwing Voer geen aanpassingen uit aan de rolbeugel.
Sticker onderdeel: 137-8127
Graphic
s_decal137-8127
  1.  Opgelet geen hogedrukreiniger gebruiken.
Sticker onderdeel: 145-3252145-2483
Graphic
s_decal145-2483
  1.  Parkeerrem
  2.  Cruisecontrol
  3.  Breng de maai-eenheden omlaag.
  4.  Breng de maai-eenheden omhoog.
  5.  Aftakas Uitschakelen
  6.  Aftakas Inschakelen
  7.  Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 145-3252145-2519
Graphic
s_decal145-2519
  1.  TEC vermogenrelais
  2.  Elektrisch vermogenrelais
  3.  Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering.
  4.  Logic elektrisch vermogen
  5.  Luchtgeveerde stoel
  6.  Contactschakelaar
  7.  Elektrisch vermogen
  8.  Koplampen
  9.  USB-aansluitpunt
Sticker onderdeel: 145-3252145-2573
Graphic
s_decal145-2573
  1. Controleer om de 8 bedrijfsuren.
  2. Remfuncties
  3. Hydraulische vloeistof
  4. Bandenspanning
  5. Luchtfilter van motor
  6. Ventilatorriem
  7. Motorkoelvloeistof
  8. Accu
  9. Radiateurscherm
  10. Motorolie
  11. Motoroliepeil
  12. Brandstof
  13. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over smering.
  14. Lees de Gebruikershandleiding.
  15. Brandstof/waterafscheider
  16. Vloeistoffen
  17. Capaciteit
  18. Vloeistofinterval (bedrijfsuren)
  19. Filterinterval (bedrijfsuren)
  20. Zekeringen
 
 
 
Configuratie
 
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer en stel de parkeerrem in werking.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  3. Controleer vóór gebruik de bandenspanning.
    Opmerking: De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. Stel de bandendruk af voordat u met de machine gaat werken.
  4. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
  5. De machine smeren.
    Belangrijk  
    Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
     
  6. Open de motorkap en controleer het peil van de koelvloeistof.
  7. Controleer het peil van de motorolie en sluit en vergrendel de motorkap.
    Opmerking: Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; u moet het oliepeil echter controleren voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.
    Graphic
    G402679
  1. Draai de 2 bouten los waarmee de bedieningsarm is vastgezet aan de bevestigingsbeugel .
  2. Stel de bedieningsarm af in de gewenste positie en zet de 2 bouten weer vast.
Vereiste onderdelen
1
Slanggeleider rechts vooraan
1
Slanggeleider links vooraan
De machine voorbereiden op de montage
    Graphic
    G409088
  1. Verwijder de transportbeugels van de messenkooimotoren en gooi ze weg.
  2. Verwijder de borgpen en de dop van elke hefarm van de maai-eenheid.
De maai-eenheden voorbereiden
    Graphic
    G409089
  1. Haal de maai-eenheden uit de dozen.
  2. U moet de maaidekken monteren en afstellen volgens de instructies in de Gebruikershandleiding.
  3. Zorg ervoor dat het contragewicht is gemonteerd aan het juiste uiteinde van de maai-eenheid volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid.
De gazoncompensatieveer plaatsen en de slanggeleider monteren
Maai-eenheden 4
Graphic
G410291
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G410292
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G402719
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G410295
  5. Verwijder de flensborgmoer (") waarmee de bout van de grascompensatieveer is bevestigd aan de rechterlip van het draagframe, en verwijder de compensatieveer van de maai-eenheid.
    Opmerking: Verwijder de getande flensmoer niet van de bout.
  6. Graphic
    G410296
  7. Monteer de bout van de grascompensatieveer op de rechterlip van het draagframe met de flensborgmoer (") .
  8. Graphic
    G410297
  9. Lijn de tapeinden van de linker slanggeleider uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid en de grascompensatiebeugel .
    Opmerking: De steunlus van de slanggeleider is naar de middellijn van de machine gericht .
  10. Monteer de slanggeleider en de grascompensatiebeugel aan het frame van de maai-eenheid met de 2 flensborgmoeren (3/8") .
  11. Haal de borgmoeren en bouten aan met 37 tot 45 Nm.
De slanggeleider monteren
Maai-eenheden 5
Graphic
G410309
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G410292
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G410293
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G410311
  5. Lijn de tapeinden van de rechter slanggeleider uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid en de grascompensatiebeugel .
    Opmerking: Zorg ervoor dat de steunlus van de slanggeleider naar de middellijn van de machine is gericht.
  6. Monteer de slanggeleider en de grascompensatiebeugel aan het frame van de maai-eenheid met de 2 flensborgmoeren (3/8") .
  7. Draai de borgmoeren vast met een aandraaimoment van 37 tot 45 N·m.
De gazoncompensatieveer plaatsen
Maai-eenheden 2
Graphic
G410999
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G410292
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G410293
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G410295
  5. Verwijder de flensborgmoer (") waarmee de bout van de grascompensatieveer is bevestigd aan de rechterlip van het draagframe, en verwijder de compensatieveer van de maai-eenheid.
    Opmerking: Verwijder de getande flensmoer niet van de bout.
  6. Graphic
    G410296
  7. Monteer de bout van de grascompensatieveer op de rechterlip van het draagframe met de flensborgmoer (") .
  8. Graphic
    G411000
  9. Lijn de gaten in de grascompensatiebeugel uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid.
    Opmerking: De steunlus van de slanggeleider is naar de middellijn van de machine gericht .
  10. Monteer de grascompensatiebeugel op het frame van de maai-eenheid; gebruik de 2 slotbouten (" x 1¼") en 2 flensborgmoeren) .
  11. Haal de borgmoeren en bouten aan met 37 tot 45 Nm.
Monteren van de kickstandaard
    Graphic
    G411001
  1. Bij elke maai-eenheid: zet de kickstandaard vast aan de kettingbeugel met de borgpen .
De voorste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
    Graphic
    G402695
  1. Monteer de voorste maai-eenheden aan de hefarmen, zoals getoond.
  2. Vergrendel het draaipunt van de maai-eenheid voor het maaien van gras op een helling.
De achterste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of hoger
    Graphic
    G402695
  1. Monteer de achterste maaidekken aan de hefarmen, zoals getoond.
  2. Vergrendel het draaipunt van de maai-eenheid voor het maaien van gras op een helling.
De achterste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of lager
    Graphic
    G402723
  1. Verwijder de lynchpen en de ring waarmee het juk van het draaipunt aan de hefarm is bevestigd, en schuif de as uit de hefarm.
  2. Graphic
    G402724
  3. Monteer het juk van het draaipunt op de as van het draagframe .
  4. Breng de dop aan op het juk van het draaipunt, en lijn de openingen in het draagframe, de as, het juk van het draaipunt en de dop uit.
  5. Bevestig het juk van het draaipunt en de dop aan de as van het draagframe; gebruik hierbij de borgpen .
  6. Vergrendel het draaipunt van de maai-eenheid voor het maaien van gras op een helling.
  7. Schuif een maai-eenheid onder de hefarm.
  8. Graphic
    G402725
  9. Steek het juk van het draaipunt in de hefarm , en bevestig de as met de lynchpen en ring aan de arm.
  10. Herhaal deze procedure voor de andere achterste maai-eenheid.
Het draaipunt van de maai-eenheid vergrendelen voor het maaien van gras op een helling
    Graphic
    G437965
  1. Vergrendel de draaipunten van de maai-eenheid met borgpennen om te voorkomen dat de maai-eenheden naar beneden draaien wanneer u op een helling maait.
    Opmerking: Gebruik de opening in het juk van het draaipunt om de maai-eenheid te vergrendelen.
    Opmerking: Gebruik de sleuf voor een sturende maai-eenheid.
De kettingen van de hefarm van de maai-eenheid monteren
    Graphic
    G402673
  1. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen .
    Opmerking: Gebruik het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek.
De messenkooimotoren monteren
  1. Breng vet aan op de spie-as van de messenkooi-motor.
  2. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor.
  3. Monteer de motor door deze rechtsom te draaien zodat de flenzen van motor vrij zijn van de bouten .
    Graphic
    G411002
  4. Draai de motor linksom tot de flenzen de bouten omsluiten en draai dan de bouten vast.
    Belangrijk  
    Zorg ervoor dat de slangen van de motor van de messenkooi niet zijn verdraaid, geknikt of het risico lopen te worden afgekneld.
     
  5. Draai de montagebouten aan met 37 tot 45 N·m.
Vereiste onderdelen
1
Kickstandaard van maaidek
    Graphic
    G402676
  1. Als u de maai-eenheid moet kantelen om bij het ondermes/de messenkooi te kunnen komen, moet u de achterkant van de maai-eenheid ondersteunen met de kickstandaard zodat de moeren op het achtereind van de stelschroeven van de snijbalk niet op het werkvlak rusten.
  2. Graphic
    G402677
  3. Bevestig de kickstandaard aan de kettingbeugel met de borgpen .
Vereiste onderdelen
1
Motorkapsluiting
1
Pakking
1
Contramoer
1
Sluitring
    Graphic
    G439569
  1. Til de motorkap op.
  2. Verwijder de rubberen ring uit de opening in de linkerkant van de motorkap.
  3. Graphic
    G445763
  4. Zorg dat de pakking op de motorkapsluiting is gemonteerd
  5. Verwijder de moer van de sluiting.
  6. Steek het haakeind van de sluiting vanaf de buitenkant van de motorkap door de opening in de motorkap.
    Opmerking: De pakking is naar de buitenkant van de motorkap gericht.
  7. Bevestig binnenin de motorkap de sluiting aan de motorkap; gebruik hierbij de ring en moer.
  8. Sluit de motorkap en gebruik de bijgeleverde sleutel van de motorkapsluiting om na te gaan of de haak van de sluiting in de gesloten stand aangrijpt op het palletje van het frame.
CE-machines
Vereiste onderdelen
1
Sticker met productiejaar
1
CE-sticker
1
Sticker betreffende kantelgevaar
De CE-sticker aanbrengen
    Graphic
    G438804
  1. Maak de motorkap schoon rondom de motorkapsluiting en laat de motorkap drogen. Gebruik hierbij schoonmaakalcohol en een schone doek.
  2. Verwijder het schutpapier van de CE sticker en breng de sticker aan op de motorkap.
De sticker met het productiejaar aanbrengen
    Graphic
    G438820
  1. Maak de vloerbeugel schoon rondom het plaatje met serienummer , en laat de beugel drogen. Gebruik hierbij schoonmaakalcohol en een schone doek.
  2. Verwijder het schutpapier van de sticker met het productiejaar en breng de sticker aan op de vloerbeugel.
De sticker met CE-waarschuwing aanbrengen
    Graphic
    G438821
  1. Gebruik schoonmaakalcohol en een schone doek om het oppervlak van de bestaande sticker schoon te maken, en laat de sticker drogen.
  2. Verwijder het schutpapier van de CE waarschuwingssticker en breng de CE waarschuwingssticker aan over de bestaande sticker.
 
 
 
Productoverzicht
 
Graphic
G403840
  1.  Motorkap
  2.  Bestuurdersstoel
  3.  Bedieningsarm
  4.  Stuurwiel
  5.  Instelhendel bestuurdersstoel
  6.  Voormaaidekken
  7.  Achtermaaidekken

Bedieningsorganen

Graphic
G461341
  1. Contactschakelaar
  2. Maai-/hefhendel
  3. Schakelaar van de cruisecontrol
  4. Aftakasschakelaar
  5. Schakelaar van koplampen
  6. Parkeerremschakelaar
  7. InfoCenter display
  8. Pedaal voor stuurverstelling
  9. Tractiepedaal
Gasbediening in de stijl van een auto
Opmerking: Deze machine heeft geen hendel of schakelaar om het motortoerental te regelen.
Wanneer de aftakas wordt ingeschakeld om de maai-eenheden te laten draaien, schakelt de machine automatisch het motortoerental naar hoog stationair en blijft daar tot de maai-eenheden worden uitgeschakeld.
Wanneer de aftakas niet is ingeschakeld, is de gasbediening van de machine afhankelijk van de stand van het tractiepedaal, net zoals de gasbediening van een auto.
Contactschakelaar
Graphic
G453721
  1.  Uit
  2.  Aan/voorverwarmen
  3.  Start
Maai-/hefhendel
Graphic
G453725
  1.  De maai-eenheden omlaagbrengen - schakel eerst de aftakas in om de maai-eenheden te laten draaien (maaimodus).
  2.  De maai-eenheden omhoogbrengen - schakel eerst de aftakas uit om de maai-eenheden te laten stoppen met draaien (transportmodus).
    Opmerking: Om de maai-eenheden gedeeltelijk omhoog te brengen naar de keerstand, trekt u de hendel kort naar achter.
Parkeerremschakelaar
Graphic
G461379
  1.  Stel de parkeerrem in werking.
    Opmerking: Door de parkeerremschakelaar te activeren, wordt de tractie automatisch afgeremd (ongeacht de stand van het tractiepedaal).
    De parkeerrem wordt in werking gesteld zodra de machine tot stilstand komt of wordt uitgeschakeld, ongeacht de stand van de parkeerremschakelaar.
  2.  Schakel de parkeerrem uit.
Cruisecontrolschakelaar
Graphic
G461363
  1.  Cruisecontrol inschakelen - draai de schakelaar kort naar voren.
    Opmerking: Gebruik de knoppen van het display om de cruisecontrolsnelheid in te stellen in stappen van 0.8 km/h.
  2.  Cruisecontrol aanzetten - draai de schakelaar naar de middelste stand.
  3.  Cruisecontrol uitzetten - draai de schakelaar naar achteren.
Aftakasschakelaar
Graphic
G453441
  1.  Aftakas uitschakelen -De machine bevindt zich in Transportmodus (waarin u tot 16 km/h kunt rijden wanneer de maximumsnelheid niet beperkt is).
  2.  Aftakas inschakelen - De machine bevindt zich in Maaimodus (waarin u tot 13 km/h kunt rijden wanneer de maximumsnelheid niet beperkt is).
Opmerking: Gebruik de beveiligde menu's in het InfoCenter display om de maximumsnelheid voor elke modus in te stellen.
Schakelaar van koplampen
Graphic
G461394
  1.  Aan
  2.  Uit
InfoCenter display
Graphic
G461392
Het InfoCenter display toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine.
De weergegeven schermen hangen af van welke knoppen u selecteert. De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is.
Pedaal voor stuurverstelling
Graphic
G453181
Trap het pedaal voor stuurverstelling in en breng de stuurkolom omlaag of omhoog naar een comfortabele bedieningspositie.
Tractiepedaal
Graphic
G453193
  1.  Vooruit rijden - druk de bovenkant van het pedaal in.
  2.  Machine stoppen - laat het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand (neutraal).
    Opmerking: Moet u plots remmen, haal dan uw voet van het tractiepedaal en draai vervolgens de parkeerremschakelaar naar voren.
  3.  Achteruit rijden - druk de onderkant van het pedaal in.
Indicator verstopping hydraulisch filter
Graphic
G453944
De indicator verstopping in hydraulisch filter waarschuwt u wanneer de hydraulische filters moeten worden vervangen.
Aansluitpunt
Graphic
G453945
Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten.
De stoel verstellen
Graphic
G446491
  1. Gewichtmeter
  2. Knop om het gewicht in te stellen
  3. Knop om de hoogte in te stellen
  4. Hendel voor vooruit/achteruit
Instelknop voor gewicht
Draai aan de instelknop voor het gewicht tot uw gewicht verschijnt in het venstertje van de gewichtmeter.
Graphic
G446496
  1.  Verminderen
  2.  Verhogen
Knop om de hoogte in te stellen
Graphic
G446494
  1.  Omhoogbrengen
  2.  Omlaagbrengen
Hendel voor vooruit/achteruit
Graphic
G446495
  1.  Vergrendelen
  2.  Ontgrendelen
Wethendels
Graphic
G454899
De wethendels worden in combinatie met de maai-/hefhendel gebruikt om de messenkooien te wetten.
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Specificatie:
Reelmaster 5410-D
Reelmaster 5510-D
Transportbreedte
228 cm
233 cm
Maaibreedte
254 cm
254 cm
Lengte
282 cm
282 cm
Hoogte
160 cm
160 cm
Gewicht (inclusief vloeistoffen en maaidekken met 8 messen)
1.339 kg
1.373 kg
Motor
Yanmar 36 pk
Yanmar 36 pk
Inhoud brandstoftank
53 liter
53 liter
Transportsnelheid
0 tot 16 km/uur
0 tot 16 km/uur
Maaisnelheid
0 tot 13 km/uur
0 tot 13 km/uur

Werktuigen/accessoires

Een selectie vanToro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden.Neem contact op met uw erkende servicedealer of een erkendeToro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd origineleToro onderdelen en accessoires aanschaffen.
 
 
 
Gebruik
 

Voorafgaand aan de werking

Dagelijks onderhoud uitvoeren
Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit die beschreven staan in het onderhoudsschema.
Brandstof
Brandstof
Belangrijk  
Gebruik uitsluitend diesel met een extreem laag zwavelgehalte. Brandstof met een hoger gehalte zwavel beschadigt de dieseloxidatiekatalysator (DOC). Dit zal leiden tot operationele problemen en verkort de levensduur van de motoronderdelen.
Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor.
  • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof.
  • Meng nooit kerosine of motorolie met de dieselbrandstof.
  • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn.
  • Voeg geen additieven toe aan de brandstof.
 
Diesel
Type
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Zomerdieselbrandstof gebruiken bij temperaturen boven -7°C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp en meer vermogen dan winterdieselbrandstof.
Zwavelgehalte
Ultralaag (<15 ppm)
Minimaal cetaangetal
45
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
 
Dieselbrandstof moet voldoen aan:
Norm
Locatie
ASTM D975
VS
Nr. 1-D S15
No. 2-D S15
EN 590
EU
ISO 8217 DMX
Internationaal
JIS K2204 Grade No. 2
Japan
KSM-2610
Korea
Biodiesel
Type
Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% aardoliediesel).
De aardoliediesel in het mengsel moet een ultralaag zwavelgehalte (<15 ppm) hebben.
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer
Minimaal cetaangetal
40
Biodiesel voorzorgsmaatregelen
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.
Neem voor meer informatie contact op met uw erkende Toro distributeur.
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
     
Biodieselbrandstof moet voldoen aan:
Norm
Locatie
ASTM D6751
VS
EN 14214
EU
Mengbrandstof moet voldoen aan:
ASTM D975
VS
EN 590
EU
JIS K2204
Japan
Brandstof tanken
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
  2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek.
  3. Graphic
    G439612
  4. Verwijder de dop van de brandstoftank.
  5. Vul de brandstoftank tot 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis.
  6. Draai de tankdop na het vullen stevig vast.
    Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is. Dit beperkt mogelijke condensvorming in de brandstoftank tot een minimum.
De interlockschakelaars controleren
Opgelet
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine, wat kan leiden tot licht of middelmatig zwaar letsel.
  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
 
Belangrijk  
Als een interlockschakelaar niet werkt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro verdeler.
 
De machine voorbereiden
  1. Rij de machine langzaam naar een open terrein.
  2. Laat de maai-eenheden zakken, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
De interlock voor het tractiepedaal bij starten controleren
  1. Ga zitten op de bestuurdersstoel en schakel de parkeerrem in.
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Trap het tractiepedaal in en draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De motor mag niet starten wanneer het tractiepedaal ingetrapt is.
De interlock voor de aftakas bij starten controleren
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
  3. Draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De motor mag niet starten wanneer de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen staat.
De interlock voor de aftakas bij lopen controleren
Opmerking: Laat de maai-eenheden tijdens deze test niet langer dan een paar seconden draaien om onnodige slijtage te voorkomen.
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Start de motor.
  4. Trek de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
  5. Laat de maai-eenheden neer om de aftakas in te schakelen.
  6. Sta op uit de stoel.
Opmerking: De aftakas mag niet lopen wanneer u niet in de bestuurdersstoel zit.
De interlock voor de parkeerrem en het tractiepedaal bij lopen controleren
  1. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
  2. Haal de parkeerrem aan.
  3. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  4. Start de motor.
  5. Druk het tractiepedaal in.
Opmerking: De machine mag niet reageren wanneer u het tractiepedaal intrapt terwijl de parkeerrem aangehaald is. Een adviserend bericht moet op het InfoCenter display verschijnen.
De inschakeling van de automatische parkeerrem controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
  2. Schakel de parkeerrem uit en sta op uit de stoel.
Opmerking: Het rode lampje op de parkeerremschakelaar moet gaan branden wanneer u uit de bestuurdersstoel opstaat om aan te geven dat de parkeerrem ingeschakeld is.
De interlock voor het uitschakelen van de maai-eenheid bij omlaagbrengen controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
  2. Zorg ervoor dat de maai-eenheden omhooggebracht zijn in de transportstand.
  3. Sta op uit de stoel en breng de maai-eenheden omlaag.
Opmerking: De maai-eenheden mogen niet zakken wanneer u niet in de bestuurdersstoel zit.
Overzicht van het InfoCenter display
Het InfoCenter display toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine. Het display heeft diverse schermen. U kunt op elk moment wisselen tussen de schermen door op de knop Terug te drukken en vervolgens de richtingknoppen omhoog en omlaag te gebruiken.
Graphic
G471371s
  1. Controlelampje
  2. Helderheidssensor display
  3. Navigatieknop - omhoog
  4. Knop terug
  5. Navigatieknop - verlagen/links
  6. Navigatieknop - omlaag
  7. Navigatieknop - verhogen/rechts
  8. Enter knop
Opmerking: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een pictogram dat de huidige functie weergeeft.
InfoCenter display pictogrammen
Image
Onderhoud is noodzakelijk.
Image
Temperatuur van de motorkoelvloeistof (°C of °F)
Image
Motortoerental/status het toerental van de motor (tpm)
Image
De aftakas is ingeschakeld.
Image
Urenteller
Image
Start de motor.
Image
Brandstofpeil
Image
Motor
Image
Het brandstofpeil is laag.
Image
Pincode
Image
De gloeibougies werken.
Image
Een geparkeerde of herstelregeneratie wordt gevraagd.
Voer de regeneratie onmiddellijk uit.
Image
De maaidekken zijn omhooggebracht of worden opgetild.
Image
Een regeneratie wordt bevestigd en het verzoek wordt verwerkt.
Image
De maaidekken zijn omlaaggebracht of worden neergelaten.
Image
Een regeneratie is bezig en de uitlaattemperatuur is hoger.
Image
Neem plaats op de bestuurdersstoel.
Image
Defect van besturingssysteem van stikstofdioxide; de machine heeft onderhoud nodig.
Image
De parkeerrem is ingeschakeld.
Image
Accuspanning
Image
Opwarmmodus
Image
Tractie of tractiepedaal
Image
Storing/waarschuwing
Image
Waarde verhogen
Image
Vergrendeld
Image
Waarde verlagen
Image
De cruisecontrol is ingeschakeld.
Image
Omhoog/omlaag scrollen
Image
Actief
Image
Naar links/rechts scrollen
Image
Inactief
Image
Menu
Image
Volgend scherm
Image
Vorig scherm
Overzicht van de menu's
Druk in het hoofdscherm op de knop Terug om naar het InfoCenter display menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's.
Image Beveiligd menu Enkel toegankelijk met de pincode
Hoofdmenu
Menu-item
Beschrijving
Storingen
Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of neem contact op met een erkende Toro distributeur voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat.
Onderhoud
Het menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsurentellers en andere cijfergegevens van die aard.
Diagnostiek
Het menu Diagnostiek geeft de status van elke machineschakelaar, sensor en bedieningsoutput aan. U kunt dit menu gebruiken om sommige problemen op te lossen. In het menu ziet u namelijk welke onderdelen in- en uitgeschakeld zijn.
Instellingen
In het menu Instellingen kunt u de configuratieparameters in het display aan uw voorkeur aanpassen en wijzigen.
Machine-instellingen
In het menu Machine-instellingen kunt u de drempels voor acceleratie, snelheid en tegengewicht bepalen.
Machine
In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Onderhoud
Menu-item
Beschrijving
Hours
Het totale aantal bedrijfsuren van de machine, motor en aftakas, alsook het aantal uren dat de machine getransporteerd is geweest en de tijd tot het volgende onderhoudsinterval.
Counts
Een overzicht van talrijke tellingen die de machine heeft uitgevoerd.
DPF-regeneratie
De optie regeneratie van dieselpartikelfilter en DPF-submenus
Tractiepedaal Image
Kalibreert het tractiepedaal.
Tractiepomp Image
Kalibreert de tractiepomp.
Virtuele snelheidssensor Image
Kalibreert de virtuele snelheidssensor.
Diagnostiek
Menu-item
Beschrijving
Tractie
Geeft de invoer en uitvoer van het tractiepedaal weer.
Maai-eenheden
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het optillen en neerlaten van de maaidekken aan.
Aftakas
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van het aftakascircuit aan.
Motor
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van de motor aan.
CAN statistieken
Geeft de invoer en uitvoer voor het CAN weer.
Instellingen
Menu-item
Beschrijving
Code invoeren
Geeft een door uw bedrijf geautoriseerde persoon (toezichthouder/mecanicien) toegang tot de beveiligde menu's met een pincode.
Achtergrondverlichting
Bepaalt de helderheid van het lcd.
Taal
Bepaalt de taal die gebruikt wordt op het display*.
Lettergrootte
Bepaalt de lettergrootte op het display.
Eenheden
Bepaalt de eenheden die gebruikt worden op het display (Amerikaans of metrisch).
Instellingen beveiligen Image
Hiermee kunt u de beveiligde instellingen aanpassen.
Machine-instellingen
Menu-item
Beschrijving
Front Backlap
Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus.
Rear Backlap
Bepaalt de snelheid van de achterste messen in wetmodus.
Maaisnelheid Image
Regelt de maximumsnelheid in maaimodus (laag bereik). Dit wordt gebruikt om het toerental van de messenkooi te bepalen.
Transportsnelheid Image
Regelt de maximumsnelheid in transportmodus (hoog bereik).
Aantal messen Image
Bepaalt het aantal messen van de messenkooi voor het messenkooitoerental.
Maaihoogte Image
Regelt de maaihoogte om het messenkooitoerental te bepalen.
Toerental voorste messenkooi Image
De berekende toerentalstand van de voorste messenkooien. De messenkooien kunnen ook handmatig worden ingesteld.
Toerental achterste messenkooi Image
De berekende toerentalstand van de achterste messenkooien. De messenkooien kunnen ook handmatig worden ingesteld.
Energiezuinige modus Image
Als de Energiezuinige modus geactiveerd is, wordt het motortoerental tijdens het maaien verlaagd zodat de machine stiller en zuiniger werkt. Het toerental van de messenkooi verandert niet, maar de maaisnelheid neemt af als de maaistop niet overeenkomstig wordt aangepast.
Smart Power Image
Smart Power in- en uitschakelen.
Acceleratie Image
Lage, medium en hoge instellingen bepalen hoe snel de tractiesnelheid reageert wanneer u het tractiepedaal indrukt.
Machine
Menu-item
Beschrijving
Model
Het modelnummer van de machine.
Serienummer
Het serienummer van de machine.
Softwareversie
De softwareversie van de hoofdcontroller.
Softwareversie InfoCenter Image
De softwareversie van het InfoCenter.
Toegang tot runschermen
  1. Druk in het Hoofdmenu op de rechter navigatieknop om naar het primaire runscherm te gaan dat het brandstofpeil en de koelvloeistoftemperatuur weergeeft.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om te scrollen naar het secundaire runscherm dat het brandstofpeil, de koelvloeistoftemperatuur, de bedrijfsuren, de accuspanning en toerentallen weergeeft.
Beveiligde menu's
In Instellingen van het display kunt u configuratie-instellingen voor de bediening veranderen. Gebruik het beveiligde menu om deze instellingen te vergrendelen.
Opmerking: Bij levering van de machine is de oorspronkelijke code geprogrammeerd door uw distributeur.
Toegang tot de beveiligde menu's
Opmerking: De standaard pincode van de machine is 0000 of 1234.
Als u de pincode heeft gewijzigd en vergeten bent, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor hulp.
    Graphic
    G471349s
  1. In hetHoofdmenu scrolt u naar beneden naar Instellingen en drukt u op de selectieknop.
  2. Graphic
    G471350s
  3. Scrol in Instellingen naar Pincode invoeren en druk op de selectieknop .
  4. Om de pincode in te voeren, drukt u op de navigatieknoppen omhoog/omlaag tot het eerste gewenste cijfer verschijnt. Druk dan op de rechter navigatieknop om naar het volgende cijfer te gaan. Herhaal deze stap tot het laatste cijfer ingevoerd is.
  5. Druk op de selectieknop .
    Opmerking: Als het display de pincode accepteert en het beveiligde menu ontgrendeld is verschijnt het woord “PIN�? in de rechter bovenhoek van het scherm.
  6. Om het beveiligd menu weer te vergrendelen draait u de contactschakelaar naar Uit stand en dan naar de Aan stand.
De instellingen van het beveiligde menu weergeven en veranderen
  1. Scrol in Instellingen, naar beneden naar Instellingen beveiligen .
  2. Om de instellingen te bekijken en veranderen zonder een pincode in te voeren, zet u met de selectieknop Instellingen beveiligen op Image (Uit).
  3. Om de instellingen te bekijken en te veranderen met een pincode, stelt u met de selectieknop Instellingen beveiligen in op Image (Aan). Stel vervolgens de pincode in, en draai het contactsleuteltje Uit en daarna weer Aan.
De timer Onderhoud vereistinstellen
De timer onderhoud vereistzet het aantal uur tot het volgende vereiste onderhoud op nul nadat een geplande onderhoudsprocedure is uitgevoerd.
  1. Scrol in Instellingen naar Pincode invoeren en druk op de selectieknop.
  2. Voer de pincode in; zie Toegang tot de beveiligde menu's.
  3. In Onderhoud - service navigeert u naar Uren en drukt u op de selectieknop.
  4. Scrol naar beneden naar Onderhoud vereist.
    Opmerking: Als onderhoud vereist is, verschijnt Nu naast Onderhoud vereist.
  5. Markeer het onderhoudsinterval en druk op de selectieknop.
    Opmerking: Het onderhoudsinterval (250 uur, 500 uur, enz.) bevindt zich naast Onderhoud vereist.
    Onderhoudsinterval is een item in het beveiligde menu.
  6. Wanneer het scherm Timer voor onderhoud resetten? Verschijnt, drukt u op de selectieknop voor Ja of op de zwarte knop voor Nee.
  7. Nadat u Ja hebt geselecteerd, wordt het intervalscherm gewist en gaat u terug naar de selecties van Service Hours (Bedrijfsuren).
Het aantal messen instellen
  1. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u de functie Aantal messen ziet.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om het aantal messen te wijzigen; u kunt kiezen tussen 8 of 11.
De maaihoogte (HOC) instellen
  1. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u Maaihoogte ziet.
  2. Gebruik de linker en rechter navigatieknop om de HOC-instelling te selecteren die overeenkomt met de basisinstelling van de maai-eenheden. Als de gewenste instelling niet wordt weergegeven, kies dan de HOC-instelling uit de lijst die deze het dichtst benadert.
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien instellen
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien worden berekend aan de hand van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte-instelling in het InfoCenter display. U kunt de instelling echter handmatig aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden.
  1. Om het toerental van de messenkooien te wijzigen, scrolt u naar beneden tot u V messenkooi tpm, A messenkooi tpm of beide ziet.
  2. Druk op de rechterknop om het toerental te veranderen. Als u de toerentalinstelling wijzigt, zal het display het toerental berekend op basis van de vorige instellingen van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte blijven weergeven; u zult echter ook de nieuwe waarde zien.
De maximale toegestane maaisnelheid instellen
De geselecteerde instelling wordt weergegeven als een X op de staafgrafiek van de tractiesnelheid samen met de instellingen voor de cruisecontrol en de pedaalaanslag. Een X in een staaf geeft aan dat de maximale snelheid beperkt is door de supervisor.
Opmerking: Deze instelling wordt bewaard in het geheugen en toegepast op de tractiesnelheid tot u ze verandert.
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Maaisnelheid ziet.
  2. Gebruik de linker en de rechter navigatieknop om de maximale maaisnelheid te verhogen en te verlagen in stappen van 0,8 km/h tussen 1,6 en 12,9 km/h.
De maximale toegestane transportsnelheid instellen
De geselecteerde instelling wordt weergegeven als een X op de staafgrafiek van de tractiesnelheid samen met de instellingen voor cruisecontrol en de pedaalaanslag. Een X in een staaf geeft aan dat de maximale snelheid beperkt is door de supervisor.
Opmerking: Deze instelling wordt bewaard in het geheugen en toegepast op de tractiesnelheid tot u ze verandert.
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Transportsnelheid ziet.
  2. Gebruik de linker en de rechter navigatieknop om de maximale transportsnelheid te verhogen en te verlagen in stappen van 0,8 km/h tussen 8,0 en 16,0 km/h.
Smart Power in-/uitschakelen
  1. Scrol in instellingen, naar beneden naar Smart Power.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om tussen Aan en Uit te schakelen.
De acceleratiemodus instellen
  1. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Acceleratie ziet.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om tussen laag, medium en hoog te schakelen.
Het menu Technician openen
Opmerking: Als dit u beter uitkomt, kunt u een geparkeerde regeneratie uitvoeren voordat de roetbelasting 100% bereikt, op voorwaarde dat de motor meer dan 50 uur heeft gedraaid sinds de vorige geslaagde reset, geparkeerde of herstel regeneratie.
Gebruik het menu Technician om de huidige regeneratie-instelling van de motor en het huidige roetniveau te zien.
  1. Scrol in Instellingen naar DPF-regeneratie en druk op de selectieknop.
  2. Graphic
    G484116s
  3. In DPF-regeneratie scrolt u naar beneden naar Technician en drukt u op de selectieknop.
De hydrostatische remweg controleren
Opmerking: Deze machine remt dynamisch en stopt wanneer u het tractiepedaal in de neutraalstand zet.
Opmerking: Voor een soepele vertraging gebruikt u uw voet om het tractiepedaal langzaam terug te brengen naar de neutraalstand. Haal uw voet niet van het pedaal en laat het pedaal niet terugschieten naar de neutraalstand tenzij u van plan bent snel te stoppen.
  1. Breng de machine in ongeveer 3.7 m volledig tot stilstand met de maximale transportsnelheid van 16 km/h.
  2. Markeer het begin en einde van 3,7 m op een vlak, droog wegdek.
  3. Rijd de machine met de maximale transportsnelheid en haal uw voet van het pedaal bij het begin van de 3,7 m.
  4. Controleer of de machine binnen 0,6 m van de eindmarkering (3,7 m) tot stilstand komt.
  5. Neem contact op met uw Toro distributeur als de stopafstand van de machine niet binnen 0,6 m van deze afstand ligt.
Overzicht van snelheden bij achteruitrijden
Transportsnelheid achteruit
  • Als de maximale transportsnelheid die is ingesteld door de supervisor hoger is dan 8,0 km/h, is de maximale snelheid achteruit 8,0 km/h.
  • Als de maximale transportsnelheid die is ingesteld door de supervisor 8,0 km/h of lager is, dan is de maximale snelheid achteruit gelijk aan de transportsnelheid die is ingesteld door de supervisor.
Maaisnelheid achteruit
  • Als de maximale maaisnelheid die is ingesteld door de supervisor hoger is dan 6,4 km/h, is de maximale snelheid achteruit 6,4 km/h.
  • Als de maximale maaisnelheid die is ingesteld door de supervisor 6,4 km/h of lager is, dan is de maximale snelheid achteruit gelijk aan de maaisnelheid die is ingesteld door de supervisor.
Overzicht van de weergeven tractiesnelheden
De machine geeft de geschatte tractiesnelheden weer in kilometer per uur (km/h) of miles per uur (mph).
  • De momentane snelheid wordt weergeven in de linkerbovenhoek van schermen van cruisecontrol en de virtuele pedaalaanslag.
  • De tractiesnelheden worden geschat en zo gekalibreerd dat ze het accuraatst zijn bij 8,0 km/h tijdens het maaien. De weergegeven snelheden zijn accuraat wanneer ze 0,8 km/h boven of onder de weergegeven snelheid liggen tijdens het rijden op een droog, vlak wegdek.
  • Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als de waargenomen snelheden van de machine meer dan 2,4 km/h afwijken van de weergegeven snelheden.

Tijdens de werking

Overzicht van de gebruikseigenschappen van de machine
  • De machine heeft een gasbediening in de stijl van een auto die wordt geregeld door het tractiepedaal.
  • De machine heeft geen afzonderlijke gasklepschakelaar of gashendel.
  • Wanneer u uw voet van het tractiepedaal haalt, remt de machine dynamisch en komt ze tot stilstand.
  • De pedalen zijn geoptimaliseerd voor een snel en toch stabiel reactievermogen, waardoor u steeds de controle houdt op ruw terrein en tegelijk snel en soepel kan remmen.
  • Terwijl de machine wordt getransporteerd, zal het tractiepedaal werken zoals bij een auto en het motortoerental en de tractiesnelheid zal worden gewijzigd afhankelijk van de stand van het tractiepedaal.
  • Wanneer u maait, zal het motortoerental automatisch stijgen naar hoog stationair.
  • Als de motor zich in laag stationair bevindt, verhoogt het uitvoeren van een functie, zoals het opheffen van de maai-eenheden of het indrukken van het tractiepedaal, het motortoerental naar een minimale werksnelheid en wordt voldoende vermogen geleverd om de functie efficiënt uit te voeren.
  • De maximale snelheden die bepaald zijn in de instellingen van de met een PIN beveiligde menu's worden ingesteld door de leidinggevende om de maximale tractiesnelheid van de machine te beperken.
  • Het bereik van het tractiepedaal en de tractiesnelheid in cruisecontrol en bij pedaalaanslag zijn allemaal begrensd door de maximale snelheden die zijn ingesteld in het met een pincode beveiligde menu.
Gebruik van de machine
  • Als u een obstakel tegenkomt, moet u de maai-eenheden omhoogbrengen of er omheen maaien.
  • Wanneer u de machine tussen verschillende werkgebieden transporteert, moet u de aftakas uitschakelen en de maai-eenheden helemaal omhoogbrengen. Hierdoor kan het tractiepedaal werken zoals een auto.
  • Rijd altijd langzaam op oneffen terrein.
  • Schakel de machine nooit uit tijdens her berijden van de machine.
Het gebruik van de machine oefenen
Om vertrouwd te raken met de functies van de machine, moet u het gebruik van de machine oefenen.
  1. Breng de maai-eenheden omhoog, zet de parkeerrem vrij, druk het tractiepedaal in om vooruit te rijden in en rij voorzichtig naar een open terrein.
  2. U moet zich oefenen in het rijden met de machine omdat ze een hydrostatische transmissie heeft en haar functies kunnen verschillen van andere gazonmachines.
  3. Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in starten en stoppen van de machine. Om de machine te stoppen, haalt u uw voet van het tractiepedaal en laat u het terugkeren naar de Neutraalstand.
    Opmerking: Als u met de machine een helling afdaalt, kan het nodig zijn om de parkeerremschakelaar in te schakelen of het achteruitpedaal te gebruiken om te stoppen.
  4. Oefen met het ontwijken van obstakels met de maai-eenheden omhoog en omlaag. Wees voorzichtig als u tussen smalle objecten rijdt zodat u de machine of de maai-eenheden niet beschadigt.
Overzicht van het tractiepedaal
Graphic
G439020
Het tractiepedaal regelt de snelheid vooruit en achteruit van de machine en het dynamisch remmen wanneer u het pedaal laat terugkeren naar de neutraalstand.
  • De gasbediening werkt zoals in een auto - het motortoerental en de snelheid van de machine corresponderen met de beweging van het pedaal.
  • Terwijl de machine wordt getransporteerd, zal het tractiepedaal werken zoals bij een auto en het motortoerental en de tractiesnelheid zal worden gewijzigd afhankelijk van de stand van het tractiepedaal.
  • Terwijl u aan het maaien bent, stijgt de motor automatisch naar hoog stationair om de maaiprestatie te optimaliseren, en het tractiepedaal regelt enkel de tractiesnelheid.
  • Hoe verder u het pedaal naar voren of naar achteren duwt, hoe sneller de machine beweegt.
  • Om de machine soepel tot stilstand te brengen tijdens het transport of tijdens het maaien, kunt u uw voet gebruiken om het tractiepedaal met de gewenste snelheid te laten terugkeren naar neutraal.
  • Voor maximaal remvermogen haalt u uw voet van het tractiepedaal en laat u het naar neutraal terugkeren. De machine remt dynamisch en komt tot stilstand.
Met dit tractiesysteem kunt u de acceleratie-instellingen aanpassen met het oog op het comfort van de bestuurder en de terreinomstandigheden.
Overzicht van de functie virtuele pedaalaanslag (Virtual Pedal Stopof VPS)
Met de functie virtuele pedaalaanslag (VPS) kunt u tijdelijk een maximale tractiesnelheid instellen die lager is dan de met een wachtwoord beveiligde maximale tractiesnelheid van de supervisor.
Om tijdelijk de maximale snelheid van de machine in te stellen, duwt u het tractiepedaal volledig naar voren. U kunt een afzonderlijke snelheid instellen voor het maaibereik en het transportbereik.
  • Voor toegang tot deze functie drukt u op de navigatieknop omhoog of omlaag op het hoofdscherm.
    Opmerking: De functie keert terug naar de maximale snelheidsinstellingen van de supervisor wanneer de sleutel naar de uit-stand wordt gedraaid.
    Graphic
    G462150s
    1. Geeft de maximale tractiesnelheid aan (pedaalaanslag)
    2. Deze snelheid is vergrendeld via het menu dat beveiligd is met een pincode.
  • Met deze functie kunt u snelheden instellen die voor u comfortabel voelen of deze aanpassen aan het beoogde gebruik van de machine.
  • Telkens wanneer de maximale tractiesnelheid wordt gewijzigd via de maximale snelheidsinstellingen van de supervisor of de virtuele pedaalaanslag, wordt het tractiepedaal automatisch geherprogrammeerd om de volledige pedaalslag te gebruiken tussen neutraal en de nieuwe maximale snelheid. Dit betekent dat de bestuurder een nauwkeurigere controle krijgt over de tractiesnelheid bij lagere instellingen van de maximale snelheid.
Tips voor het gebruiken van de virtuele pedaalaanslag (VPS)
  • Stel de maximale snelheid tijdelijk lager in voor het maaien van de onderhoudswerkgang op de fairway.
  • Stel de maximale snelheid tijdelijk lager in voor betere controle bij het werken in of nabij de werkplaats.
  • Stel de maximale snelheid tijdelijk lager in voor een betere controle bij het laden van de machine op een aanhanger.
Cruisecontrol
Bediening van cruisecontrol
Graphic
G439038.svg
Met de schakelaar van de cruisecontrol vergrendelt u de machine in cruisecontrol zodat de gewenste grondsnelheid behouden wordt. Druk op de achterzijde van de schakelaar om de cruisecontrol uit te schakelen. Met de middelste stand van de schakelaar wordt de cruisecontrol ingeschakeld en met de voorzijde van de schakelaar kan de gewenste rijsnelheid worden ingesteld.
Nadat u de schakelaar van de cruisecontrol hebt ingeschakeld en de snelheid hebt ingesteld, kunt u in het InfoCenter display de snelheid van de cruisecontrol instellen.
Doe het volgende om de cruisecontrol uit te schakelen:
  • In het transportbereik drukt u op het tractiepedaal voor achteruit, haalt u de parkeerrem aan of zet u de schakelaar van de cruisecontrol naar de stand Uit.
  • In het maaibereik drukt u op het tractiepedaal voor achteruit, haalt u de parkeerrem aan, schakelt u de aftakas uit of zet u de schakelaar van de cruisecontrol naar de stand Uit.
    Opmerking: Als de cruisecontrol wordt uitgeschakeld, remt de machine dynamisch en komt tot stilstand. Als u de cruisecontrol wilt uitschakelen maar wilt blijven rijden, drukt u het tractiepedaal in en schakelt dan de cruisecontrol uit voor een soepele overgang van cruisecontrol naar handmatige snelheidsregeling.
De cruisecontrolsnelheid instellen
  1. Schakel de schakelaar van de cruisecontrol in op het bedieningspaneel.
  2. Gebruik het InfoCenter display om de snelheidsinstelling van de cruisecontrol aan te passen.
    Graphic
    G462143s
    1. Geeft de snelheid van de cruisecontrol aan
    2. Geeft de maximale tractiesnelheid aan (pedaalaanslag)
    3. Deze snelheid is vergrendeld via het menu dat beveiligd is met een pincode.
Tips voor het gebruik van de cruisecontrol
  • Stel een cruisesnelheid in voor lange afstanden zonder veel obstakels.
  • Gebruik het InfoCenter display om de snelheid te regelen op ruw terrein.
  • Gebruik de cruisecontrol als volgt voor te keren:
    1. Stel tijdens het maaien een veilige, comfortabele snelheid in voor het keren aan het einde van de maaiwerkgangen.
    2. Trap het tractiepedaal in om de snelheid te verhogen voor het maaien tijdens de maaiwerkgang.
    3. Haal uw voet van het pedaal wanneer u keert voor de volgende maaiwerkgang.
    4. De machine zal vertragen naar de lage cruisecontrolinstelling, waardoor u efficiënt kunt keren met een constante snelheid.
    5. Nadat u gekeerd bent, gebruikt u het tractiepedaal om de machinesnelheid weer te verhogen voor de volgende maaiwerkgang.
Overzicht van de acceleratiemodus
Deze functie bepaalt hoe snel de machine van tractiesnelheid verandert wanneer het tractiepedaal niet in de neutraalstand staat.
Opmerking: Als u uw voet van het tractiepedaal haalt en het laat terugkeren naar de Neutraalstand terwijl de machine rijdt, wordt het remprofiel ingeschakeld. Het remprofiel is altijd hetzelfde en kan niet worden aangepast door de acceleratiemodus.
Ga naar de beveiligde menu's op het InfoCenter display om de acceleratiemodus te wijzigen. De acceleratiemodus heeft de volgende 3 standen:
  • Laag - minst agressieve acceleratie en vertraging
  • Medium (standaard) middelmatig snelle acceleratie en vertraging
  • Hoog - meest agressieve acceleratie en vertraging
Overzicht van de opwarmmodus
Wanneer de machine bij koud weer wordt gestart, beperkt de opwarmmodus het motortoerental tot laag stationair gedurende een korte periode nadat de motor is gestart, om mogelijke schade aan onderdelen door het gebruik van de machine met koude olie te voorkomen.
Een sneeuwvlokpictogram Image op het display geeft aan wanneer de opwarmmodus actief is. Gebruik de machine pas na de opwarmperiode.
Overzicht van Toro Smart Power
Dankzij Smart Power hoeft de bestuurder het toerental niet in de gaten te houden bij zware belasting. Smart Power voorkomt dat de motor te zwaar belast wordt in zware maaiomstandigheden door de machinesnelheid automatisch te regelen en de maaiprestaties te optimaliseren.
Opmerking: De Smart Power functie is standaard ingeschakeld.
Starten van de motor
Belangrijk  
Het brandstofsysteem wordt automatisch ontlucht voordat u de motor start als u deze voor de eerste keer start, als de motor is afgeslagen omdat de brandstof op was, of als er onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofsysteem zijn uitgevoerd.
 
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, gebruik het tractiepedaal niet (zo staat de machine in neutraal), haal de parkeerrem aan en zorg ervoor dat de aftakas niet ingeschakeld is.
  2. Draai de sleutel op Aan/Voorgloeien.
    Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor 6 seconden wordt voorverwarmd.
  3. Wanneer de gloeibougies zijn voorverwarmd, draait u het sleuteltje naar de stand Start.
    Opmerking: Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig.
  4. Laat de motor op een laag stationair toerental lopen totdat deze is opgewarmd.
De motor afzetten
  1. Zet alle bedieningsorganen in de Neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en laat de motor op een laag stationair toerental lopen.
  2. Draai het sleuteltje op Uit en haal het uit het contact.
De gazoncompensatieveer afstellen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
Belangrijk  
Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de grond.
 
    Graphic
    G411638
  1. Monteer de R-pen in de achterste opening in de veerstang .
  2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 12,7 cm bedraagt op de maaidekken van 12,7 cm of 15,9 cm op de maaidekken van 17,8 cm.
    Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 12,7 mm korter zijn. Dit maakt de grondvolgprestaties iets kleiner.
Gras maaien met de machine
  1. Schakel de parkeerrem uit, schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheden omhoog.
  2. Rijd de machine naar het maaigebied.
  3. Parkeer de machine ongeveer 6 meter verwijderd van de fairway, in de richting die u wilt maaien.
  4. Breng de maai-eenheden helemaal omlaag met de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen.
  5. Schakel de aftakas in.
    Opmerking: De maai-eenheden zullen niet starten.
    Opmerking: Het motortoerental stijgt automatisch naar hoog stationair wanneer u de maai-eenheden omlaagbrengt en de aftakasschakelaar activeert.
  6. Druk de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen naar achteren om de maai-eenheden omhoog te brengen naar de keerstand.
    Opmerking: Wanneer u drukt op de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen zonder deze ingedrukt te houden, worden de maai-eenheden omhooggebracht naar de keerstand en wordt de rotatie van de messenkooien gestopt tot de maai-eenheden worden omlaaggebracht.
  7. Gebruik het tractiepedaal en rijd traag naar het maaigebied.
  8. Zodra u de rand van het maaigebied bereikt om te beginnen maaien, brengt u de maai-eenheden omlaag met de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen.
    Opmerking: Oefen om ervoor te zorgen dat de maai-eenheden niet te vroeg omlaag worden gebracht of een onbedoeld gebied maaien.
  9. Voltooi de werkgang.
  10. Wanneer u de tegenoverliggende rand van de fairway nadert (voordat u de rand van het maaigebied bereikt), drukt u de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen naar achteren om de maai-eenheden omhoog te brengen naar de keerstand.
  11. Maak een druppelvormige bocht om de machine snel voor de volgende baan uit te lijnen.
  12. Druk op de bedieningshendel voor omhoog-/omlaagbrengen) om de maai-eenheden automatisch omlaag te brengen van de keerstand en ga verder met maaien.
  13. Nadat u het gewenste gebied hebt gemaaid, volgt u de perimeter van het gebied om de onderhoudswerkgang te voltooien. Dit zal ervoor zorgen dat al het gras langs de rand van de fairway waar de maai-eenheden werden omhoog-en omlaaggebracht gelijkmatig wordt gemaaid.
    Opmerking: Gebruik de virtuele pedaalaanslag (VPS) om tijdelijk een lagere maximale snelheid in te stellen voor een betere controle tijdens het voltooien van de onderhoudswerkgang.
Het dieselpartikelfilter en regeneratie
Het dieselpartikelfilter (DPF) verwijdert roet uit de uitlaat.
Bij het DPF-regeneratieproces wordt warmte van de motor verhit door de katalysator om roetafzetting om te zetten in as.
Om het DPF schoon te houden, dient u het volgende in acht te nemen:
  • Laat de motor indien mogelijk op vol toerental lopen om de zelfreiniging van het DPF te begunstigen.
  • Gebruik de juiste motorolie.
  • Laat de motor zo weinig mogelijk stationair draaien.
  • Gebruik alleen diesel met ultralaag zwavelgehalte.
Houd bij het gebruik en onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF. Een motor onder belasting zorgt doorgaans voor een voldoende hoge uitlaattemperatuur voor DPF-regeneratie.
Belangrijk  
Laat de motor zo weinig mogelijk stationair of bij laag motortoerental draaien om de roetafzetting in het DPF te beperken.
 
Opgelet
De uitlaattemperatuur is hoog (ongeveer 600 °C) tijdens de regeneratie van het DPF. De hete uitlaatgassen kunnen gevaar opleveren voor u of anderen.
  • Laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte.
  • Zorg dat er zich geen ontvlambare materialen in de buurt van het uitlaatsysteem bevinden.
  • Zorg dat hete uitlaatgassen geen oppervlakken raken die beschadigd kunnen worden door hitte.
  • Raak onderdelen van een heet uitlaatsysteem niet aan.
  • Blijf niet in de buurt van de uitlaat van de machine staan.
 
De pictogrammen van het regeneratieproces
Pictogram Betekenis van pictogram
Image
Een geparkeerde of herstelregeneratie wordt gevraagd.
Voer de regeneratie onmiddellijk uit.
 
Image
Een regeneratie wordt bevestigd en het verzoek wordt verwerkt.
Image
Een regeneratie is bezig en de uitlaattemperatuur is hoger.
Image
Defect van besturingssysteem van stikstofdioxide; de machine heeft onderhoud nodig.
Soorten DPF-regeneratie
DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is:
Soort regeneratie Omstandigheden die DPF-regeneratie veroorzaken Beschrijving van de DPF-regeneratie
Passief
Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting
  • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie.
  • Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as.
Ondersteund
Doet zich voor door laag motortoerental, lage motorbelasting of nadat de computer heeft gedetecteerd dat het dieselpartikelfilter verstopt raakt met roet
  • Het InfoCenter geeft geen pictogram weer dat ondersteunde regeneratie aanduidt.
  • Tijdens ondersteunde regeneratie past de computer van de motor de instellingen van de motor aan om de uitlaattemperatuur te verhogen.
Reset
Eens om de 100 bedrijfsuren
Doet zich ook voor als de motor tijdens bedrijf de toegelaten hoeveelheid roetafzetting in het filter overschrijdt.
  • Wanneer het pictogram hoge uitlaattemperatuur Image wordt weergegeven op het InfoCenter, wordt een regeneratie uitgevoerd.
  • Tijdens reset regeneratie houdt de computer van de motor een hoger toerental aan om de regeneratie van het filter te waarborgen.
 
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd:
Soort regeneratie Omstandigheden die DPF-regeneratie veroorzaken Beschrijving van de DPF-regeneratie
Geparkeerd
Doet zich voor omdat de computer detecteert dat de automatische DPF-reiniging niet volstond.
Doet zich ook voor wanneer u een geparkeerde regeneratie start.
Kan zich voordoen omdat de Inhibit Regen (regeneratie verhinderd) geactiveerd werd en de automatische DPF-reiniging heeft verhinderd.
Kan veroorzaakt worden door de verkeerde brandstof of motorolie te gebruiken
  • Wanneer het pictogram reset-stand-by/geparkeerde of herstelregeneratie Image verschijnt, wordt regeneratie gevraagd.
  • Voer de geparkeerde regeneratie zo snel mogelijk uit om een herstel regeneratie te voorkomen.
  • Geparkeerde regeneratie duurt 30 tot 60 minuten.
  • De brandstoftank moet minstens ¼ gevuld zijn.
  • U moet de machine parkeren voor een geparkeerde regeneratie.
 
Herstel
Doet zich voor omdat de vraag om een geparkeerde regeneratie genegeerd werd en het DPF ernstig verstopt kan raken.
  • Wanneer het pictogram reset-stand-by/geparkeerde of herstelregeneratie Image verschijnt, wordt herstelregeneratie gevraagd.
  • Herstel regeneratie kan tot 3 uur duren.
  • De brandstoftank van de machine moet minstens ½ vol zijn.
  • U moet de machine parkeren voor een herstel regeneratie.
De menus DPF Regeneration gebruiken
Naar de menus DPF Regeneration gaan
    Graphic
    G483678s
  1. Scrol in het Hoofdmenu naar beneden naar Onderhoud - Service en druk op de selectieknop.
  2. Scrol in Onderhoud naar DPF-regeneratie en druk op de selectieknop.
  3. Selecteer de gewenste regeneratiefunctie.
Tijd sinds vorige regeneratie
    Graphic
    G483679s
  1. Open het menu DPF-regeneratie en scrol naar Last Regen.
  2. Selecteer de optie Last Regen.
  3. In het veld Last Regen ziet u hoeveel uur de motor heeft gelopen sinds de vorige reset, geparkeerde of herstel regeneratie.
  4. Selecteer de knop terug om terug te gaan naar het menu DPF-regeneratie.
Inhibit Regen instellen
Uitsluitend reset regeneratie
Een reset regeneratie leidt tot hogere temperatuur van de uitlaatgassen. Als u de machine gebruikt nabij bomen, struiken, hoog gras of andere temperatuurgevoelige planten of materialen, kunt u de instelling Inhibit Regen gebruiken om te verhinderen dat de computer van de motor een reset regeneratie uitvoert.
Opmerking: De optie Inhibit Regen wordt altijd gebruikt wanneer onderhoud aan de machine wordt uitgevoerd in een afgesloten ruimte.
Opmerking: Als u het InfoCenter vraagt om regeneratie te verhinderen, zal het InfoCenter zolang de motor een reset regeneratie vraagt om de 15 minuten een melding weergeven.
Belangrijk  
Wanneer u de motor uitschakelt en weer start, schakelt de instelling Inhibit Regen naar Uit.
 
  1. Open het menu DPF-regeneratie en scrol omlaag naar Inhibit Regen.
  2. Selecteer de optie Inhibit Regen.
  3. Wijzig de instelling voor Inhibit Regen van Uit naar Aan.
Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie
  1. Verzeker dat de machine voldoende brandstof in de tank heeft voor de betreffende regeneratie:
    • Geparkeerde regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie
    • Herstel regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ½ vol is voor herstel regeneratie
  2. Rij de machine naar buiten op een plaats vrij van ontvlambare materialen of voorwerpen die beschadigd kunnen worden door hitte.
  3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet alle bedieningsorganen in de Neutraalstand, schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheden omlaag.
  4. Stel de parkeerrem in werking en laat de motor op een laag stationair toerental lopen.
Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren
Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie vraagt, volg dan de instructies in de berichten van het InfoCenter.
Belangrijk  
De computer van de machine annuleert de DPF-regeneratie als u het laag stationaire toerental verhoogt of de parkeerrem vrijzet.
 
  1. Scrol in het menu DPF-regeneratie omlaag naar Parked Regen of Recovery Regen.
  2. Selecteer de optie Parked Regen of Recovery Regen.
    Opmerking: Om een herstelregeneratie te starten, moet u de juiste pincode invoeren.
  3. Controleer in het scherm Regen Parameters of de brandstoftank minstens 1/4 vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie. Controleer of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat. Druk op de selectieknop om verder te gaan.
  4. Druk in het scherm Initiate DPF Regen op de knop volgende om verder te gaan.
  5. Het InfoCenter toont de boodschap Initiating DPF Regen.
    Opmerking: Druk indien nodig op het pictogram annulerenom de regeneratie te annuleren.
  6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren.
  7. Het InfoCenter toont het hoofdscherm en het pictogram regeneratie toegestaanImage.
    Opmerking: Terwijl de DPF-regeneratie bezig is, wordt het pictogram hoge uitlaattemperatuur Image weergegeven in het InfoCenter.
  8. Wanneer de computer van de motor een geparkeerde of herstelregeneratie voltooid heeft, verschijnt een melding op het InfoCenter. Druk op gelijk welke knop om het hoofdscherm te verlaten.
    Opmerking: Als de regeneratie niet kan worden voltooid, volg dan de instructies van de melding en druk op om het even welke knop om het scherm te verlaten en naar het hoofdscherm te gaan.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren
Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een geparkeerde of herstelregeneratie in uitvoering afbreken.
    Graphic
    G483825s
  1. Scrol in het menu DPF-regeneratie naar Parked Regen of Recovery Regen.
  2. Druk op de selectieknop om een geparkeerde regeneratie of herstelregeneratie te annuleren.
Tegendruk van de hefarm afstellen
Achterste maai-eenheden
Opgelet
Deze veren staan onder spanning, het verstellen kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
Wees voorzichtig bij het instellen van de veren.
 
Stel de tegendruk op de achterste maai-eenheden in om de machine aan te passen aan de toestand van de grasmaten, en om ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan.
Stel de tegendruk van elke torsieveer in op 1 van de 4 instellingen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op de maai-eenheid met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand. De veren kunnen op de achterkant van de eerste actuator van de veer worden geplaatst om alle tegendruk op te heffen (vierde stand).
Opmerking: Om alle tegendruk weg te halen, plaatst u het lange been van de torsieveer boven de kraagbout.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
  2. Graphic
    G402848
  3. Steek de veer van het tegengewicht met het lange uiteinde in een buis of gelijkaardig voorwerp, en draai de veer rond de kraagbout in de gewenste stand.
  4. Herhaal stap 2 voor de andere veer van het tegengewicht.
De draaistand van de hefarm instellen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
  2. Graphic
    G439043
  3. Zoek de schakelaar van de hefarm onder de hydraulische tank, aan de binnenkant van de hefarm van maai-eenheid 5.
  4. Graphic
    G439054
  5. Draai de contramoer los waarmee de schakelaar van de hefarm bevestigd is aan de schakelaarplaat .
  6. Stel de schakelaar van de hefarm als volgt af:
    • De omkeerhoogte van de hefarm verhogen doet u door de schakelaar naar beneden te zetten.
    • De omkeerhoogte van de hefarm verlagen doet u door de schakelaar naar boven te zetten.
    Belangrijk  
    Behoud een elektrodenafstand van 1,0 tot 2,5 mm tussen de schakelaar en de hefarmtrekker. Het ledlampje op de schakelaar bevestigt de goede werking van de schakelaar.
     
  7. Draai de contramoeren vast met een torsie van 20 +/- 2 Nm.
    Belangrijk  
    Draai de contramoeren niet te vast; anders kunt u de sensor beschadigen.
     
Toerental van de messenkooien instellen
Belangrijk  
Het is belangrijk dat het juiste messenkooitoerental wordt gebruikt voor uw maaitoepassing.
  • Een messenkooitoerental dat te laag is, kan resulteren in een golfpatroon in het gazon, ook bekend als maaisporen of bobbing'. Als u dit vaststelt, probeer dan het messenkooitoerental te verhogen of de maaisnelheid te verlagen.
  • Een messenkooitoerental dat te hoog is, kan resulteren is schade aan het gazon en/of vroegtijdige slijtage van de messenkooien, ondermessen en andere mechanische onderdelen.
 
Doe het volgende om het messenkooitoerental handmatig in te stellen:
  1. In Machine-instellingen kiest u het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte zodat het juiste messenkooitoerental wordt berekend.
  2. Als verdere afstelling nodig is, kunt u in Machine-instellingen naar beneden scrollen tot u Toerental van de voorste messenkooi, Toerental van de achterste messenkooi of beide ziet.
  3. Druk op de rechter navigatieknop om het toerental te veranderen. Als de toerentalinstelling wordt gewijzigd, zal het display het toerental berekend op basis van de instellingen van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte blijven weergeven; u zult echter ook de nieuwe waarde zien.
    Opmerking: U kunt het toerental van de messenkooien verhogen of verlagen om veranderingen in de gazonomstandigheden te compenseren.
Tabel met toerentallen voor messenkooien van 127 mm
Graphic
G439055
Tabel met toerentallen voor messenkooien van 178 mm
Graphic
G439056
Overzicht van de controlelampjes
Graphic
G461477
  1. Controlelampje
  • Knipperend rood - actieve fout
  • Ononderbroken rood - actieve melding
  • Ononderbroken blauw - kalibratie-/dialoogberichten
  • Ononderbroken groen - normale werking
Tips voor bediening en gebruik
Waarschuwingssysteem - overzicht
Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt.
Overzicht van de maaipatronen
Dit is de meest efficiënte methode om golvingen te voorkomen.
Verander het maaipatroon vaak om te vermijden dat het maairesultaat onvolmaaktheden vertoont die te wijten zijn aan herhaald maaien in één richting.
De juiste maaitechnieken
  • Om in een professioneel recht patroon en in banen te kunnen maaien zoals voor sommige werkzaamheden is vereist, moet u een boom of een ander object in de verte uitkiezen en recht daarop af rijden.
  • Houd de messenkooien en ondermessen scherp.
  • Behoud de juiste afstand tussen messenkooi en ondermes. Zorg voor licht contact.
  • Volg de 1/3 regel (maai telkens niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af).
  • Stel het messenkooitoerental en de tractiesnelheid in om de gewenste maailengte te verkrijgen.
  • Wanneer u in natte omstandigheden maait, opent u het achterscherm van de maai-eenheid.
Scalpen, in een cirkel maaien en verticuteren
  • Scalpen/in een cirkel maaien
    • Scalpen en in een cirkel maaien worden beschouwd als moeilijke toepassingen. Gebruik speciale messenkooien voor deze toepassingen.
    • Volg de 1/3 regel (maai telkens niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af).
  • Verticuteren
    • Voor verticuteerders van 13 cm: Stel de mesdiepte van de verticuteerder in op 0,3 cm of minder. Voor verticuteerders van 18 cm: Stel de mesdiepte van de verticuteerder in op 0,6 cm of minder.
    • Zorg ervoor dat de messen van de maai-eenheid scherp zijn, juist zijn afgesteld en dat geen enkel mes verbogen is. Botte en verbogen messen vragen meer vermogen.
    • Meer messen toevoegen om de mestussenruimte te verkleinen, verhoogt het vermogenverbruik.
  • Beste praktijken voor scalpen, in een cirkel maaien en verticuteren
    • Open de schermen van de achterste maai-eenheid.
    • De aanbevolen maximale maaisnelheid is 6 km/u.
    • Stel het messenkooitoerental in op instelling 6.
      Opmerking: Een hogere instelling van het messenkooitoerental resulteert in minder kracht. Bij het scalpen worden betere prestaties en efficiëntie bereikt bij een lagere instelling van het messenkooitoerental.
    • Gebruik de energiezuinige modus niet.
    • Gebruik het InfoCenter display om zowel de temperatuur van de motorkoelvloeistof als die van generator te monitoren.
    • Controleer het achterste radiateurscherm, het luchtfilter en het luchtinlaatscherm boven de radiateur regelmatig op opgehoopt maaisel.
    • Smart Power beperkt geleidelijk de maximale maaisnelheden naarmate de generator en de messenkooimotoren hun temperatuurlimieten naderen, waardoor de productiviteit wordt geoptimaliseerd door te voorkomen dat de onderdelen oververhit raken.
    • Als de motor, generator of messenkooimotoren oververhit raken, moet u de machine parkeren op een schaduwrijke plek met een goede luchtstroom om de onderdelen te laten afkoelen.
De machine onderhouden na het maaien
Voer na het maaien de volgende stappen uit:
  1. Spoel de machine grondig schoon met een tuinslang zonder spuitmond, zodat de afdichtingen en lagers niet worden beschadigd of verontreinigd raken als gevolg van een te hoge waterdruk.
  2. Zorg ervoor dat de radiateur en de oliekoeler vrij blijven van vuil en maaisel.
  3. Controleer de machine op eventuele lekken in het hydraulische systeem, beschadiging of slijtage van de hydraulische en mechanische onderdelen. Controleer tevens of de messen van de maaidekken scherp genoeg zijn.
De machine transporteren
Schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheden omhoog in deTransportstand. Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moeten de maai-eenheden zijn neergelaten tijdens het afdalen.

Na de werking

Locaties van bevestigingspunten

De machine transporteren

  1. Volg de onderstaande tips wanneer u de machine transporteert.
    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
    • Maak de machine stevig vast.

De machine duwen of slepen

In noodgevallen kan u de machine vooruit bewegen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen.
Belangrijk  
U mag de machine niet sneller dan 3 tot 4,8 km per uur duwen of slepen. Als u de machine met hogere snelheid duwt of sleept, kan de transmissie intern beschadigd worden.
De omloopkleppen moeten open zijn en de rem vrijgezet als u de machine duwt of sleept.
 
  1. Ontgrendel de stoelbasis en kantel de stoel open.
  2. Zoek de omloopkleppen onder de stoel en aan de bovenkant van de hydrostaat.
    Graphic
    G439099
  3. Draai de kleppen 3 slagen los om de olie inwendig om te laten leiden.
    Opmerking: Omdat de vloeistof wordt omgeleid, kan de machine worden voortbewogen zonder dat de transmissie wordt beschadigd.
  4. Zoek het verdeelstuk voor de remontgrendeling in de buurt van het rechter voorwiel en achter de hydraulische tank.
  5. Graphic
    G439110
  6. Steek er een buis of een gelijkaardig voorwerp in, houd de zwarte knop op het verdeelstuk ingedrukt en pomp drie keer op het verdeelstuk. Zodra er aanzienlijke weerstand is bij het pompen, wordt de rem losgelaten.
    Belangrijk  
    Pomp niet op het verdeelstuk als het niet gemakkelijk pompt. Er kan schade ontstaan als het verdeelstuk te veel wordt opgepompt.
     
    Opmerking: Zodra de druk in het verdeelstuk is opgebouwd, wordt de rem gedurende 60 minuten vrijgezet. Indien nodig kunt u na 60 minuten de rem opnieuw vrijzetten door op het verdeelstuk te pompen.
  7. Duw of sleep de machine.
  8. Stel de rem in werking door de zwarte knop uit te trekken of de motor te starten.
    Opmerking: De rem wordt automatisch teruggeschakeld wanneer u de motor start.
  9. Sluit de omloopkleppen. Draai de kleppen vast met een torsie van 11 N·m.
    Belangrijk  
    Zorg dat de omloopkleppen gesloten zijn voordat u de machine begint te gebruiken. Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, raakt de transmissie oververhit.
     
 
 
 
Onderhoud
 
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Belangrijk  
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor en de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoud
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Onderdeelnr.
Aantal
Beschrijving
Na het eerste bedrijfsuur
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Na de eerste 10 bedrijfsuren
-
-
-
-
-
-
-
-
-
127-2998
1
Riem van dynamo
Voor elk gebruik of dagelijks
-
-
-
-
-
-
-
-
-
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
Om de 50 bedrijfsuren
108-1190
1
Premium universeel vet (14 oz)
-
-
-
-
-
-
Om de 100 bedrijfsuren
-
-
-
127-2998
1
Riem van dynamo
Om de 250 bedrijfsuren
125-7025
1
Oliefilter
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Om de 400 bedrijfsuren
108-3252145-3810
1
Luchtfilterelement
125-2915
1
Waterfilter van het brandstofsysteem
125-8752
1
Brandstoffilter
-
-
-
Om de 800 bedrijfsuren
-
-
-
-
-
-
Ververs de hydraulische vloeistof (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof).
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
Vervang het retourfilter voor de hydraulische vloeistof en het laadfilter voor de hydraulische vloeistof (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof).
75-1310
1
Hydraulisch filter
94-2621
1
Hydraulisch filter
Smeer de lagers van de achterwielen (raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
108-1190
1
Premium universeel vet (14 oz)
Om de 1.000 bedrijfsuren
75-1310
1
Hydraulisch filter
94-2621
1
Hydraulisch filter
Om de 2.000 bedrijfsuren
Ververs de hydraulische vloeistof (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt).
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
Om de 6.000 bedrijfsuren
Demonteer, reinig en monteer het roetfilter van het DPF (raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Voorafgaand aan stalling
-
-
-
Om de 2 jaar
Spoel het koelsysteem spoelen en ververs de vloeistof van het koelsysteem (ga naar een erkende (service)dealer of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Vervang de hydraulische slangen (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Vervang de slangen van het koelsysteem (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Controlelijst voor dagelijks onderhoud
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item
Voor week van:
Ma.
Di.
Wo.
Do.
Vr.
Za.
Zo.
Werking van veiligheidssysteem controleren.
Werking van de remmen controleren.
Peil van de motorolie en brandstof controleren.
Brandstoffilter/waterafscheider aftappen.
Controleer de blokkage-indicator van het luchtfilter.
Radiateur en scherm controleren op vuil.
Controleren of motor ongewone geluiden maakt.1
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Peil van het hydraulische systeem controleren.
De indicator van het hydraulische filter controleren.2
Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren.
Controleren op lekkages.
Controleer de bandenspanning.
Werking van instrumenten controleren.
Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.
Maaihoogte-instelling controleren.
Controleren of de smeernippels moeten worden gesmeerd.3
Beschadigde lak bijwerken.
  1. De gloeibougie en de spuitstukken van de injector controleren als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt.
  2. Controleren met draaiende motor en met de olie op bedrijfstemperatuur
  3. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Belangrijk  
Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden
Controle uitgevoerd door:
Item
Datum
Informatie
1
   
2
   
3
   
4
   
5
   

Procedures voorafgaand aan het onderhoud

Vóór onderhoudswerkzaamheden
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, schakel de aftakas uit, laat de maai-eenheden neer en stel de parkeerrem in werking.
  2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de motor afkoelen.
De motorkap openen
    Graphic
    G437866
  1. Maak de 2 motorkapvergrendelingen los en draai de motorkap open.
De motorkap sluiten
    Graphic
    G437871
  1. Draai de motorkap voorzichtig dicht en zet deze vast met de 2 vergrendelingen .
Het scherm openen
    Graphic
    G437863
  1. Verwijder de kogelpen van de schermvergrendeling .
  2. Ontgrendel en open het scherm.
Het scherm sluiten
    Graphic
    G414734
  1. Sluit en vergrendel het scherm.
  2. Breng de kogelpen aan door de schermvergrendeling .
De stoel kantelen
    Graphic
    G443836
  1. Ontgrendel de stoelbasis .
  2. Kantel de stoel en de basis open .
  3. Ondersteun deze met de steunstangen .
De stoel laten zakken
  1. Draai de stoel lichtjes en til de voorste steunstang uit de vergrendeling van de sleuf van de stoelsteun.
  2. Laat de stoel voorzichtig neer tot hij stevig vergrendeld is.
Locatie opkrikpunten
Opmerking: Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
Gebruik de volgende punten als hefpunten voor de machine:
  • Voor - de krikbeugels van de buis van de vooras.
  • Achter - de buis van de achteras.
Graphic
G437877
  1. Voorzijde van de machine
  2. Krikbeugels (buis van vooras)
  3. Buis van achteras
  4. Achterkant van machine

Smering

Lagers en lagerbussen smeren
De machine heeft smeernippels die u regelmatig moet smeren. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven intervallen.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Smeer alle smeernippels van de machine met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Plaats van de smeernippels
Specificatie vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Pomp van aandrijfas (3)
Graphic
G452381
Cilinders van hefarm van maaidek (2 elk)
Draaipunten van hefarm (1 elk)
Graphic
G452355
Draagframe en draaipunt van maaidek (2 elk)
Graphic
G452356
Draaias van hefarm (1 elk)
Graphic
G452357
Draaipunt van asbesturing (1)
Graphic
G452379
Kogelverbindingen van stuurcilinder (2)
Graphic
G452380

Motor onderhouden

Luchtfilter controleren.
    Graphic
    G415048
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Controleer de onderhoudsindicator aan het uiteinde van de luchtfilterbehuizing.
  4. Graphic
    G414762
  5. Als er een rode band in de onderhoudsindicator verschijnt, moet u het luchtfilter vervangen.
  6. Knijp de stofuitlaatklep in.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
De luchtfilteronderhoud-indicator resetten
    Graphic
    G414765
  1. Als er een rode band op de onderhoudsindicator verschijnt, moet u op de resetknop aan het uiteinde van de indicator drukken.
  2. Sluit en vergrendel de motorkap.
Onderhoud van het luchtfilter
  • Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Gebruik geen beschadigd luchtfilter.
  • Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft. Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als u het filter verwijdert.
Belangrijk  
Zorg dat het deksel goed gemonteerd is en aansluit op de luchtfilterbehuizing. Richt de rubberen uitlaatklep naar beneden in een stand tussen ongeveer 5 tot 7 uur, gezien vanaf het uiteinde.
 
Graphic
G448875
Motorolietype
Type olie
Gebruik hoogwaardige motorolie met een laag asgehalte, die minstens aan de volgende specificaties voldoet:
  • APICJ-4 of hoger
  • ACEAE6
  • JASODH-2
Belangrijk  
Het gebruik van motorolie die niet voldoet aan API CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan leiden tot verstopping van het DPF of motorschade.
 
Gebruik motorolie met de volgende viscositeit:
  • Geprefereerde olie: SAE 15W-40 [-17°C]
  • Alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen)
Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30.
Carterinhoud
Ongeveer 5,2 liter met het filter
Het motoroliepeil controleren
Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koel is. Als de motor warm is, wacht dan 10 minuten voordat u het oliepeil controleert.
Belangrijk  
Controleer het motoroliepeil dagelijks. Als het peil van de motorolie boven de vol-markering op de peilstok reikt, kan de olie verdund zijn met brandstof.
In dat geval moet de olie vervangen worden.
 
Als het olieniveau op of onder de Bijvul-markering 'Add' op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de Vol-markering 'Full' te brengen. Giet niet te veel olie in de motor.
Belangrijk  
Zorg ervoor dat het motoroliepeil tussen de markeringen voor het minimum- en het maximumpeil op de peilstok staat. De motor kan defect raken als er te veel of te weinig olie in het carter is.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G437903
    Graphic
    G439123
  3. Open de motorkap.
  4. Controleer het motoroliepeil.
  5. Sluit en vergrendel de motorkap.
Motorolie verversen en filter vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G414766
    Graphic
    G437920
  3. Laat de olie uitlekken en vervang het filter.
    Belangrijk  
    Draai het filter niet te vast.
     
  4. Open de motorkap.
  5. Vul het carter met olie.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het brandstofsysteem

Deze Gebruikershandleiding bevat meer informatie over de brandstof en het onderhoud van het brandstofsysteem dan de gebruikershandleiding van de motor die algemene informatie bevat over de brandstof en het brandstofonderhoud.
Zorg ervoor dat u voldoende aandacht besteedt aan het onderhoud van het brandstofsysteem, de brandstofopslag en de brandstofkwaliteit om stilstand en grote reparaties aan de motor te voorkomen.
Het brandstofsysteem heeft zeer kleine toleranties vanwege de emissie- en controlevoorschriften. De kwaliteit en zuiverheid van de dieselbrandstof is veel belangrijker geworden voor de levensduur van moderne hogedruk common rail (HPCR) brandstofinjectiesystemen die voor dieselmotoren worden gebruikt.
Belangrijk  
Water of lucht in het brandstofsysteem zal uw motor beschadigen! Ga er niet van uit dat nieuwe brandstof schoon is. Zorg ervoor dat uw brandstof van een gerenommeerde leverancier komt, sla uw brandstof correct op en gebruik uw brandstofvoorraad binnen 180 dagen.
 
Belangrijk  
Als u de procedures voor het vervangen van het brandstoffilter, het onderhoud van het brandstofsysteem en de opslag van brandstof niet volgt, kan het brandstofsysteem van de motor voortijdig defect raken. Voer al het onderhoud aan het brandstofsysteem uit met de voorgeschreven intervallen of wanneer de brandstof vervuild is of de kwaliteit ervan slecht is.
 
Opslag van brandstof
De juiste opslag van brandstof is essentieel voor uw motor. Het goede onderhoud van de brandstofopslagtanks wordt vaak over het hoofd gezien en leidt tot vervuiling van de brandstof die aan de machine wordt geleverd.
  • Koop alleen de benodigde brandstof die u binnen 180 dagen zult verbruiken. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen. Hierdoor zal de brandstof geen water en andere verontreinigingen bevatten.
  • Als u het water niet uit de opslag- of brandstoftank van de machine verwijdert, kan dat roest of verontreinigingen in de opslagtank en de onderdelen van het brandstofsysteem veroorzaken. Het door schimmel, bacteriën of schimmel ontwikkelde tankslib beperkt de doorstroming en verstopt het filter en de brandstofinjectoren.
  • Inspecteer uw brandstofopslagtank en de brandstoftank van uw machine regelmatig om de kwaliteit van de brandstof in de tank te controleren.
  • Zorg ervoor dat uw brandstof afkomstig is van een gerenommeerde leverancier.
  • Als u water of verontreinigingen in uw opslag- of brandstoftank aantreft, werk dan samen met uw brandstofleverancier om het probleem te verhelpen en voer al het benodigde onderhoud aan het brandstofsysteem uit.
  • Bewaar geen diesel in tanks of jerrycans met verzinkte onderdelen.
Onderhoud van brandstof/waterafscheider
Water verwijderen uit de brandstof/waterafscheider
  1. Verwijder water uit de brandstof/waterafscheider zoals afgebeeld.
    Graphic
    G452998
  2. Voed het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp.
Het filter van de brandstof/waterafscheider vervangen
  1. Vervang het filter zoals getoond.
    Graphic
    G452996
  2. Voed het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp.
Onderhoud van het brandstoffilter
  1. Open de motorkap.
  2. Graphic
    G459375
  3. Reinig de omgeving van de brandstoffilterkop .
  4. Verwijder het filter .
  5. Reinig het bevestigingsoppervlak van de filterkop met een schone doek .
  6. Smeer de filterpakking met schone motorsmeerolie ; raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor meer informatie.
  7. Monteer de droge filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai vervolgens nog een halve slag verder .
  8. Start de motor en controleer op brandstoflekkage rond het filter en de filterkop.
    Opmerking: Herstel alle brandstoflekken.
  9. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  10. Sluit en vergrendel de motorkap.
Brandstof aftappen uit de brandstoftank
  1. Naast het genoemde onderhoudsinterval moet de tank ook worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer u de machine voor langere tijd gaat stallen. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen.
  2. Voed het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp.
Brandstofleidingen en -verbindingen controleren
  1. Inspecteer de brandstofleidingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
  2. Vervang versleten of beschadigde klemmen en slangen.
    Opmerking: Laat het brandstofsysteem voorvullen als u brandstofslangen vervangt.
Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter
  1. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF.
  2. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor vervangingsonderdelen of onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en het roetfilter.
  3. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor een reset van de ECU van de motor na montage van een schoon DPF.
Rooster van brandstofaanzuigbuis reinigen
De brandstofaanzuigbuis verwijderen
De brandstofaanzuigbuis bevindt zich in de brandstoftank en is voorzien van een rooster dat voorkomt dat er vuil in het brandstofsysteem komt. Verwijder de brandstofaanzuigbuis en reinig het rooster als dit nodig is.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G415055
  3. Verwijder de 5 schroeven waarmee de kap van de brandstofsensor is bevestigd aan de brandstoftank, en verwijder de kap.
  4. Graphic
    G415056
  5. Verwijder de connector met 2 contacten van de kabelboom van de brandstofsensor van de connector met 2 pinnen van de machinekabelboom .
  6. Graphic
    G415057
  7. Verplaats de klemmen waarmee de slangen zijn bevestigd aan de fittings van de brandstofsensor naar binnen en verwijder de slangen van de fittings.
  8. Graphic
    G415058
  9. Maak de dop van de brandstofsensor los.
  10. Til de brandstofsensor voorzichtig omhoog, weg van de tank.
    Opmerking: Buig de brandstofaanzuigbuis, de retourbuis of de arm van de vlotter niet.
De brandstofaanzuigbuis reinigen
    Graphic
    G415060
  1. Reinig het scherm aan het uiteinde van de brandstofaanzuigbuis.
  2. Graphic
    G415059
  3. Monteer de brandstofaanzuigbuis en de vlotter voorzichtig in de brandstoftank.
  4. Lijn de fittings voor de aanzuigbuis en retourbuis uit naar binnen.
  5. Draai de dop van de brandstofsensor vast op de brandstoftank.
  6. Graphic
    G415057
  7. Monteer de slang op de fittings van de brandstofsensor en bevestig de slangen met de klemmen aan de fittings.
  8. Graphic
    G415056
  9. Steek de connector van de kabelboom van de brandstofsensor in de connector van de machinekabelboom .
  10. Graphic
    G415055
  11. Monteer de kap van de brandstofsensor aan de brandstoftank met de 5 schroeven .
Brandstofsysteem gebruiksklaar maken
Het brandstofsysteem moet worden voorgevuld na de volgende werkzaamheden:
  • Het brandstoffilter vervangen.
  • De waterafscheider dagelijks legen of na elk gebruik.
  • Als de brandstof helemaal is opgeraakt.
  • Het vervangen van een brandstofslang of het openen van het brandstofsysteem om welke reden dan ook.
Het brandstofsysteem voorinspuiten doet u als volgt:
Belangrijk  
Gebruik de startmotor niet om de motor te laten draaien om het brandstofsysteem voor te vullen.
 
  1. Zorg dat er brandstof in de tank zit.
  2. Voer de volgende stappen uit om het filter en de leidingen naar de hogedrukpomp voor te vullen om slijtage of beschadiging van de pomp te voorkomen:
    1. Draai het contactsleuteltje 15 tot 20 seconden naar de stand Aan.
    2. Draai het contactsleuteltje 30 tot 40 seconden naar de stand Uit.
      Opmerking: Zo kan de ECU uitgeschakeld worden.
    3. Draai het contactsleuteltje 15 tot 20 seconden naar de stand Aan.
    4. Controleer op lekken rond het filter en de slangen.
    5. Start de motor en controleer of er lekken zijn.

Elektrisch systeem onderhouden

De elektrische kabels controleren
  1. Controleer de elektrische kabels op schade, slijtage, loszittende fittings, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
De accu afkoppelen
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden.
  • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
  • Draag een veiligheidsbril en rubberen handschoenen.
  • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het scherm.
  3. Graphic
    G416225
  4. Verwijder het deksel van de accubak door op de zijkanten van het accudeksel te drukken.
  5. Maak de minkabel van de accu los .
  6. Schuif de isolatorkap van de klem van de pluskabel van de accu en maak de pluskabel van de accu los.
De accu aansluiten
    Graphic
    G416226
  1. Sluit de pluskabel (rood) aan op de positieve (+) accupool.
  2. Sluit de minkabel (zwart) aan op de minpool (-) van de accu.
  3. Breng een dun laagje Grafo 112X-vet, Toro onderdeelnr. 505-47, aan op de accupolen en de klemmen van de accukabel.
  4. Schuif het rubberen kapje over de klem van de pluskabel van de accu.
  5. Monteer het deksel op de accu en steek hierbij de lipjes van het deksel in de sleuven in de accubak.
  6. Sluit en vergrendel het scherm.
De accu opladen
  1. De accu afkoppelen.
  2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen.
  3. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A.
  4. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen.
  5. De accu aansluiten.
Onderhoud van de accu
Opmerking: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het scherm.
  3. Controleer de conditie van de accu.
    Opmerking: Vervang een versleten of beschadigde accu.
  4. Koppel de accukabels af en verwijder de accu uit de machine.
  5. Maak de gehele accubehuizing schoon met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout) en water.
  6. Spoel de accubehuizing met schoon water.
  7. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan.
  8. Sluit en vergrendel het scherm.
Een 12 V zekering van de zekeringhouder vervangen
De zekeringhouder bevindt zich onder de stoel.
    Graphic
    G437962
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en kantel de stoel.
  3. Vervang de doorgebrande zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  4. Klap de stoel terug en vergrendel deze.
De TEC- zekering vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Graphic
    G439124
  4. Achteraan rechts van de motor: verwijder de dop van de lijnzekeringhouder .
  5. Vervang de gesprongen zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  6. Monteer de dop op de lijnzekeringhouder.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
De ECU-zekering vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Graphic
    G439128
  4. Achteraan rechts van de motor: verwijder de dop van de lijnzekeringhouder .
  5. Vervang de gesprongen zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  6. Monteer de dop op de lijnzekeringhouder.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.

Aandrijfsysteem onderhouden

De bandenspanning controleren
Waarschuwing
Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Dit kan leiden tot kantelen, met de dood of ernstig letsel tot gevolg.
Pomp de banden niet te zacht op.
 
Opmerking: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren.
  1. Meet de bandenspanning van elke band. De luchtdruk in de banden moet tussen 0,83 en 1,03 bar zijn.
  2. Indien nodig de banden oppompen of aflaten tot u 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi) meet.
De wielmoeren aandraaien.
  1. Draai de wielmoeren kruislings aan met 94 tot 122 Nm.
    Waarschuwing
    Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot ernstig letsel of de dood.
    Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie zijn aangedraaid.
     
De moeren van de asnaaf vastdraaien
  1. Draai de moeren van de voorasnaaf aan met een torsie van 407 tot 542 N·m.
  2. Als uw machine is uitgerust met CrossTrax® aandrijving op alle wielen, draait u de moeren van de achterasnaaf aan met een torsie van 366 tot 447 N·m.
Uitlijning van de achterwielen controleren
  1. Draai het stuurwiel om de achterwielen recht naar voren te laten wijzen.
  2. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  3. Meet op ashoogte de afstand hart-op-hart van het toespoor aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
    Opmerking: De afstelling van het toespoor van de achterwielen is correct als het verschil tussen de meting van de voorwielen en de meting van de achterwielen 6 mm of minder is.
    Graphic
    G416236
    1. Voorzijde van de tractie-eenheid
    2. 6 mm of minder dan bij de achterkant van de band
    3. Afstand hart-tot-hart
  4. Als het verschil groter is dan 6 mm, moet u het toespoor van de achterwielen afstellen.
Toespoor achterwielen afstellen
    Graphic
    G416237
  1. Draai de contramoeren aan de uiteinden van de trommel van de tractiestang los.
    Opmerking: Het uiteinde van de trekstang met de groef op de buitenkant heeft een linkse draad.
  2. Draai de trekstang. Gebruik hiervoor de inkeping voor de steeksleutel .
  3. Meet op ashoogte de afstand hart-op-hart van het toespoor aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
    Opmerking: De afstelling van het toespoor van de achterwielen is correct als het verschil tussen de meting van de voorwielen en de meting van de achterwielen 6 mm of minder is.
  4. Herhaal indien nodig stap 1 en 2.
  5. Draai de contramoeren vast.

Onderhoud van het koelsysteem

Aanbevolen koelvloeistof
Het koelvloeistofreservoir is in de fabriek gevuld met een 50/50 verhouding van water en ethyleenglycol extended life koelvloeistof.
Belangrijk  
Gebruik uitsluitend in de handel verkrijgbare koelvloeistoffen die voldoen aan de specificaties die worden genoemd in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
Gebruik geen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) in uw machine. Meng geen conventionele koelvloeistof met extended life koelvloeistof.
 
Tabel met type koelvloeistof
Ethyleenglycol vloeistoftype
Type corrosieremmer
Extended life antivries
Organisch-zuurinhibitortechnologie (OAT, Organic-acid technology)
Belangrijk  
Vertrouw niet op de kleur van de koelvloeistof om het verschil te bepalen tussen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) en extended life koelvloeistof.
Fabrikanten van koelvloeistof kunnen extended life koelvloeistof kleuren in een van de volgende kleuren: rood, roze, oranje, geel, blauw, groenblauw, violet en groen. Gebruik koelvloeistof die voldoet aan de specificaties in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
 
Normen voor extended life koelvloeistof
ATSM International
SAE International
D3306 en D4985
J1034, J814 en 1941
Belangrijk  
De koelvloeistofconcentratie dient een mengsel te zijn dat half uit water, half uit koelvloeistof bestaat.
 
  • Bij voorkeur: Wanneer u koelvloeistof van een concentraat mengt, meng het dan met gedestilleerd water.
  • Voorkeursoptie: Indien er geen gedestilleerd water beschikbaar is, moet u een vooraf gemengde koelvloeistof gebruiken in plaats van een concentraat.
  • Minimumvereiste: Indien er geen gedestilleerd water of vooraf gemengde koelvloeistof beschikbaar zijn, moet u geconcentreerde koelvloeistof mengen met schoon, drinkbaar water.
Inhoud van koelsysteem
Ongeveer 9,5 liter
Het koelvloeistofpeil controleren
Opgelet
Als de motor heeft gelopen kan hete koelvloeistof onder druk ontsnappen, wat zou kunnen leiden tot licht of middelmatig letsel.
  • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt.
  • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Controleer het koelvloeistofpeil in het reservoir.
    Opmerking: Het koelvloeistofpeil is correct als de koud-markering aan de zijkant van de tank staat wanneer de motor koud is, en de warm-markering wanneer de motor warm is.
    Graphic
    G452997
    1. Dop (reservoir koelvloeistof)
    2. Markering koelvloeistof warme motor
    3. Markering koelvloeistof koude motor
  4. Als het koelvloeistofpeil laag is, verwijdert u de dop van het koelvloeistofreservoir en voegt u de voorgeschreven koelvloeistof toe tot het peil zich aan de koud-markering bevindt (voor een koude motor) of de warm-markering (voor een warme motor).
    Opmerking: De expansietank voor de koelvloeistof niet te vol vullen.
  5. De dop voor het koelvloeistofreservoir monteren.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.
De slangen van het koelsysteem controleren
  1. Controleer de slangen van het koelsysteem op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het koelsysteem van de motor reinigen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Til de motorkap op.
  3. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt.
  4. Sluit en vergrendel de motorkap.
  5. Graphic
    G416241
  6. Maak de sluitingen van het achterscherm los en draai het achterscherm open.
  7. Graphic
    G416244
  8. Reinig beide zijden van de radiateur/oliekoeler grondig met perslucht.
  9. Sluit en vergrendel het scherm.

De riem onderhouden

Riem van dynamo spannen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Graphic
    G416990
  4. Controleer de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo door deze midden tussen de poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken.
    Opmerking: Bij een kracht van 44 N zou de riem 10 mm moeten bewegen.
  5. Als de speling niet correct is, voltooi dan de volgende procedure om de riem te spannen:
    1. Draai de montagebout van de wisselstroomdynamo los.
    2. Verhoog of verminder de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo en draai de bout vast.
    3. Controleer nogmaals de indrukking van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het hydraulische systeem

Specificaties hydraulische vloeistof
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
Aanbevolen hydraulische vloeistof: Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof; verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
Opmerking: Een machine die de aanbevolen vloeistof om bij te vullen gebruikt moet minder vaak bijgevuld worden en het filter moet minder vaak worden vervangen.
Andere hydraulische vloeistoffen: Als de Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof niet verkrijgbaar is, kunt u een andere conventionele, petroleumgebaseerde hydraulische vloeistof gebruiken die aan de volgende materiaaleigenschappen en de industrienormen voldoet. Gebruik geen synthetische vloeistof. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt
Materiaaleigenschappen:  
  Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40°C 44 tot 48
  Viscositeitsindex ASTM D2270 140 of hoger
  Stolpunt, ASTM D97 -37°C tot -45°C
  Industriespecificaties: Eaton Vickers 694 (I-286-S, M-2950-S/35VQ25 of M-2952-S)
Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof leverbaar voor de hydraulische vloeistof, in flesjes van 20 ml. Een flesje is voldoende voor 15 tot 22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro distributeur, onderdeelnr. 44-2500.
Belangrijk  
Toro Premium synthetische, biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof is de enige biologisch afbreekbare vloeistof die door Toro is goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De olie is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een erkende Toro distributeur.
 
Inhoud hydraulische tank
30 liter
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. U controleert de hydraulische olie het beste als de olie koud is. De machine dient in de transportstand te staan.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank.
  3. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek.
  4. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder hem daarna en controleer het vloeistofpeil.
    Opmerking: Het vloeistofpeil moet in het bedrijfsbereik op de peilstok staan.
    Belangrijk  
    Vul de brandstoftank niet te vol.
     
    Graphic
    G417019
    1. Vol-markering (peilstok)
    2. Bijvul-markering (peilstok)
  5. Als het peil te laag is, vult u de nodige hoeveelheid van de aanbevolen vloeistof bij om het peil tot de Vol-markering te brengen.
  6. Breng de peilstok aan op de vulbuis.
Controleren van de hydraulische slangen en leidingen
  1. Controleer de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Hydraulische filters vervangen
Belangrijk  
Als andere filters worden gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.
 
Het retourfilter vervangen
Graphic
G417021
Het hydraulische systeem is voorzien van een indicator voor onderhoud van het retourfilter . U ziet de indicator voor onderhoud van het filter door de opening in de bodemplaat. Terwijl de motor op bedrijfstemperatuur draait, controleert u de kleur van de indicator als volgt:
  • Groen wijst op een normale stroming van de hydraulische vloeistof door het filter.
  • Rood wijst op een verstopte filter. Vervang het retourfilter.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G417022
  3. Plaats een opvangbak onder het retourfilter aan de voorkant van de machine.
  4. Verwijder het filter.
  5. Veeg het bevestigingsoppervlak voor het filter van de filterkop schoon.
  6. Breng een dunne laag van de gespecificeerde hydraulische vloeistof aan op de pakking van het nieuwe retourfilter.
  7. Schroef het filter handmatig op de filterkop totdat de pakking contact maakt met het bevestigingsoppervlak. Draai het filter vervolgens een extra halve slag vast.
Het laadfilter vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Kantel de stoel.
  3. Graphic
    G437171
  4. Plaats een opvangbak onder het laadfilter aan de linkerkant van de machine.
  5. Verwijder het filter.
  6. Veeg het bevestigingsoppervlak voor het filter van de filterkop schoon.
  7. Breng een dunne laag van de gespecificeerde hydraulische vloeistof aan op de pakking van het nieuwe laadfilter.
  8. Schroef het filter handmatig op de filterkop totdat de pakking contact maakt met het bevestigingsoppervlak. Draai het filter vervolgens een extra halve slag vast.
  9. Breng de stoel naar beneden en vergrendel hem.
Controleren op lekken
  1. Start de motor en laat deze 2 minuten lopen om lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen.
  2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en controleer op lekkage bij het retourfilter en het laadfilter.
    Opmerking: Herstel alle hydraulische lekkages.
Hydraulische vloeistof verversen
Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw Toro distributeur omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Plaats een grote opvangbak onder het verdeelstuk aan de onderkant van de hydraulische tank.
    Graphic
    G439327
    1. Verdeelstuk
    2. Draai de fitting hier los
    3. 90°-fitting
  3. Koppel de 90°-fitting los van het verdeelstuk en laat de tank leeglopen.
  4. Wanneer de hydraulische vloeistof niet meer uit de tank loopt, sluit u de 90°-fitting terug aan op het verdeelstuk.
  5. Vul de tank met de voorgeschreven hydraulische vloeistof.
    Belangrijk  
    Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
     
  6. Plaats de tankdop terug.
  7. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden.
  8. Controleer of er hydraulische vloeistof lekt.
  9. Controleer het peil.

Onderhoud van de maai-eenheid

Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren
  1. Controleer de afstelling van het contact tussen het ondermes en de messenkooi, ook als deze eerder acceptabel was.
    Opmerking: De messenkooi en het ondermes moeten over de gehele lengte lichtjes contact maken.
Maai-eenheden wetten
Waarschuwing
Contact met de maai-eenheden of andere bewegende onderdelen kan de dood of ernstig letsel veroorzaken.
  • Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van de maai-eenheden en andere bewegende onderdelen.
  • Probeer de maai-eenheden nooit met uw handen of voeten te draaien terwijl de motor draait.
 
Opmerking: Aanvullende instructies en procedures met betrekking tot wetten kunt u vinden in de basishandleiding voor Toro maaiers met messenkooien (met richtlijnen voor het slijpen), documentnr. 09168SL.
De machine klaarmaken.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Schakel de aftakas uit.
  3. Stel het contact tussen de messenkooi en het ondermes af en zorg ervoor dat dit geschikt is voor het wetten bij alle maaidekken; zie de Gebruikershandleiding van het maaidek.
  4. Ontgrendel de stoel en til deze omhoog zodat u bij het verdeelstuk van de maaier kunt komen.
    Graphic
    G417039
    1. Wethendel (wetstand voorste maai-eenheden)
    2. Wethendel (wetstand achterste maai-eenheden)
    3. Verdeelstuk van maaier
  5. Zet de wethendels in de stand R (wetten).
    Opmerking: Kies met de voorste, achterste of beide wethendels de maai-eenheden die moeten worden gewet. Tijdens het wetten zijn de voorste maai-eenheden en de achterste maai-eenheden tegelijk in werking.
De messenkooien en het ondermes wetten
Waarschuwing
Als het motortoerental wordt gewijzigd tijdens het wetten kunnen de maaidekken vastlopen, dat zou tot de dood of ernstig letsel kunnen leiden.
  • Verander nooit het motortoerental tijdens het wetten.
  • Wet uitsluitend als de motor stationair loopt.
 
  1. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen.
  2. Met de hendel voor maaien/transport in de Maaistand schakelt u de aftakas uit. Zet de maai-/hefhendel naar voren om te beginnen met wetten.
  3. Breng de wetpasta aan met een borstel met lange steel.
    Gevaar
    Als u in contact komt met bewegende maai-eenheden, leidt dit tot ernstig letsel of de dood.
    Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat u buiten het bereik van de maai-eenheden bent voordat u verdere werkzaamheden uitvoert.
     
    Belangrijk  
    Gebruik nooit een borstel met een korte steel.
     
  4. Als de messenkooien blijven vastzitten of instabiel worden tijdens het wetten, moet u het toerental van de messenkooien verhogen totdat de snelheid stabiliseert. Zet daarna het toerental weer op de gewenste snelheid.
  5. Als u een aanpassing moet uitvoeren aan de maai-eenheden terwijl u aan het wetten bent, moet u als volgt te werk gaan:
    1. Zet de maai-/hefhendel naar achter en schakel de aftakas uit.
    2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    3. Stel de maai-eenheden af.
    4. Herhaal stap 1 tot en met 3.
  6. Herhaal stap 3 voor de andere maai-eenheden die u wilt wetten.
Wetten beëindigen
  1. Zet de maai-/hefhendel naar achter en schakel de aftakas uit.
  2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  3. Zet de wethendels in de stand F (maaien).
    Belangrijk  
    Als u de wethendel na het wetten niet in de stand F (maaien) zet, zullen de maai-eenheden niet naar behoren werken.
     
    Graphic
    G417040
    1. Wethendel (maaistand - voorste maai-eenheden)
    2. Wethendel (maaistand - achterste maai-eenheden)
  4. Laat de bestuurdersstoel zakken en vergrendel hem.
  5. Spoel alle wetpasta van de maai-eenheden.
  6. Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten.
    Opmerking: Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand.

Onderhoud van het chassis

De veiligheidsgordel controleren
  1. Controleer de veiligheidsgordel op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert.
  2. Reinig de veiligheidsgordel indien nodig.

Reinigen

De machine wassen
  1. Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast.
    Belangrijk  
    • Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
    • Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.
    • Reinig de machine niet terwijl de motor loopt. De machine reinigen terwijl de motor loopt kan interne motorschade veroorzaken.
     
 
 
 
Opslag
 

De machine stallen

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Reinig de tractie-eenheid, de maai-eenheden en de motor grondig.
  3. Controleer de bandenspanning.
  4. Controleer of alle bevestigingsmiddelen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
  5. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.
  6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken.
  7. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels:
    1. Haal de accuklemmen los van de accupolen.
    2. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).
    3. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline (petrolatum) op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.
    4. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
  8. Maak de motor als volgt klaar:
    1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug.
    2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter.
    3. Vul de motor met de opgegeven motorolie.
    4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen.
    5. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof.
    7. Zet alle fittings van het brandstofsysteem vast.
    8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt.
    9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape.
    10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.

Opslag van de accu

Als u de machine langer dan 30 dagen stalt, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in de machine opslaat. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1,265-1,299.