Reelmaster® 3555, 3575 en 3550 tractie-eenheden

Disclaimers en wettelijke informatie
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
De bijgevoegde gebruikershandleiding van de motor biedt informatie over het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) en het Californische controlesysteem voor emissies, onderhoud en garantie. U kunt vervangingsonderdelen bestellen via de fabrikant van de motor.
 
CALIFORNIË
 
Proposition 65 Waarschuwing
 
De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
 
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen weet de staat Californië dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
 
Gebruik van dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of schade aan de voortplantingsorganen veroorzaakt.
 
Certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Als deze machine is uitgerust met een telematica-apparaat, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor instructies over hoe u het apparaat moet activeren.
Nationaal: Dit hulpmiddel voldoet aan de FCC-regelgeving deel 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.
FCC ID: APV-3640LB
IC: 5843C-3640LB
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor een digitaal apparaat van klasse B volgens deel 15 van de FCC-regelgeving. Deze limieten zijn bedoeld om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie bij montage in een woonwijk. Dit apparaat genereert, gebruikt en kan radio-frequentie-energie uitstralen en, als het niet geïnstalleerd en gebruikt wordt volgens de instructies, schadelijke interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat schadelijke interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:
  • Heroriënteer of verplaats de ontvangstantenne.
  • Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
  • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een ander circuit dan dat waarop de ontvanger is aangesloten.
  • Raadpleeg de dealer of een ervaren radio-/tv-technicus voor hulp.
Argentinië
Nieuw-Zeeland
Image Image
Australië
Zuid-Korea
Image Image
Marokko
OFFICIEEL ERKEND DOOR ANRT MAROC
Erkenningsnummer: MR00004789ANRT20024
Erkenning toegekend op: 4-11-2024

 
 
 
Inleiding
 

Beoogd gebruik

Deze machine is een zitmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Hulp zoeken

Graphic
G403710
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met Toro de klantenservice. U dient hierbij altijd het model- en het serienummer van het product te vermelden. Deze nummers bevinden zich op het plaatje met het serienummer op uw product . U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Belangrijk  
U kunt met uw mobiele apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
 
Modelnummer:
Serienummer:

Handleidingconventies

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool, dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Graphic
G405934
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Classificaties voor veiligheidswaarschuwingen
Het waarschuwingssymbool dat wordt getoond in deze handleiding en op de machine geeft belangrijke veiligheidsinformatie aan die u moet opvolgen om ongelukken te voorkomen.
Het waarschuwingssymbool wordt weergegeven boven informatie die u waarschuwt voor onveilige acties of situaties en wordt gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING, of VOORZICHTIG.
Gevaar
Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Waarschuwing
Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Opgelet
Voorzichtig: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
 

 
 
 
Veiligheid
 

Algemene veiligheid

  • Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.
  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
  • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Image te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaarinstructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:.
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
  • Controleer voordat u begint te maaien altijd de machine om zeker te zijn dat de maai-eenheden in goede staat zijn.
  • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen.
  • Dit product produceert een elektromagnetisch veld. Als u een geïmplanteerd elektronisch medisch apparaat hebt, vraag dan advies aan een medische deskundige voordat u dit product gebruikt.
Brandstofveiligheid
  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.
  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Veiligheid tijdens het werk

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.
  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen. Draag een stofmasker bij het werken onder stoffige omstandigheden.
  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
  • Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.
  • Vervoer geen passagiers op de machine en houd omstanders en kinderen weg uit het werkgebied.
  • Gebruik de machine uitsluitend bij een goede zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden.
  • Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden.
  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden.
  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
  • Schakel de maai-eenheden uit wanneer u niet maait.
  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
  • Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing.
  • Laat een machine met draaiende motor niet onbeheerd achter.
  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is.
  • Gebruik de cruisecontrol (indien aanwezig) alleen als u de machine kunt bedienen in een open, platte omgeving zonder obstakels, waar de machine zonder onderbreking met een constante snelheid kan rijden.
Bescherming van de rolbeugel
  • Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine.
  • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken.
  • Doe altijd de veiligheidsgordel om.
  • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt.
  • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
  • Vervang alle beschadigde onderdelen van de rolbeugel. U mag deze niet repareren of aanpassen.
De machine veilig gebruiken op hellingen
  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
  • Neem de onderstaande instructies door voor gebruik van de machine op hellingen. Beoordeel de omstandigheden van het terrein alvorens de machine te gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag op dit terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.
    • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.
    • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
    • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
    • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait.
    • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
    • Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine.
    • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u werkt op hellingen. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.

Veiligheid na het werk

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
  • Schakel de maaidekken uit en laat deze zakken
  • Haal de parkeerrem aan.
  • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Om brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de maai-eenheden, aandrijvingen, dempers, koelschermen en het motorcompartiment vrij zijn van gras en vuil. Veeg gemorste olie en brandstof op.
  • Schakel de aandrijving van het werktuig uit als u de machine sleept of niet gebruikt.
  • Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien nodig.
  • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.

Veiligheid bij onderhoud

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Draag geschikte kleding, waaronder oogbescherming, een lange broek en stevige schoenen met een gripvaste zool. Houd handen, voeten, kleding, sieraden en lang haar uit de buurt van bewegende onderdelen.
  • Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
  • Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing.
  • Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.
  • Vervang versleten of beschadigde stickers.
  • Om veilige en optimale prestaties van de machine te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
Veiligheid van de motor
  • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
  • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Veiligheid van het elektrisch systeem
  • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.
  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Veiligheid van het koelsysteem
  • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
  • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
    • Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
    • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
Veiligheid van het hydraulische systeem
  • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
  • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
  • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.
  • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.
Veiligheid van de messen
  • Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
  • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
  • Let op bij machines met meerdere maai-eenheden: als u één maai-eenheid draait, kunnen de messenkooien in de andere maai-eenheden ook in beweging komen.

Veiligheid tijdens opslag

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

Veiligheids- en instructiestickers

Image
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.
Symbolen op accu
Sommige of alle symbolen staan op de accu.
Graphic
s_batterysymbols2
  1. Risico van explosie
  2. Niet roken. Geen open vuur of vonken
  3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden
  4. Draag oogbescherming.
  5. Lees de Gebruikershandleiding.
  6. Houd omstanders uit de buurt van de accu.
  7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken.
  8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken.
  9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen.
  10. Bevat lood; niet weggooien
Sticker onderdeel: 93-7276
Graphic
s_decal93-7276
  1. Risico van explosie Draag oogbescherming.
  2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden Afspoelen met water en eerste hulp verlenen.
  3. Brandgevaar Geen vonken of vuur en niet roken
  4. Gevaar voor vergiftiging Houd kinderen uit de buurt van de accu.
Sticker onderdeel: 99-3444
Graphic
s_decal99-3444
  1.  Rijsnelheid snel
  2.  Maaisnelheid langzaam
Sticker onderdeel: 106-6755
Modellen 03821 en 03910
Graphic
s_decal106-6755
  1.  Motorkoelvloeistof onder druk.
  2.  Risico van explosie Lees de Gebruikershandleiding.
  3.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  4.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 110-9642
Graphic
s_decal110-9642
  1.  Opgeslagen energie Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt.
Sticker onderdeel: 117-3270
Graphic
s_decal117-3270
  1.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  2.  Gevaar op snijwonden of verlies van de hand; ledematen kunnen gegrepen worden, riem Blijf uit de buurt van bewegende delen, houd alle beschermende delen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 120-0627
Graphic
s_decal120-0627
  1.  Gevaar op snijwonden of verminking, rotorblad hou afstand tot bewegende delen, laat alle beveiligingen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 120-1683
Graphic
s_decal120-1683
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen.
  2. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen.
  3. Machine kan kantelen Neem bochten met lage snelheid, maak geen scherpe bochten bij hoge snelheid, laat de maai-eenheden neer als u een helling afrijdt, gebruik een rolbeugel en doe de veiligheidsgordel om.
  4. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat.
  5. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  6. Risico om gegrepen te worden, riem Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 120-2105
Graphic
decal120-2105
  1. Breng de maai-eenheden omlaag.
  2. Breng de maai-eenheden omhoog.
  3. Omhoogtrekken om de maaidekken in te schakelen.
  4. Indrukken om de maaidekken uit te schakelen.
  5. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het starten van de motor. Ga op de bestuurdersstoel zitten; draai het contactsleuteltje op de stand voorverwarmen; wacht tot het lampje van de elektrische voorverwarming dooft; draai het sleuteltje naar de startstand en zet de parkeerrem vrij.
  6. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het stoppen van de motor. Schakel de maai-eenheden uit; draai het sleuteltje naar de stopstand; neem het sleuteltje uit het contact; schakel de parkeerrem in.
  7. Motor Uit
  8. Motor Voorgloeien
  9. Motor Starten
  10. Verlichting
  11. Snel
  12. Langzaam
Sticker onderdeel: 121-7884
Modellen 03820 en 03910
Graphic
s_decal121-7884
  1. Afstelling van messenkooi met 8 messen
  2. Afstelling van messenkooi met 11 messen
  3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi.
Sticker onderdeel: 133-4901
Model 03821
Graphic
s_decal133-4901
  1. Afstelling van messenkooi met 8 messen
  2. Afstelling van messenkooi met 11 messen
  3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi.
Sticker onderdeel: 121-7928
Model 03910; aanbrengen over onderdeelnr. 120-1683 voor een CE-machine
Graphic
s_decal121-7928
Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen.
  2. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen.
  3. Kantelgevaarmaak geen scherpe bochten bij het rijden op hoge snelheid; rij niet naar boven of beneden op hellingen van meer dan 22°; laat de maaidekken neer het afrijden van een helling; gebruik de rolbeugel en draag de veiligheidsriem.
  4. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat.
  5. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  6. Risico om gegrepen te worden, riem Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 125-6688
Graphic
s_decal125-6688
  1.  Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding; gebruik geen startvloeistof.
Sticker onderdeel: 133-8062
Graphic
s_decal133-8062
Sticker onderdeel: 136-3702
Graphic
s_decal136-3702
  1.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; draag een veiligheidsgordel; de rolbeugel niet verwijderen.
  2.  Waarschuwing Voer geen aanpassingen uit aan de rolbeugel.
Sticker onderdeel: 136-3718
Graphic
s_decal136-3718
  1. Accu
  2. Controleer om de 8 bedrijfsuren.
  3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over smering.
  4. Bandenspanning
  5. Parkeerrem
  6. Hydraulische vloeistof
  7. Riem
  8. Motoroliepeil
  9. Motorkoelvloeistof
  10. Radiateurscherm
  11. Motorolie
  12. Luchtfilter van motor
  13. Brandstof/waterafscheider
  14. Brandstof
  15. Toerental messenkooi
  16. Lees de Gebruikershandleiding.
  17. Vloeistoffen
  18. Capaciteit
  19. Vloeistofinterval (bedrijfsuren)
  20. Filterinterval (bedrijfsuren)
Sticker onderdeel: 138-1186
Model 03820 en 03821; aanbrengen over onderdeelnr. 120-1683 voor een CE-machine
Graphic
s_decal138-1186
Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen.
  2. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen.
  3. Kantelgevaarmaak geen scherpe bochten bij het rijden op hoge snelheid; rij niet naar boven of beneden op hellingen van meer dan 16°; laat de maaidekken neer het afrijden van een helling; gebruik de rolbeugel en draag de veiligheidsriem.
  4. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat.
  5. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  6. Risico om gegrepen te worden, riem Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.

 
 
 
Configuratie
 

Vereiste onderdelen
1
Rechter slanggeleider (model 03820 en 03821)
1
Linker slanggeleider (model 03820 en 03821)
De machine en de maai-eenheden voorbereiden
    Graphic
    G402653
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
  2. Verwijder de transportbeugels van de messenkooimotoren en gooi ze weg.
  3. Haal de maai-eenheden uit de dozen. U moet de maai-eenheden monteren en afstellen volgens de instructies in de Gebruikershandleiding.
  4. Monteer het contragewicht aan het gepaste uiteinde van de maai-eenheid zoals afgebeeld
De gazoncompensatieveer plaatsen
Alle maai-eenheden worden geleverd met de gazoncompensatieveer gemonteerd op de rechterkant van de maai-eenheid. Zorg ervoor dat de gazoncompensatieveer wordt gemonteerd aan dezelfde kant van de maai-eenheid als de aandrijfmotor van de messenkooi.
Opmerking: Als u de maai-eenheden monteert of verwijdert, moet u ervoor zorgen dat u de R-pen in het gat voor de veerstang naast de stangbeugel plaatst. Anders moet u de R-pen in de opening in het uiteinde van de stang plaatsen.
  1. Draai de 2 slotbouten en de moeren los waarmee de stangbeugel is bevestigd aan de lippen op de maai-eenheid.
    Graphic
    G402654
    1. Gazoncompensatieveer
    2. Stangbeugel
    3. Veerbuis
  2. Verwijder de flensmoer waarmee de bout van de veerbuis is bevestigd aan de lip op het draagframe en verwijder het geheel.
  3. Monteer de bout van de veerbuis aan de andere lip op het draagframe en zet deze vast met de flensmoer.
    Opmerking: Plaats de boutkop zoals afgebeeld.
    Graphic
    G402655
    1. Andere lip op draagframe
    2. Stangbeugel
  4. Monteer de stangbeugel aan de lippen op de maai-eenheid met de slotbouten en de moeren.
De slanggeleiders monteren
Modellen 03820 en 03821
  1. Op maai-eenheid 4 en 5 monteert u de slanggeleiders zoals getoond.
    Graphic
    G402657
    1. Maai-eenheid 1
    2. Maai-eenheid 2
    3. Maai-eenheid 3
    4. Maai-eenheid 4
    5. Maai-eenheid 5
    6. Messenkooimotor
    7. Gewicht
    Graphic
    G402658
    1. Slanggeleider (linkerzijde afgebeeld)
    2. Stangbeugel
    3. Moeren
    Graphic
    G402659
    1. Slanggeleiders
De maaidekken uitlijnen met de hefarmen
Alle voorste maai-eenheden en achterste maai-eenheden met een maaihoogte van 1,2 cm of lager
    Graphic
    G409088
  1. Laat de hefarmen neer.
  2. Verwijder de borgpen en het kapje van het juk van het draaipunt van de hefarm.
  3. Graphic
    G402671
  4. Schuif de maai-eenheid onder de hefarm terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt .
De achterste maai-eenheden uitlijnen met de hefarmen
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of hoger
    Graphic
    G402672
  1. Verwijder de lynchpen en de ring van de scharnieras van de hefarm en schuif de as uit de hefarm.
  2. Plaats het juk van de hefarm op de as van het draagframe.
  3. Steek de as van de hefarm in de hefarm en zet deze vast met de ring en de lynchpen.
De maai-eenheden aan de hefarmen monteren
  1. Plaats het kapje op de as van het draagframe en het juk van de hefarm.
  2. Zet het kapje en de as van het draagframe vast aan het juk van de hefarm met de borgpen.
    Opmerking: Gebruik de sleuf als een sturend maaidek is gewenst of de opening als het maaidek moet worden vastgezet in zijn stand.
  3. Graphic
    G402673
  4. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen .
    Opmerking: Gebruik het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek.
De motoren van de messenkooi monteren
    Graphic
    G402674
  1. Breng vet aan op de spieas van de motor van de messenkooi.
  2. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor.
  3. Plaats de motor van de messenkooi door deze rechtsom te draaien zodat de borgmoeren niet in de weg zitten van de flenzen van de motor van de messenkooi .
    Belangrijk  
    Zorg ervoor dat de slangen van de motor van de messenkooi niet zijn verdraaid, geknikt of het risico lopen te worden afgekneld.
     
  4. Draai de motor van de messenkooi linksom totdat de flenzen de borgmoeren omsluiten.
  5. Draai de borgmoeren vast met een aandraaimoment van 37 tot 45 N·m.
Vereiste onderdelen
1
Telematica-apparaat
1
Beugel van apparaat
1
Telematicakabelboom
4
Zeskantbout (nr. 10 x 1")
4
Borgmoer (nr. 10)
2
U-bout
4
Flensmoer (")
  1. Gebruik 4 zeskantbouten (nr. 10 x 1") en 4 borgmoeren (nr. 10) om het telematica-apparaat aan de beugel van het apparaat te bevestigen.
    Graphic
    G530740s
  2. Gebruik 2 U-bouten en 4 flensmoeren (") om de beugel van het apparaat aan de rechterkant van de rolbeugel te bevestigen.
    Graphic
    G530741s
  3. Sluit de connector met de aanduiding P02 op de telematicakabelboom aan op het telematica-apparaat.
    Graphic
    G536375s
  4. Open de motorkap.
  5. Leid de kabelboom naar beneden langs de rolbeugel, onder het bedieningspaneel en naar de onderkant van de kap van de gereedschapskist/voetplaat zoals afgebeeld.
  6. Verwijder indien nodig de kap van de gereedschapskist/voetplaat om er gemakkelijker bij te kunnen. Bewaar al het bevestigingsmateriaal.
  7. Sluit de connector van de telematicakabelboom met de aanduiding P01 aan op de connector op de machinekabelboom met de aanduiding P45 .
    Graphic
    G535759s
  8. Monteer de kap van de gereedschapskist/voetplaat met het bijbehorende bevestigingsmateriaal indien u deze eerder hebt verwijderd.
  9. Bevestig de kabelboom met kabelbinders aan de rolbeugel zoals wordt getoond.
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
Belangrijk  
Stel de veer af met de maai-eenheid gemonteerd aan de tractie-eenheid.
 
  1. Lijn de machine recht naar voren uit en stel de parkeerrem in werking.
  2. Druk de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Uitschakelen.
  3. Zet de schuif voor maaien/transport in de Maaistand.
  4. Graphic
    G402675
  5. Start de motor en duw de maai-/hefhendel naar voren om de maai-eenheden neer te laten.
  6. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  7. Zorg ervoor dat de borgpen in de achterste opening in de veerstang is aangebracht .
  8. Draai de zeskantige moeren vast totdat de ingedrukte lengte van de gazoncompensatieveer 12,7 cm bedraagt op de maai-eenheden van 12,7 cm en 15,8 cm op de maai-eenheden van 17,8 cm.
    Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 2,5 cm korter zijn. Wanneer u de veer korter maakt, volgt de maai-eenheid de grond minder nauwkeurig.
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer en stel de parkeerrem in werking.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  3. Controleer de bandenspanning en pas deze indien nodig aan.
    Opmerking: De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt.
  4. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
  5. De machine smeren.
    Opmerking: Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
  6. Open de motorkap en controleer het peil van de koelvloeistof.
  7. Controleer het peil van de motorolie en sluit en vergrendel de motorkap.
    Opmerking: Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; u moet het oliepeil echter controleren voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.
Vereiste onderdelen
1
Kickstandaard van maaidek
    Graphic
    G402676
  1. Als u de maai-eenheid moet kantelen om bij het ondermes/de messenkooi te kunnen komen, moet u de achterkant van de maai-eenheid ondersteunen met de kickstandaard zodat de moeren op het achtereind van de stelschroeven van de snijbalk niet op het werkvlak rusten.
  2. Graphic
    G402677
  3. Bevestig de kickstandaard aan de kettingbeugel met de borgpen .
CE-machines
Vereiste onderdelen
1
Beugel van motorkapvergrendeling
2
Popnagel
1
Sluitring
1
Schroef (¼" x 2")
1
Borgmoer (¼")
  1. Haak de motorkapvergrendeling los van de beugel van de motorkapvergrendeling.
  2. Graphic
    G402590
  3. Verwijder de twee popnagels en de beugel van de motorkapvergrendeling van de motorkap.
  4. Graphic
    G402591
  5. Plaats de beugel van de CE-vergrendeling en de beugel van de motorkapvergrendeling op de motorkap en lijn de montageopeningen uit.
    Opmerking: De beugel van de vergrendeling moet zich tegen de motorkap aan bevinden.
    Verwijder de bout en moer niet van de arm van de vergrendelbeugel.
  6. Lijn de ringen uit met de openingen aan de binnenzijde van de motorkap.
  7. Bevestig de beugels en de ringen met de popnagels aan de motorkap.
  8. Graphic
    G402592
  9. Haak de sluiting op de beugel van de motorkapvergrendeling.
  10. Graphic
    G402593
  11. Schroef de bout in de andere arm beugel van de motorkapvergrendeling om de sluiting te vergrendelen.
    Opmerking: Draai de moer en bout vast tot de bout niet langer naar voren en achteren beweegt in de beugel van de motorkapvergrendeling.
CE-machines
Vereiste onderdelen
1
Sticker met productiejaar
1
CE-sticker
1
Sticker betreffende kantelgevaar
De sticker met het productiejaar en de CE-sticker aanbrengen
    Graphic
    G411007
  1. Veeg het linkerframe dicht bij het plaatje met het model-/serienummer schoon met alcohol en laat het frame drogen.
  2. Verwijder de rug en breng de sticker met het productiejaar aan op het frame dicht bij het plaatje met het serienummer.
  3. Graphic
    G402596
  4. Veeg het linkerframe dicht bij de motorkapvergrendeling schoon met alcohol en laat het frame drogen.
  5. Verwijder de rug en breng de CE-sticker aan op het frame.
De waarschuwingssticker aanbrengen
    Graphic
    G402678
  1. Veeg de standaard waarschuwingssticker schoon met alcohol en laat het frame drogen.
  2. Verwijder de rug en breng de CE-waarschuwingssticker aan zoals getoond.

 
 
 
Productoverzicht
 

Graphic
G403838
  1.  Motorkap
  2.  Bestuurdersstoel
  3.  Bedieningsarm
  4.  Stuurwiel
  5.  Instelhendel bestuurdersstoel
  6.  Voorste maai-eenheden
  7.  Achterste maai-eenheid

Bedieningsorganen

Graphic
G450126
  1. Hendel om stuurwiel te verstellen
  2. Schuif voor maaien/transport
  3. Tractiepedaal voor vooruit
  4. Tractiepedaal voor achteruit
  5. Parkeerrem
  6. Contactschakelaar
  7. Aandrijfschakelaar maaidek
  8. Diagnoselampje
  9. Maai-/hefhendel
  10. Urenteller
  11. Oliedruklampje
  12. Temperatuurlampje
  13. Lichtschakelaar
  14. Waarschuwingslampje gloeibougie
  15. Gashendel
  16. Lampje van wisselstroomdynamo
Contactschakelaar
Graphic
G444247
  1.  Uit
  2.  Motor laten lopen/voorverwarmen
    Opmerking: Wanneer het sleuteltje in de stand Lopen/voorverwarmen staat, wordt de gloeibougie in werking gesteld en het indicatielampje licht op gedurende ongeveer 7 seconden.
  3.  Start
Hendel om stuurwiel te verstellen
Ontgrendel de hendel om het stuur te verstellen, zet het stuurwiel in de gewenste stand en vergrendel de hendel om de instelling te borgen.
Graphic
G444513
  1.  Ontgrendelen
  2.  Vergrendelen
Tractiepedalen
Graphic
G450112
  1.  Vooruitrijden - trap het tractiepedaal voor vooruit in.
  2.  Achteruitrijden (of om te helpen bij het stoppen wanneer u vooruit rijdt) - trap het tractiepedaal voor achteruit in.
Laat de pedalen bewegen of zet ze in de neutraalstand om de machine te stoppen.
Maai-/hefhendel
Gebruik de maai-/hefhendel om de maai-eenheden neer te laten en de messenkooien te laten werken of om de maai-eenheden omhoog te brengen en de messenkooien te laten stoppen.
U kunt de maai-eenheden niet neerlaten als de maai-/hefhendel in de transportstand staat.
Opmerking: Wanneer de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Inschakelen staat, hoeft u de hendel niet vooruit te blijven duwen terwijl de maai-eenheden omhoog of omlaag worden gebracht.
Schuif voor maaien/transport
Graphic
G444501
  1.  Transport - zet de schuif in deze stand wanneer u de machine transporteert.
    Opmerking: De maai-eenheden kunnen niet worden neergelaten als de schuif in de Transportstand staat.
  2.  Maaien - zet de schuif in deze stand om de maai-eenheden te laten werken.
Aandrijfschakelaar maaidek
Graphic
G453441
  1.  Uitschakelen
  2.  Inschakelen
Oliedruklampje
Het oliedruklampje licht op als de motoroliedruk gevaarlijk laag is.
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
Het waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur gaat branden als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt. Bij deze temperatuur worden de maai-eenheden uitgeschakeld. Als de temperatuur van de koelvloeistof nog eens 5,5 °C stijgt, zal de motor uitgeschakeld worden om verdere beschadiging te voorkomen.
Urenteller
De urenteller toont het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als de contactschakelaar ingeschakeld is.
Indicatielampje gloeibougie
Het indicatielampje van de gloeibougie gaat branden als de gloeibougies ingeschakeld zijn.
Gashendel
Graphic
G465025
  1.  Motorsnelheid verhogen
  2.  Motorsnelheid verminderen
Lampje van wisselstroomdynamo
Het lampje van de wisselstroomdynamo wordt uitgeschakeld wanneer de motor loopt. Als het lampje van de wisselstroomdynamo brandt wanneer de motor loopt, moet u het oplaadsysteem controleren en herstellen indien nodig.
Diagnoselampje
Het diagnoselampje licht op als het systeem een storing waarneemt.
Parkeerrem
Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt.
Graphic
G465039
  1.  Ingeschakeld
  2.  Uitgeschakeld
Opmerking: De motor slaat af als u het tractiepedaal indrukt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld.
Verdeelstuk van maaier
Het verdeelstuk van de maaier bevindt zich onder de kap van het platform.
Graphic
G417035
  1. Wetknop
  2. Toerenregelaar van messenkooien
Knop voor messenkooisnelheid
Gebruik de knop voor de messenkooisnelheid of het verdeelstuk van de maaier om de maaisnelheid (het toerental van de messenkooi) van de maai-eenheden af te stellen.
Draai de knop voor de messenkooisnelheid linksom om het messenkooitoerental te verhogen. Draai de knop rechtsom om de messenkooisnelheid te verlagen.
Zie Maaisnelheid (toerental messenkooi) en Het messenkooitoerental instellen voor informatie over hoe u de toerenregelaar van de messenkooien kunt afstellen.
Wetknop
De wethendel regelt de richting waarin de maai-eenheden draaien wanneer u aan het maaien bent of wanneer u de messenkooien en de ondermessen wet.
Draai de wethendel in de stand F wanneer u aan het maaien bent. Draai de hendel in de stand R wanneer u de maai-eenheden wet.
Opmerking: Verander de stand van de wethendel niet terwijl de messenkooien bewegen.
Brandstofmeter
Graphic
G465051
Aansluitpunt
Graphic
G529324
Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten.
De stoel verstellen
Graphic
G529311
  1. Instelknop voor de armsteun
  2. Knop voor stoelophanging
  3. Verstelhendel van de stoel
  4. Knop voor rugleuning
Verstelhendel van de stoel
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
  1. Beweeg de instelhendel zijwaarts om de stoel te ontgrendelen.
  2. Verschuif de stoel in de gewenste stand en laat de hendel los om de stoel te vergrendelen in zijn stand.
Knop voor stoelophanging
De stoel kan worden versteld voor een soepele en comfortabele rit. Zet de stoel in een stand die voor u het meest comfortabel is.
Om de stoel te verstellen, draait u de knop voor stoelophanging in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen.
Knop voor rugleuning
U kunt de rugleuning van de stoel instellen om comfortabel te rijden. Zet de rugleuning in een positie die voor u het meest comfortabel is.
Om de leuning van de stoel te verstellen, draait u de knop voor de rugleuning onder de rechterarmsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen.
Afstelknop van armsteun
De armsteunen kunnen worden versteld zodat u comfortabel kunt rijden. Zet de armsteunen in een stand die voor u het meest comfortabel is.
Til de armsteun omhoog en draai de afstelknop van de armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen.
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Afmetingen
Reelmaster 3550
Reelmaster 3555
Reelmaster 3575
Maaibreedte
208 cm
254 cm
254 cm
Totale breedte
239 cm
284 cm
284 cm
Transportbreedte
231 cm
231 cm
231 cm
Totale lengte
295 cm
267 cm
267 cm
Hoogte tot bovenzijde rolbeugel
188 cm
201 cm
206 cm
Wielbasis
151 cm
152 cm
152 cm
Gewicht (met maai-eenheden)
900 kg
1034 kg
1157 kg
Gewicht (zonder maai-eenheden)
708 kg
751 kg
796 kg
Inhoud brandstoftank
28 liter
28 liter
28 liter

Werktuigen/accessoires

Een selectie vanToro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden.Neem contact op met uw erkende servicedealer of een erkendeToro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd origineleToro onderdelen en accessoires aanschaffen.

 
 
 
Gebruik
 

Voorafgaand aan de werking

Dagelijks onderhoud uitvoeren
Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit die beschreven staan in het onderhoudsschema.
Brandstof
Brandstof
Belangrijk  
Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof.
 
Diesel
Type
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Zomerdieselbrandstof gebruiken bij temperaturen boven -7°C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp en meer vermogen dan winterdieselbrandstof.
Zwavelgehalte
Laag (<500 ppm) of ultralaag (<15 ppm)
Minimaal cetaangetal
40
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
Biodiesel
Type
Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% aardoliediesel).
Het deel diesel op basis van aardolie dient een laag of ultralaag zwavelgehalte te hebben.
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer
Minimaal cetaangetal
40
Biodiesel voorzorgsmaatregelen
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.
Neem voor meer informatie contact op met uw erkende Toro distributeur.
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
     
Biodieselbrandstof moet voldoen aan:
Norm
Locatie
ASTM D6751
VS
EN 14214
EU
Mengbrandstof moet voldoen aan:
ASTM D975
VS
EN 590
EU
Brandstof tanken
    Graphic
    G411004
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon.
  3. Verwijder de dop van de brandstoftank.
  4. Vul de tank met brandstof tot de vulbuis.
  5. Plaats de dop terug en veeg eventueel gemorste brandstof weg.
De interlockschakelaars controleren
Opgelet
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine, wat kan leiden tot licht of middelmatig zwaar letsel.
  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
 
Belangrijk  
Als een interlockschakelaar niet werkt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro verdeler.
 
De machine voorbereiden
  1. Rij de machine langzaam naar een open terrein.
  2. Laat de maai-eenheden zakken, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
De interlock voor het tractiepedaal bij starten controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
  2. Schakel de schakelaar van de maaiaandrijving uit.
  3. Trap het tractiepedaal in en draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De startmotor mag de motor niet laten draaien met een ingetrapt tractiepedaal.
De interlock voor de schakelaar van de maaiaandrijving bij starten controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
  2. Schakel de schakelaar van de maaiaandrijving in.
  3. Zorg ervoor dat uw voet van het tractiepedaal is en draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De startmotor mag de motor niet laten draaien wanneer de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Inschakelen staat.
De interlock voor de maai-/hefhendel en de startmotor bij starten controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
  2. Schakel de schakelaar van de maaiaandrijving uit.
  3. Zorg ervoor dat uw voet van het tractiepedaal is.
  4. Hou de maai-/hefhendel naar voren en draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De startmotor mag de motor niet laten draaien terwijl u de maai-/hefhendel naar voren houdt.
De interlock voor de parkeerrem en de dodemansinrichting van de stoel bij lopen controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
  2. Schakel de schakelaar van de maaiaandrijving uit.
  3. Zorg ervoor dat uw voet van het pedaal is en start de motor.
  4. Zet de parkeerrem vrij.
  5. Ga van de bestuurdersstoel.
Opmerking: De motor moet afslaan als u niet op de bestuurdersstoel zit en de parkeerrem vrijgezet is.
De interlock voor de parkeerrem en het tractiepedaal bij lopen controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
  2. Schakel de schakelaar van de maaiaandrijving uit.
  3. Houd uw voet van het tractiepedaal en start de motor.
  4. Druk het tractiepedaal in.
Opmerking: De motor moet afslaan als de parkeerrem in werking is gesteld is en het tractiepedaal ingedrukt is.
De interlock voor het tractiepedaal en de dodemansinrichting van de stoel bij lopen controleren
  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
  2. Schakel de schakelaar van de maaiaandrijving uit.
  3. Houd uw voet van het tractiepedaal en start de motor.
  4. Zet de parkeerrem vrij.
  5. Ga van de bestuurdersstoel.
  6. Druk het tractiepedaal in.
Opmerking: De motor moet afslaan als u niet op de bestuurdersstoel zit en het tractiepedaal indrukt.
De parkeerrem controleren
    Graphic
    G411005
  1. Start de motor, breng de maai-eenheden omhoog, zet de parkeerrem vrij en rijd de machine naar een open, vlak terrein.
  2. Stel de parkeerrem in werking zoals afgebeeld.
  3. Trap het tractiepedaal in om vooruit te rijden.
    Opmerking: Indien de machine vooruitrijdt met de parkeerrem ingeschakeld, moet u de parkeerrem afstellen.
    Opmerking: Indien u vooruitrijdt met de machine terwijl de parkeerrem ingeschakeld is, zal de motor worden uitgeschakeld.
  4. Indien u de parkeerrem hebt afgesteld, herhaalt u stap en .
    Opmerking: Indien de machine vooruitrijdt terwijl de parkeerrem ingeschakeld is: voer onderhoudswerkzaamheden uit aan de parkeerremmen, controleer de linker en rechter remkoppeling op beschadiging en controleer het draaipunt van de remhendel op beschadiging.
  5. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

Tijdens de werking

Starten van de motor
Belangrijk  
U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor voor de eerste keer start, nadat de motor is afgeslagen omdat de brandstof op was, of als er onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofsysteem zijn uitgevoerd; zie Brandstofsysteem ontluchten.
 
  1. Controleer of de parkeerrem in werking is gesteld en of de schakelaar voor de aandrijving van de maai-eenheden is Uitgeschakeld.
  2. Haal uw voet van het tractiepedaal en controleer of het pedaal in de neutraalstand staat.
  3. Zet de gashendel op halfgas.
  4. Steek het sleuteltje in de schakelaar en draai het op Aan/Voorgloeien totdat het indicatielampje van de gloeibougie uitgaat (ongeveer 7 seconden); draai daarna het sleuteltje op Start om de startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor start.
    Opmerking: Het sleuteltje draait automatisch naar de stand Aan/Lopen.
    Belangrijk  
    Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u de startmotor niet langer dan 15 seconden in werking stellen. Als u de motor 10 seconden achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.
     
  5. Als de motor voor de eerste keer wordt gestart of een revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine 1 tot 2 minuten in de vooruit- en de achteruit-stand laten werken. Controleer ook de werking van de hefhendel en de schakelaar van de maai-eenheden om er zeker van te zijn dat alle onderdelen naar behoren functioneren.
    Opmerking: Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreactie te controleren. Zet vervolgens de motor af en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere slijtage of beschadiging.
    Opgelet
    Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere gebreken die licht tot middelmatig zwaar letsel kunnen veroorzaken.
    Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen en andere defecten.
     
De motor afzetten
  1. Zet de gashendel in de stand stationair.
  2. Stel de parkeerrem in werking.
  3. Zet de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Uitschakelen.
  4. Graphic
    G411277
  5. Zet de schuif voor maaien/transport in de Maaistand zoals wordt getoond.
  6. Gebruik de maai-/hefhendel om de maai-eenheden neer te laten.
  7. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Gras maaien met de machine
    Graphic
    G411277
  1. Start de motor en zet de gashendel op Snel.
  2. Zet de schuif voor maaien/transport naar rechts, naar de Maaistand .
  3. Graphic
    G411278
  4. Druk de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Inschakelen .
  5. Duw de maai-/hefhendel naar voren om de maai-eenheden neer te laten en te laten werken (de voorste maai-eenheden zijn zo ingesteld dat ze eerder naar beneden komen dan de achterste maai-eenheden).
  6. Druk het tractiepedaal naar voren in om vooruit te rijden en gras te maaien.
  7. Trek kort aan de maai-/hefhendel om de maai-eenheden omhoog te brengen aan het einde van een werkgang zodat u de machine kunt uitlijnen voor de volgende werkgang.
    Opmerking: Duw de maai-/hefhendel opnieuw naar voren om de maai-eenheden neer te laten en te laten werken.
De machine laten rijden in Transportmodus
    Graphic
    G411279
  1. Zet de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Uitschakelen.
  2. Breng de maai-eenheden omhoog in de transportstand.
  3. Zet de schuif voor maaien/transport in de Transportstand .
    Belangrijk  
    Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maai-eenheden niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen.
     
    Opmerking: U kunt de maai-eenheden niet omlaagbrengen terwijl u de machine gebruikt in de transportmodus.
Maaisnelheid (toerental messenkooi)
Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien een gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk om het messenkooitoerental af te stemmen op de maaihoogte.
Belangrijk  
Als de messenkooisnelheid te langzaam is, zijn er mogelijk strepen zichtbaar na het maaien. Als de messenkooisnelheid te hoog is, kan het maairesultaat er pluizig uitzien.
 
Modellen 03820 en 03910
Graphic
G447075
  1. Afstelling van messenkooi met 8 messen
  2. Afstelling van messenkooi met 11 messen
  3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi.
Model 03821
Graphic
G447074
  1. Afstelling van messenkooi met 8 messen
  2. Afstelling van messenkooi met 11 messen
  3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi.
Toerental van de messenkooien instellen
Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien een gelijkmatig uiterlijk krijgt, moet u de toerentalregeling van de messenkooien (die zich onder de bestuurdersstoel bevindt) juist afstellen.
    Graphic
    G426210
  1. Selecteer de maaihoogte waarop de maai-eenheden zijn ingesteld.
  2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de maaiomstandigheden.
  3. Raadpleeg de tabel op de stickers met messenkooitoerentallen () om het juiste messenkooitoerental te bepalen.
    Opmerking: Onthoud het messenkooitoerental.
  4. Open de kap van het platform.
  5. Graphic
    G426211
  6. Draai de regelknop voor het messenkooitoerental van het verdeelstuk van de maaier tot de indicatorpijl overeenstemt met het messenkooitoerental dat u hebt bepaald in stap .
    Opmerking: U kunt het toerental van de messenkooien verhogen of verlagen om te compenseren voor de veranderingen in de gazonomstandigheden. Als u grasvangers gebruikt, moet u het messenkooitoerental verhogen voor betere grasvangprestaties.
  7. Sluit de kap van het platform.
Tegendruk van de hefarm afstellen
Uitsluitend voor modellen 03820 en 03821
U kunt de tegendruk op de hefarmen van de achterste maai-eenheden afstellen om de machine aan te passen aan verschillende gazonomstandigheden en ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan.
U kunt elke tegendrukveer instellen op 4 verschillende standen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op het maaidek met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand. De veren kunnen op de achterkant van de eerste actuator van de veer worden geplaatst om alle tegendruk op te heffen (vierde stand).
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de contactschakelaar.
  2. Steek een buis of gelijksoortig voorwerp op het uiteinde van de lange veer om de spanning op de veer tijdens de afstelling weg te nemen.
    Opgelet
    Deze veren staan onder spanning, het verstellen kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
    Wees voorzichtig bij het instellen van de veren.
     
  3. Als de veer is ontspannen, verwijdert u de bout en de borgmoer waarmee de actuator van de veer is bevestigd aan de beugel.
    Graphic
    G411636
    1. Veer
    2. Actuator van veer
    3. Locaties van bijkomende gaten
  4. Plaats de actuator van de veer in het gewenste gat en zet deze vast met de bout en de borgmoer.
  5. Herhaal deze procedure bij de andere veer.
De neerwaartse druk van de hefarm afstellen
U kunt de configuratie van de veren op de hefarmen van de achterste maai-eenheden afstellen om neerwaartse druk te bieden. Dit is ter compensatie van verschillende gazonomstandigheden waar meer neerwaartse kracht nodig is.
Om over te schakelen op de configuratie voor neerwaartse druk, moet het plaatje van de pal worden verwijderd om de twee veren van één kant te verwisselen en het korte deel van de veer moet nu tegen de bovenlip van het plaatje rijden.
U kunt de neerwaartse drukveer instellen op 4 verschillende standen. Elke stand verhoogt of verlaagt de neerwaartse druk op de maai-eenheid met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand. De veren kunnen op de achterkant van de eerste actuator van de veer worden geplaatst om alle neerwaartse druk op te heffen (vierde stand).
Graphic
G462096
  1. Stand 1
  2. Stand 2
  3. Stand 3
  4. Stand 4
  5. Veer
  6. Actuator van veer
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de contactschakelaar.
  2. Steek een buis of gelijksoortig voorwerp op het uiteinde van de lange veer om de spanning op de veer tijdens de afstelling weg te nemen.
    Opgelet
    Deze veren staan onder spanning, het verstellen kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
    Wees voorzichtig bij het instellen van de veren.
     
  3. Als de veer is ontspannen, verwijdert u de bout en de borgmoer waarmee de actuator van de veer is bevestigd aan de beugel.
  4. Plaats de actuator van de veer in het gewenste gat en zet deze vast met de bout en de borgmoer.
  5. Herhaal deze procedure bij de andere veer.
Het brandstofsysteem ontluchten
    Graphic
    G411275
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.
  3. Ontgrendel en open de motorkap.
  4. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open.
  5. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
    Opmerking: De elektrische brandstofpomp loopt en perst bij de ontluchtschroef lucht naar buiten.
  6. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het contactsleuteltje op Uit.
Opmerking: De motor zou moeten starten wanneer u deze procedure gevolgd hebt. Als de motor niet start, moet u mogelijk de injectors ontluchten.
Overzicht van het diagnoselampje
Het diagnoselampje geeft aan dat de elektronische controller een elektrische storing registreert. Als de elektronische controller correct functioneert en u het contactsleuteltje in de stand Aan zet, zal het diagnoselampje 3 seconden branden en daarna doven om aan te geven dat het lampje naar behoren werkt.
Als de motor afslaat, brandt het diagnoselampje onafgebroken totdat u het sleuteltje in een andere stand draait. Het lampje gaat knipperen als het besturingssysteem een elektrische storing ontdekt. Nadat u de storing hebt verholpen, wordt het lampje opnieuw ingesteld wanneer u het sleuteltje naar de stand Uit draait.
Graphic
G411637
Tips voor bediening en gebruik
Vertrouwd raken met de machine
  • Voordat u gaat maaien, moet u zich op een open terrein oefenen in het gebruik van de machine.
  • De motor starten en uitschakelen.
  • Rij de machine vooruit en achteruit.
  • Laat de maaidekken neer en hef ze op, en schakel ze in en uit.
  • Als u meer vertrouwd wordt met de machine, moet u zich oefenen in het helling opwaarts en afwaarts rijden bij verschillende snelheden.
Waarschuwingssysteem - overzicht
Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt.

Na de werking

Locaties van bevestigingspunten

Graphic
G413472
  1. Bindogen

De machine transporteren

  1. Volg de onderstaande tips wanneer u de machine transporteert.
    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
    • Maak de machine stevig vast.

De machine slepen

In noodgevallen kunt u de machine over een korte afstand slepen. Toro beveelt dit echter niet aan als standaardprocedure.
Belangrijk  
U mag de machine niet sneller dan met 3 tot 4 km per uur slepen omdat anders het aandrijfsysteem beschadigd kan raken. Als de machine over een grote afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger.
 
  1. Open de motorkap.
  2. Graphic
    G413470
  3. Draai de handgreep van de omloopklep op de pomp 90° (¼ slag). De handgreep van de omloopklep bevindt zich dicht bij de rechter motorkapvergrendeling
  4. Sluit en vergrendel de motorkap.
  5. Sluit het trekvoertuig aan op de machine aan de bevestigingspunten.
  6. Ga zitten op de bestuurdersstoel en gebruik indien nodig de parkeerrem om de machine te regelen wanneer ze wordt getrokken.
    Belangrijk  
    U mag de motor niet starten wanneer de omloopklep open is.
     
  7. Voordat u de motor start, moet u de omloopklep sluiten door deze 90° (¼ slag) te draaien.

 
 
 
Onderhoud
 

Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Belangrijk  
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor en de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoud
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Onderdeelnr.
Aantal
Beschrijving
Na het eerste bedrijfsuur
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Na de eerste 10 bedrijfsuren
-
-
-
-
-
-
-
-
-
104-3252145-3494
1
Riem van wisselstroomdynamo/ventilator
99-8492140-3619
1
Aandrijfriem van hydrostaat
Na de eerste 50 bedrijfsuren
108-8492140-3841
1
Oliefilter
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
Voor elk gebruik of dagelijks
De veiligheidsgordel(s)controleren op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (208 liter)
-
-
-
Om de 25 bedrijfsuren
-
-
-
Om de 50 bedrijfsuren
108-1190
1
Premium universeel smeervet (414 ml)
Om de 100 bedrijfsuren
104-3252145-3494
1
Riem van wisselstroomdynamo/ventilator
99-8492140-3619
1
Aandrijfriem van hydrostaat
Om de 150 bedrijfsuren
108-8492140-3841
1
Oliefilter
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (208 liter)
Om de 200 bedrijfsuren
108-3811
1
Luchtfilterelement
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Om de 400 bedrijfsuren
-
-
-
110-9049
1
Brandstoffilter
-
-
-
Om de 800 bedrijfsuren
De hydraulische vloeistof verversen (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof).
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (208 liter)
Het hydraulische filter vervangen (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof).
86-3010
1
Hydraulisch filter
Om de 1.000 bedrijfsuren
Het hydraulische filter vervangen (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt).
86-3010
1
Hydraulisch filter
Om de 2.000 bedrijfsuren
De hydraulische vloeistof verversen (als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt).
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (208 liter)
Om de 2 jaar
-
-
-
Het koelsysteem laten leeglopen en spoelen (ga naar een erkende (service)dealer of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Controlelijst voor dagelijks onderhoud
Gecontroleerd item
Voor week van:
Ma.
Di.
Wo.
Do.
Vr.
Za.
Zo.
Werking van veiligheidssysteem controleren.
Werking van de remmen controleren.
Peil van de motorolie en brandstof controleren.
Peil van de koelvloeistof controleren.
Brandstoffilter/waterafscheider aftappen.
Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren.
Controleren of motor ongewone geluiden maakt.1
Radiateur controleren op vuil.
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Peil van het hydraulische systeem controleren.
Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren.
Controleren op lekkages.
Controleer de bandenspanning.
Werking van instrumenten controleren.
Maaihoogte-instelling controleren.
Vet in alle smeernippels spuiten.2
Beschadigde lak bijwerken.
Was de machine.
  1. De gloeibougie en de spuitstukken van de injector controleren als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt.
  2. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Belangrijk  
Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden
Controle uitgevoerd door:
Item
Datum
Informatie
1
   
2
   
3
   
4
   
5
   

Procedures voorafgaand aan het onderhoud

Vóór onderhoudswerkzaamheden
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en zet de schakelaar van de maaidekaandrijving uit.
  2. Graphic
    G411277
  3. Zet de schuif voor maaien/transport naar rechts, naar de Maaistand .
  4. Zet de maai-/hefhendel naar voren.
  5. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de motor afkoelen.
Accudeksel verwijderen
    Graphic
    G448592
  1. Verwijder het accudeksel zoals getoond.
De motorkap openen
    Graphic
    G414711
  1. Maak de sluitingen aan beide zijden van de motorkap los.
  2. Graphic
    G414712
  3. Draai de motorkap open.
Locatie opkrikpunten
Opmerking: Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
Gebruik de volgende punten als hefpunten voor de machine:
  • Voor - de krikbeugels van de buis van de vooras.
  • Achter - de buis van de achteras.
Graphic
G437877
  1. Voorzijde van de machine
  2. Krikbeugels (buis van vooras)
  3. Buis van achteras
  4. Achterkant van machine

Smering

Lagers en lagerbussen smeren
De machine heeft smeernippels die u regelmatig moet smeren. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven intervallen.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Smeer alle smeernippels van de machine met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Plaats van de smeernippels
Specificatie vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Draaipunt
Graphic
G450437
Draaipunten en hefcilinders voorste hefarm (3 elk)
Graphic
G452351
Draaipunten en hefcilinders achterste hefarm (3 elke zijde)
Graphic
G452353
Draaipunten van maaidekken (2 elk)
Graphic
G452354
Afstelmechanisme neutraalstand
Graphic
G450441
Schuif voor maaien/transport
Graphic
G450442
Draaipunt riemspanning
Graphic
G450443

Motor onderhouden

Motorolietype
Type olie
Gebruik hoogwaardige motorolie met laag asgehalte die minstens voldoet aan API onderhoudsclassificatie CH-4 of hoger.
Gebruik motorolie met de volgende viscositeit:
  • Geprefereerde olie: SAE 15W-40 [-17°C]
  • Alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen)
Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30.
Carterinhoud
Ongeveer 3,8 liter met het filter
Het motoroliepeil controleren
Opmerking: Controleer de olie wanneer de motor koud is. Als de motor warm is, wacht dan 10 minuten voordat u de olie controleert.
Als het oliepeil zich onder de onderste markering op de peilstok bevindt, vul dan geleidelijk bij met olie tot het peil de bovenste markering op de peilstok bereikt.
Belangrijk  
Zorg ervoor dat het oliepeil zich tussen de bovenste en onderste markering op de peilstok bevindt. Te veel of te weinig motorolie kan de motor ernstig beschadigen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G453109
  3. Open de motorkap.
  4. Controleer het motoroliepeil.
  5. Sluit en vergrendel de motorkap.
Motorolie verversen en filter vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Voer de volgende stappen uit om de olie te verversen:
    1. Verwijder een van beide aftappluggen en laat de bestaande olie uit de motor lopen.
    2. Plaats de aftapplug terug.
    Graphic
    G414739
  4. Het motoroliefilter vervangen.
    Graphic
    G414740
    Opmerking: Draai het filter niet te vast.
  5. Vul het carter met olie.
    Graphic
    G453108
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.
Onderhoud van het luchtfilter
  • Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Gebruik geen beschadigd luchtfilter.
  • Verricht de onderhoudswerkzaamheden aan het luchtfilter met inachtneming van de aanbevolen onderhoudsintervallen of eerder als de prestaties van de motor achteruitgaan als gevolg van buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden. Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd.
Belangrijk  
Zorg dat het deksel goed gemonteerd is en aansluit op de luchtfilterbehuizing. Richt de rubberen uitlaatklep naar beneden in een stand tussen ongeveer 5 tot 7 uur, gezien vanaf het uiteinde.
 
Graphic
G448875

Onderhoud van het brandstofsysteem

Deze Gebruikershandleiding bevat meer informatie over de brandstof en het onderhoud van het brandstofsysteem dan de gebruikershandleiding van de motor die algemene informatie bevat over de brandstof en het brandstofonderhoud.
Zorg ervoor dat u voldoende aandacht besteedt aan het onderhoud van het brandstofsysteem, de brandstofopslag en de brandstofkwaliteit om stilstand en grote reparaties aan de motor te voorkomen.
Het brandstofsysteem heeft zeer kleine toleranties vanwege de emissie- en controlevoorschriften. De kwaliteit en zuiverheid van de dieselbrandstof is veel belangrijker geworden voor de levensduur van moderne hogedruk common rail (HPCR) brandstofinjectiesystemen die voor dieselmotoren worden gebruikt.
Belangrijk  
Water of lucht in het brandstofsysteem zal uw motor beschadigen! Ga er niet van uit dat nieuwe brandstof schoon is. Zorg ervoor dat uw brandstof van een gerenommeerde leverancier komt, sla uw brandstof correct op en gebruik uw brandstofvoorraad binnen 180 dagen.
 
Belangrijk  
Als u de procedures voor het vervangen van het brandstoffilter, het onderhoud van het brandstofsysteem en de opslag van brandstof niet volgt, kan het brandstofsysteem van de motor voortijdig defect raken. Voer al het onderhoud aan het brandstofsysteem uit met de voorgeschreven intervallen of wanneer de brandstof vervuild is of de kwaliteit ervan slecht is.
 
Opslag van brandstof
De juiste opslag van brandstof is essentieel voor uw motor. Het goede onderhoud van de brandstofopslagtanks wordt vaak over het hoofd gezien en leidt tot vervuiling van de brandstof die aan de machine wordt geleverd.
  • Koop alleen de benodigde brandstof die u binnen 180 dagen zult verbruiken. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen. Hierdoor zal de brandstof geen water en andere verontreinigingen bevatten.
  • Als u het water niet uit de opslag- of brandstoftank van de machine verwijdert, kan dat roest of verontreinigingen in de opslagtank en de onderdelen van het brandstofsysteem veroorzaken. Het door schimmel, bacteriën of schimmel ontwikkelde tankslib beperkt de doorstroming en verstopt het filter en de brandstofinjectoren.
  • Inspecteer uw brandstofopslagtank en de brandstoftank van uw machine regelmatig om de kwaliteit van de brandstof in de tank te controleren.
  • Zorg ervoor dat uw brandstof afkomstig is van een gerenommeerde leverancier.
  • Als u water of verontreinigingen in uw opslag- of brandstoftank aantreft, werk dan samen met uw brandstofleverancier om het probleem te verhelpen en voer al het benodigde onderhoud aan het brandstofsysteem uit.
  • Bewaar geen diesel in tanks of jerrycans met verzinkte onderdelen.
Onderhoud van de brandstoftank
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd zal worden gestald. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen.
Brandstofleidingen en -verbindingen controleren
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Controleer de brandstofleidingen en fittings op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
    Opmerking: Herstel of vervang beschadigde of versleten brandstofleidingen of fittings.
  4. Sluit en vergrendel de motorkap.
Onderhoud van brandstof/waterafscheider
De brandstof/waterafscheider aftappen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Tap de waterafscheider af zoals getoond.
    Graphic
    G452998
  3. Start de motor, controleer op lekkages en zet de motor af.
    Opmerking: Herstel alle brandstoflekken.
Het filter van de brandstof/waterafscheider vervangen
  1. Vervang het filter zoals getoond.
    Graphic
    G452996
  2. Start de motor, controleer op lekkages en zet de motor af.
    Opmerking: Herstel alle brandstoflekken.
Injectors ontluchten
Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap en laat de motor afkoelen.
  3. Draai de buismoer los voor de brandstofleiding naar brandstofverstuiver nr. 1.
    Graphic
    G415052
    1. Brandstofinjectors
  4. Zet de gashendel op snel.
  5. Draai het contactsleuteltje op Start en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje naar de stand Uit wanneer er sprake is van een ononderbroken straal.
    Belangrijk  
    Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u de startmotor niet langer dan 15 seconden in werking stellen. Als u de motor 10 seconden achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.
     
  6. Zet de buismoer weer vast.
  7. Verwijder alle brandstof van de motor.
  8. Herhaal stap tot en met voor de andere verstuivers.
  9. Start de motor, controleer op lekkages en zet de motor af.
    Opmerking: Herstel alle brandstoflekken.
  10. Sluit en vergrendel de motorkap.

Elektrisch systeem onderhouden

Onderhoud van de accu
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden.
  • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
  • Draag een veiligheidsbril en rubberen handschoenen.
  • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
 
Waarschuwing
Een verkeerde geleiding van de accukabel kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, wat ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben.
  • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
  • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Verwijder het accudeksel.
  3. Verwijder de vuldoppen van de accu.
  4. Houd het accuzuur in de accucellen op peil met gedistilleerd of gedemineraliseerd water.
    Opmerking: Vul de cellen niet hoger dan de onderkant van de sleufring in elke cel.
  5. Plaats de vuldoppen terug zodat de ventielen naar achteren wijzen (in de richting van de brandstoftank).
  6. Reinig de bovenkant van de accu door deze af en toe te reinigen met een borstel die in een oplossing van ammoniak of natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water.
    Belangrijk  
    Verwijder nooit de vuldoppen bij het reinigen.
     
  7. Controleer de klemmen van de accukabels en de accupolen op corrosie. Bij corrosie moet u de volgende handelingen uitvoeren:
    1. Maak de minkabel (-) van de accu los.
    2. Maak de pluskabel (+) van de accu los.
    3. Maak de kabelklemmen en polen afzonderlijk schoon.
    4. Sluit de pluskabel (+) van de accu aan.
    5. Maak de minkabel (-) van de accu vast.
    6. Spuit een dun laagje beschermspray op de klemmen en de polen.
  8. Controleer of de klemmen van de accukabel vastzitten op de accupolen.
  9. Plaats het accudeksel.
    Opmerking: Stal de machine liever in een koele dan een warme omgeving om te vermijden dat de accu sneller ontlaadt.
Onderhoud van de zekeringen
Onderhoud van de zekeringhouder
  1. Til de kap van de bedieningsarm op.
    Graphic
    G416223
    1. Kap van bedieningsarm
    2. Zekeringhouder
    3. Rechterkant van de machine
  2. Zoek de gesprongen zekering in de zekeringhouder.
  3. Vervang de zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
  4. Monteer de kap op de bedieningsarm.
Onderhoud van de zekering van telematica
    Graphic
    G416224
  1. Verwijder het accudeksel.
  2. Verwijder de dop van de lijnzekeringhouder .
  3. Vervang de zekering (10 A) .
  4. Monteer de dop op de lijnzekeringhouder ().
  5. Plaats het accudeksel.

Aandrijfsysteem onderhouden

De bandenspanning controleren
Waarschuwing
Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Dit kan leiden tot kantelen, met de dood of ernstig letsel tot gevolg.
Pomp de banden niet te zacht op.
 
Opmerking: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren.
  1. Meet de bandenspanning van elke band. De luchtdruk in de achterbanden moet 0,83 bar zijn.
  2. Indien nodig de banden oppompen of aflaten tot u 83 kPa (12 psi) meet.
De wielmoeren aandraaien.
  1. Draai de wielmoeren kruislings aan met 103 tot 127 Nm.
    Waarschuwing
    Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot ernstig letsel of de dood.
    Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie zijn aangedraaid.
     
De moeren van de asnaaf vastdraaien
  1. Draai de moeren van de naaf van de as aan met een torsie van 339 tot 373 N·m.
De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand
Als de machine beweegt wanneer het tractiepedaal in de neutraalstand staat, moet de afstelnok van de tractie worden afgesteld.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Krik een voorwiel en een achterwiel van de grond en plaats steunblokken onder het frame.
    Waarschuwing
    Als de machine niet voldoende wordt ondersteund, kan ze per ongeluk vallen, wat kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
    Hef een voorwiel en een achterwiel op van de grond om te voorkomen dat de machine beweegt tijdens het afstellen.
     
  3. Graphic
    G416234
  4. Draai de borgmoer op de afstelnok van de tractie .
    Waarschuwing
    De motor moet lopen om de afstelnok van de tractie definitief af te stellen. Contact met hete of bewegende onderdelen kan ernstig letsel of de dood veroorzaken.
    Houd uw handen, voeten, gezicht en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluidsdemper, andere hete motoronderdelen en draaiende delen.
     
  5. Start de motor en draai de zeskantige moer van de nok in beide richtingen om de middelste positie van het bereik van de neutraalstand te bepalen.
  6. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen.
  7. Zet de motor af.
  8. Haal de steunblokken weg en laat de machine neer op de grond. Maak een proefrit met de machine om er zeker van te zijn dat deze niet beweegt als het tractiepedaal in de neutraalstand staat.

Onderhoud van het koelsysteem

Aanbevolen koelvloeistof
Het koelvloeistofreservoir is in de fabriek gevuld met een 50/50 verhouding van water en ethyleenglycol extended life koelvloeistof.
Belangrijk  
Gebruik uitsluitend in de handel verkrijgbare koelvloeistoffen die voldoen aan de specificaties die worden genoemd in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
Gebruik geen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) in uw machine. Meng geen conventionele koelvloeistof met extended life koelvloeistof.
 
Tabel met type koelvloeistof
Ethyleenglycol vloeistoftype
Type corrosieremmer
Extended life antivries
Organisch-zuurinhibitortechnologie (OAT, Organic-acid technology)
Belangrijk  
Vertrouw niet op de kleur van de koelvloeistof om het verschil te bepalen tussen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) en extended life koelvloeistof.
Fabrikanten van koelvloeistof kunnen extended life koelvloeistof kleuren in een van de volgende kleuren: rood, roze, oranje, geel, blauw, groenblauw, violet en groen. Gebruik koelvloeistof die voldoet aan de specificaties in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
 
Normen voor extended life koelvloeistof
ATSM International
SAE International
D3306 en D4985
J1034, J814 en 1941
Belangrijk  
De koelvloeistofconcentratie dient een mengsel te zijn dat half uit water, half uit koelvloeistof bestaat.
 
  • Bij voorkeur: Wanneer u koelvloeistof van een concentraat mengt, meng het dan met gedestilleerd water.
  • Voorkeursoptie: Indien er geen gedestilleerd water beschikbaar is, moet u een vooraf gemengde koelvloeistof gebruiken in plaats van een concentraat.
  • Minimumvereiste: Indien er geen gedestilleerd water of vooraf gemengde koelvloeistof beschikbaar zijn, moet u geconcentreerde koelvloeistof mengen met schoon, drinkbaar water.
Inhoud van koelsysteem
Ongeveer 5,7 liter
Het koelvloeistofpeil controleren
Opgelet
Als de motor gedraaid heeft, kan er hete koelvloeistof onder druk ontsnappen, wat kan leiden tot licht of middelmatig zwaar letsel.
  • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt.
  • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Graphic
    G416239
  4. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank .
    Opmerking: Als de motor koud is, behoort het koelvloeistofpeil ongeveer halverwege tussen de markeringen op de zijkant van de tank te staan.
  5. Als het koelvloeistofpeil laag is, verwijdert u de dop van de expansietank, vult u de tank bij met de aanbevolen koelvloeistof tot het koelvloeistofpeil zich halverwege tussen de markeringen op de zijkant van de tank bevindt, en plaatst u de dop op de tank.
    Belangrijk  
    Vul de expansietank niet te vol.
     
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.
Het koelsysteem van de motor reinigen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt.
  4. Graphic
    G416240
  5. Verwijder het onderste radiateurscherm .
  6. Reinig beide zijden van de omgeving van de radiateur grondig met water of perslucht.
  7. Monteer het onderste radiateurscherm.
  8. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van de rem

De parkeerrem afstellen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G416249
  3. Draai de stelschroef los waarmee de knop is bevestigd aan de parkeerremhendel .
  4. Draai aan de knop totdat een kracht van 133 tot 178 N nodig is om de hendel te bedienen.
  5. Draai de stelschroef vast.
Onderhoud van de parkeerremmen
De machine klaarmaken
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Breng de voorkant van de machine omhoog.
  3. Ondersteun de machine met kriksteunen die geschikt zijn voor het gewicht van uw machine.
  4. Herhaal stap en aan de andere kant van de machine.
De voorwielen verwijderen
    Graphic
    G416250
  1. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het voorwiel aan de naaf bevestigd is en verwijder het wiel.
  2. Herhaal dit aan de andere kant van de machine.
De wielnaaf en de remtrommel verwijderen
Speciaal gereedschap: naaftrekker - Toro onderdeelnr. TOR4097
    Graphic
    G416252
  1. Verwijder de borgmoer waarmee de naaf aan de wielmotoras is bevestigd.
  2. Graphic
    G416253
  3. Herhaal stap  aan de andere kant van de machine.
  4. Zet de parkeerrem vrij.
  5. Gebruik de gespecificeerde naaftrekker om de wielnaaf en remtrommel te verwijderen van de wielmotoras.
  6. Graphic
    G416254
  7. Verwijder de schijfspie van de wielmotoras .
  8. Herhaal stap en aan de andere kant van de machine.
De remtrommel en -schoenen schoonmaken
    Graphic
    G416251
  1. Verwijder aan beide kanten van de machine gras, vuil en stof aan de binnenkant van de remtrommels, de remschoenen, de steunplaat en indien gemonteerd, het optionele grasscherm.
De as van de remnok controleren en smeren
  1. Spuit aan de binnenkant van de remsteunplaat (machines zonder het optionele grasscherm aan de velgen) of het wielscherm (machines met het optionele grasscherm aan de velgen) kruipolie tussen de as van de remnok en de steunplaat .
    Machine zonder het optionele grasscherm afgebeeld.
    Graphic
    G416922
    Machines met het optionele grasscherm afgebeeld.
    Graphic
    G416923
  2. Graphic
    G416924
  3. Beweeg de parkeerremhendel naar boven en naar beneden om te controleren of de hendel voor de remnokhendel vrij beweegt.
    Opmerking: Als de remnok vast komt te zitten, moet u de remnok herstellen of vervangen; raadpleeg de Onderhoudshandleiding van uw machine.
  4. Herhaal stap en aan de andere kant van de machine.
  5. Zet de parkeerrem vrij.
Het remsysteem controleren
  1. Controleer de linker en rechter remstang op beschadiging en slijtage.
    Opmerking: Als de onderdelen van de remstang beschadigd of versleten zijn, moet u deze vervangen; raadpleeg de Onderhoudshandleiding van uw machine.
    Graphic
    G416255
    1. Remstangen
    2. Hendel van remnok
    3. Scharnieras van rem
  2. Controleer de scharnieras van de rem op beschadiging en slijtage.
    Als de scharnieras beschadigd of versleten is, moet u deze vervangen; raadpleeg de onderhoudshandleiding van uw machine.
De wielnaaf en de remtrommel monteren
  1. Maak de wielnaaf en de hydraulische motoras grondig schoon.
  2. Plaats de schijfspie in de gleuf van de wielmotoras .
    Graphic
    G536406
  3. Monteer de wielnaaf en de remtrommel op de wielmotoras .
  4. Bevestig de wielnaaf aan de as met de borgmoer en draai met de hand aan.
    Machine zonder het optionele grasscherm afgebeeld.
    Graphic
    G416252
    Machines met het optionele grasscherm afgebeeld.
    Graphic
    G416253
    Opmerking: De remschoenen en steunplaat moeten concentrisch uitgelijnd worden met de remtrommel. Als de schoenen, de plaat en de trommel fout uitgelijnd zijn, moet u de Onderhoudshandleiding van uw machine raadplegen.
  5. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
Het wiel monteren
    Graphic
    G416250
  1. Monteer het wiel aan de naaf met de 4 wielmoeren en draai de wielmoeren met de hand vast.
  2. Herhaal stap  aan de andere kant van de machine.
  3. Verwijder de assteunen en breng de machine omlaag.
  4. Draai de wielmoeren kruislings aan met 103 tot 127 Nm.
  5. Draai de borgmoer vast met een aandraaimoment van 339 tot 373 N·m.
  6. Controleer de parkeerrem en stel deze indien nodig af.

De riem onderhouden

Onderhoud van de riemen van de motor
Riem van wisselstroomdynamo/ventilator spannen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Graphic
    G416951
  4. Controleer de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo/ventilator door de riem in het midden tussen de poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken.
    Opmerking: Met een kracht van 98 N zou de riem 11 mm moeten bewegen.
  5. Als de speling niet correct is, voltooi dan de volgende procedure om de riem te spannen:
    1. Draai de bout los waarmee de beugel is bevestigd aan de motor en draai de bout los waarmee de wisselstroomdynamo is bevestigd aan de beugel.
    2. Plaats een breekijzer tussen de wisselstroomdynamo en de motor en wrik de wisselstroomdynamo naar buiten toe.
    3. Als de juiste riemspanning is verkregen, draait u de bouten van de wisselstroomdynamo en de beugel vast om de afstelling te borgen.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.
De aandrijfriem van de hydrostaat vervangen
  1. Steek een dopschroevendraaier of een stukje buis in het uiteinde van de spanveer van de riem.
    Waarschuwing
    Wanneer u de aandrijfriem van de hydrostaat vervangt, moet u spanning van de veer halen, die onder zware belasting staat. Als u de spanning op een onjuiste manier van de veer haalt, kan dit leiden tot ernstig letsel of de dood.
    Wees voorzichtig wanneer u de spanning van de veer haalt.
     
  2. Duw het einde van de riemspanveer naar benden en uit de inkeping in de lip van de pompbevestiging en beweeg het veeruiteinde naar voren.
    Graphic
    G416950
    1. Lip van pompbevestiging
    2. Riemspanveer
    3. Motorpoelie
    4. Drijfriem
    5. Poelie van de hydrostaat
  3. Plaats de riem terug.
  4. Duw het uiteinde van de riemspanveer naar beneden en naar binnen en lijn het uit in de inkeping van de lip van de pompbevestiging.

Onderhoud van de bedieningsorganen

De maaisnelheid instellen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G416991
  3. Draai de contramoer voor de borgbout voor de snelheid los.
  4. Stel de borgbout voor de snelheid als volgt af:
    Opmerking: De maaisnelheid is in de fabriek afgesteld op 9,7 km per uur.
    • Om de maaisnelheid te verlagen, draait u de borgbout voor de snelheid naar rechts.
    • Om de maaisnelheid te verhogen, draait u de borgbout voor de snelheid naar links.
  5. Houd de borgbout tegen en draai de contramoer vast.
  6. Maak een testrit met de machine om de afstelling van de maximale maaisnelheid te bevestigen.
De gashendel afstellen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open de motorkap.
  3. Zet de gashendel naar achteren zodat deze tegen de sleuf in het bedieningspaneel aan komt.
  4. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los.
  5. Graphic
    G416992
  6. Houd de hefboomarm van de injectiepomp tegen de regelschroef voor het stationair toerental en zet de kabelklem vast.
  7. Draai de bouten los waarmee de gashendel is bevestigd aan het bedieningspaneel.
  8. Duw de gashendel helemaal naar voren.
  9. Schuif de aanslagplaat tegen de gashendel aan en draai de bouten vast waarmee de gashendel is bevestigd aan het bedieningspaneel.
  10. Als de gashendel tijdens het gebruik niet in positie blijft, moet u de borgmoer waarmee de frictieregelaar op de gashendel wordt vastgezet, aandraaien met een torsie van 5 tot 6 N·m.
    Opmerking: De kracht die nodig is om de gashendel te bedienen, mag maximaal 89 N zijn.
  11. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het hydraulische systeem

Specificaties hydraulische vloeistof
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
Aanbevolen hydraulische vloeistof: Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof; verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
Opmerking: Een machine die de aanbevolen vloeistof om bij te vullen gebruikt moet minder vaak bijgevuld worden en het filter moet minder vaak worden vervangen.
Andere hydraulische vloeistoffen: Als de Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof niet verkrijgbaar is, kunt u een andere conventionele, petroleumgebaseerde hydraulische vloeistof gebruiken die aan de volgende materiaaleigenschappen en de industrienormen voldoet. Gebruik geen synthetische vloeistof. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt
Materiaaleigenschappen:  
  Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40°C 44 tot 48
  Viscositeitsindex ASTM D2270 140 of hoger
  Stolpunt, ASTM D97 -37°C tot -45°C
  Industriespecificaties: Eaton Vickers 694 (I-286-S, M-2950-S/35VQ25 of M-2952-S)
Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof leverbaar voor de hydraulische vloeistof, in flesjes van 20 ml. Een flesje is voldoende voor 15 tot 22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro distributeur, onderdeelnr. 44-2500.
Belangrijk  
Toro Premium synthetische, biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof is de enige biologisch afbreekbare vloeistof die door Toro is goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De olie is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een erkende Toro distributeur.
 
Inhoud hydraulische tank
Capaciteit hydraulische tank: 22,7 liter
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. U controleert de hydraulische olie het beste als de olie koud is. De machine dient in de transportstand te staan.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G417013
  3. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank en verwijder de dop.
  4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek.
  5. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil.
    Opmerking: Het vloeistofpeil dient binnen 6 mm van de markering op de peilstok te staan.
  6. Als het peil te laag is, vult u bij met de voorgeschreven vloeistof totdat het peil de Vol-markering bereikt.
    Belangrijk  
    Vul het hydraulische reservoir niet te vol.
     
  7. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
Controleren van de hydraulische slangen en leidingen
  1. Controleer de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Hydraulische vloeistof verversen
Waarschuwing
Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken, wat kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het hydraulische systeem.
 
Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.
    Graphic
    G417016
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Maak de grote hydraulische slang los van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een opvangbak lopen.
  3. Breng de hydraulische slang terug aan als er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten komt.
  4. Vul het reservoir met ongeveer 22,7 liter hydraulische vloeistof.
    Belangrijk  
    Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
     
  5. Graphic
    G417013
  6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis .
  7. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden.
  8. Controleer op lekkages en zet dan de motor af.
  9. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt.
    Belangrijk  
    Laat het reservoir niet te vol worden.
     
Hydraulisch filter vervangen
Waarschuwing
Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken, wat kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het hydraulische systeem.
 
Als u het filter vervangt, moet u een origineel Toro filter (onderdeelnr. 86-3010) monteren.
Belangrijk  
Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G417017
  3. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter.
  4. Smeer de nieuwe filterpakking en vul het filter met hydraulische vloeistof.
  5. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat: draai het filter vervolgens nog eens een ½ slag.
  6. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op lekkages.

Onderhoud van de maai-eenheid

Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren
  1. Controleer de afstelling van het contact tussen het ondermes en de messenkooi, ook als deze eerder acceptabel was.
    Opmerking: De messenkooi en het ondermes moeten over de gehele lengte lichtjes contact maken.
De optionele meetstaaf gebruiken
  1. Gebruik de meetstaaf om het maaidek af te stellen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaidek voor de afstelprocedure.
    Graphic
    G417037
    1. Hoogtelat
    2. Stelschroef voor maaihoogte
    3. Moer
    4. Gaten voor instelling van de Groomer HOG
    5. Ongebruikte opening
Maai-eenheden wetten
Waarschuwing
Contact met de maai-eenheden of andere bewegende onderdelen kan de dood of ernstig letsel veroorzaken.
  • Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van de maai-eenheden en andere bewegende onderdelen.
  • Probeer de maai-eenheden nooit met uw handen of voeten te draaien terwijl de motor draait.
 
De machine klaarmaken.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Voer voor het wetten de eerste afstellingen uit van het contact tussen messenkooi en ondermes; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid.
  3. Breng het deksel van het platform omhoog om het verdeelstuk van de maaier bloot te leggen.
    Graphic
    G417034
    1. Sticker met tabel met messenkooitoerental (op de kap van het platform)
    2. Verdeelstuk van maaier
  4. Graphic
    G417035
  5. Noteer de snelheid waarop de regelknop voor het messenkooitoerental is ingesteld.
  6. Zet de regelknop voor het messenkooitoerental op stand 1.
  7. Zet de wethendel in de stand R (wetten).
    Opmerking: De machine bevindt zich in de wetmodus wanneer de schuif voor maaien/transport naar de rechterstand staat (Maaistand) en de wethendel in de stand R (wetten) staat.
De messenkooien en het ondermes wetten
Waarschuwing
Als het motortoerental wordt gewijzigd tijdens het wetten kunnen de maaidekken vastlopen, dat zou tot de dood of ernstig letsel kunnen leiden.
  • Verander nooit het motortoerental tijdens het wetten.
  • Wet uitsluitend als de motor stationair loopt.
 
    Graphic
    G417038
  1. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen.
  2. Druk de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Inschakelen .
  3. Zet de maai-/hefhendel naar voren .
    Opmerking: De messenkooien van alle maai-eenheden draaien achterwaarts.
  4. Breng de wetpasta aan op de messenkooi met een borstel met lange steel.
    Gevaar
    Als u in contact komt met bewegende maai-eenheden, leidt dit tot ernstig letsel of de dood.
    Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat u buiten het bereik van de maai-eenheden bent voordat u verdere werkzaamheden uitvoert.
     
    Belangrijk  
    Gebruik nooit een borstel met een korte steel.
     
  5. Als de maai-eenheden blijven vastzitten of instabiel worden tijdens het wetten, stelt u de knop voor de toerentalregeling van de messenkooien af totdat de messenkooisnelheid stabiliseert. Zet daarna het toerental weer op stand 1 of de gewenste snelheid.
  6. Als u een aanpassing moet uitvoeren aan de maai-eenheden terwijl u aan het wetten bent, moet u als volgt te werk gaan:
    1. Beweeg de maai-/hefhendel naar achteren.
      Opmerking: De maai-eenheden worden uitgeschakeld, maar worden niet omhooggebracht.
    2. Druk de schakelaar van de maaidekaandrijving in de stand Uitschakelen.
    3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    4. Stel de maai-eenheden af.
    5. Herhaal stap tot en met .
  7. Herhaal stap voor de andere maai-eenheden die u wilt wetten.
Wetten beëindigen
    Graphic
    G417035
  1. Druk de schakelaar van de maaiaandrijving in de stand Uitschakelen.
  2. Zet de motor af.
  3. Zet de wethendel in de stand F (maaien).
    Belangrijk  
    Als u de wethendel na het wetten niet in de stand F (maaien) zet, zullen de maai-eenheden niet omhoogkomen of naar behoren werken.
     
  4. Stel de regelknop voor het messenkooitoerental in op de instelling die u eerder hebt genoteerd.
  5. Sluit het vloerpaneel.
  6. Spoel alle wetpasta van de maaidekken.
  7. Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten.
    Opmerking: Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand.

Onderhoud van het chassis

De veiligheidsgordel controleren
  1. Controleer de veiligheidsgordel op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert.
  2. Reinig de veiligheidsgordel indien nodig.

Reinigen

De machine wassen
  1. Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast.
    Belangrijk  
    • Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
    • Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.
    • Reinig de machine niet terwijl de motor loopt. De machine reinigen terwijl de motor loopt kan interne motorschade veroorzaken.
     

 
 
 
Opslag
 

De machine stallen

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Reinig de tractie-eenheid, de maai-eenheden en de motor grondig.
  3. Controleer de bandenspanning.
  4. Controleer of alle bevestigingsmiddelen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
  5. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.
  6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken.
  7. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels:
    1. Haal de accuklemmen los van de accupolen.
    2. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).
    3. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline (petrolatum) op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.
    4. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
  8. Maak de motor als volgt klaar:
    1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug.
    2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter.
    3. Vul de motor met de opgegeven motorolie.
    4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen.
    5. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof.
    7. Zet alle fittings van het brandstofsysteem vast.
    8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt.
    9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape.
    10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.

Opslag van de accu

Als u de machine langer dan 30 dagen stalt, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in de machine opslaat. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1,265-1,299.

 
 
 
Problemen oplossen
 

Display van Diagnostische ACE

De machine is uitgerust met een elektronisch besturingssysteem dat de meeste functies van de machine regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars (d.w.z. stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.) en schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine te bekrachtigen.
Om ervoor te zorgen dat het elektronische besturingssysteem de machine bestuurt zoals wordt vereist, moeten de solenoïdes en relais van de outputs zijn aangesloten en correct functioneren.
Met behulp van de display van de Diagnostische ACE kunt u de elektrische functies van de machine controleren en herstellen.

Controleren of de interlockschakelaars functioneren

    Graphic
    G417041
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.
  2. Verwijder de kap van het bedieningspaneel.
  3. Zoek de kabelboom en de kringloopstekker .
  4. Trek de kringloopstekker voorzichtig uit de stekker van de kabelboom.
  5. Graphic
    G417042
  6. Bevestig de stekker van de Diagnostische ACE aan de connector van de kabelboom.
    Opmerking: Zorg ervoor dat de juiste overlay-sticker op het display van de Diagnostische ACE is geplaatst.
  7. Draai het contactsleuteltje op Aan, maar start de motor niet.
    Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs.
  8. De led 'inputs getoond' op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de led 'outputs getoond' oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken om de led 'inputs getoond' te laten oplichten.?
    De Diagnostische ACE licht de led op die hoort bij de inputschakelaar die wordt gesloten.
  9. Laat elke schakelaar afzonderlijk van de open naar de gesloten stand gaan (d.w.z. neem plaats op de stoel, trap het tractiepedaal in, enz.) en controleer of de juiste led op de Diagnostische ACE gaat knipperen als de corresponderende schakelaar wordt gesloten. Herhaal deze procedure bij elke schakelaar die met de hand van de open in de gesloten stand kan worden gezet.
  10. Als de schakelaar wordt gesloten zonder dat de bijbehorende led gaat branden, moet u alle kabels en aansluitingen naar de schakelaar controleren en/of de schakelaar doormeten met een weerstandsmeter of een multimeter. Vervang defecte schakelaars en repareer defecte kabels.
    Opmerking: De Diagnostische ACE kan ook ontdekken welke solenoïdes of relais van de outputs zijn ingeschakeld. Dit is een snelle manier om vast stellen of het om een storing in het elektrische of het hydraulische systeem van de machine gaat.

Controle van de outputfunctie

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Verwijder het inspectieluik op de zijkant van de bedieningsarm.
  3. Zoek de kabelboom en de kabelstekkers bij het besturingssysteem.
  4. Trek de kringloopstekker voorzichtig uit de stekker van de kabelboom.
  5. Bevestig de stekker van de Diagnostische ACE aan de connector van de kabelboom.
    Opmerking: Controleer of de juiste overlay-sticker op het display van de Diagnostische ACE is geplaatst.
  6. Draai het contactsleuteltje op Aan, maar start de motor niet.
    Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs.
  7. De LED 'outputs getoond' op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de LED 'inputs getoond' oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken om de LED 'outputs getoond' te laten oplichten.?
    Opmerking: Het kan noodzakelijk zijn de leds inputs getoonden de LED 'outputs getoond' enige malen beurtelings te laten oplichten om de volgende stap uit te voeren. Om de leds beurtelings te laten oplichten, drukt u de tuimelschakelaar nog een keer in. U mag dit zo vaak doen als nodig. Houd de knop niet ingedrukt.
  8. Neem plaats op de stoel en probeer de gewenste functie van de machine. Als de juiste output-leds gaan branden, duidt dit erop dat de ECM die functie inschakelt.
    Opmerking: Als de juiste output-leds niet branden, moet u controleren of de vereiste inputschakelaars in de stand zijn gezet die nodig is om deze functie in te schakelen. Controleer of de schakelaar correct functioneert Als de output-leds branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren.
    Opmerking: Als een outputschakelaar in de juiste stand staat en naar behoren functioneert, maar de output-leds niet correct branden, duidt dit op een probleem in de ECM. In dit geval dient u contact op te nemen met uw erkende Toro verdeler voor hulp.
    Belangrijk  
    Het display van de Diagnostische ACE mag niet aangesloten blijven op de machine. Het display is niet bestand tegen de omstandigheden waarin de machine elke dag wordt gebruikt. Als u de Diagnostische ACE niet meer nodig hebt, moet u deze losmaken van de machine en de kringloopstekker weer bevestigen aan de stekker van de kabelboom. De machine werkt niet als de kringloopstekker niet op de kabelboom zit. Bewaar de Diagnostische ACE op een droge veilige plek in de werkplaats, niet op de machine.