Reelmaster® 7000-D tractie-eenheid met vierwielaandrijving

Disclaimers en wettelijke informatie
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
De bijgevoegde gebruikershandleiding van de motor biedt informatie over het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) en het Californische controlesysteem voor emissies, onderhoud en garantie. U kunt vervangingsonderdelen bestellen via de fabrikant van de motor.
 
CALIFORNIË
 
Proposition 65 Waarschuwing
 
De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
 
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen weet de staat Californië dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
 
Gebruik van dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of schade aan de voortplantingsorganen veroorzaakt.
 
Certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Als deze machine is uitgerust met een telematica-apparaat, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor instructies over hoe u het apparaat moet activeren.
Nationaal: Dit hulpmiddel voldoet aan de FCC-regelgeving deel 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.
FCC ID: APV-3640LB
IC: 5843C-3640LB
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor een digitaal apparaat van klasse B volgens deel 15 van de FCC-regelgeving. Deze limieten zijn bedoeld om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie bij montage in een woonwijk. Dit apparaat genereert, gebruikt en kan radio-frequentie-energie uitstralen en, als het niet geïnstalleerd en gebruikt wordt volgens de instructies, schadelijke interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat schadelijke interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:
  • Heroriënteer of verplaats de ontvangstantenne.
  • Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
  • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een ander circuit dan dat waarop de ontvanger is aangesloten.
  • Raadpleeg de dealer of een ervaren radio-/tv-technicus voor hulp.
Argentinië
Nieuw-Zeeland
Image Image
Australië
Zuid-Korea
Image Image
Marokko
OFFICIEEL ERKEND DOOR ANRT MAROC
Erkenningsnummer: MR00004789ANRT20024
Erkenning toegekend op: 4-11-2024

 
 
 
Inleiding
 

Beoogd gebruik

Deze machine is een zitmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Hulp zoeken

Graphic
G403715
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met Toro de klantenservice. U dient hierbij altijd het model- en het serienummer van het product te vermelden. Deze nummers bevinden zich op het plaatje met het serienummer op uw product . U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Belangrijk  
U kunt met uw mobiele apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
 
Modelnummer:
Serienummer:

Handleidingconventies

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool, dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Graphic
G405934
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Classificaties voor veiligheidswaarschuwingen
Het waarschuwingssymbool dat wordt getoond in deze handleiding en op de machine geeft belangrijke veiligheidsinformatie aan die u moet opvolgen om ongelukken te voorkomen.
Het waarschuwingssymbool wordt weergegeven boven informatie die u waarschuwt voor onveilige acties of situaties en wordt gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING, of VOORZICHTIG.
Gevaar
Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Waarschuwing
Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.
 
Opgelet
Voorzichtig: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
 

 
 
 
Veiligheid
 

Algemene veiligheid

  • Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.
  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
  • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Image te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaarinstructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:.
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
  • Controleer voordat u begint te maaien altijd de machine om zeker te zijn dat de maai-eenheden in goede staat zijn.
  • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen.
  • Dit product produceert een elektromagnetisch veld. Als u een geïmplanteerd elektronisch medisch apparaat hebt, vraag dan advies aan een medische deskundige voordat u dit product gebruikt.
Brandstofveiligheid
  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.
  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Veiligheid tijdens het werk

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.
  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen. Draag een stofmasker bij het werken onder stoffige omstandigheden.
  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
  • Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.
  • Vervoer geen passagiers op de machine en houd omstanders en kinderen weg uit het werkgebied.
  • Gebruik de machine uitsluitend bij een goede zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden.
  • Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden.
  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden.
  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
  • Schakel de maai-eenheden uit wanneer u niet maait.
  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
  • Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing.
  • Laat een machine met draaiende motor niet onbeheerd achter.
  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is.
  • Gebruik de cruisecontrol (indien aanwezig) alleen als u de machine kunt bedienen in een open, platte omgeving zonder obstakels, waar de machine zonder onderbreking met een constante snelheid kan rijden.
Bescherming van de rolbeugel
  • Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine.
  • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken.
  • Doe altijd de veiligheidsgordel om.
  • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt.
  • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
  • Vervang alle beschadigde onderdelen van de rolbeugel. U mag deze niet repareren of aanpassen.
Machines met een inklapbare rolbeugel
  • Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt.
  • De rolbeugel is een integrale veiligheidsvoorziening. Houd een inklapbare rolbeugel in de opgeheven en vergrendelde positie en doe de veiligheidsgordel om als u de machine gebruikt met de rolbeugel omhoog.
  • Klap een inklapbare rolbeugel slechts tijdelijk omlaag en alleen als dit noodzakelijk is. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
  • Let op: er is geen omkantelbeveiliging als een inklapbare rolbeugel omlaag is geklapt.
  • Controleer het gebied dat u gaat maaien en klap de rolbeugel nooit omlaag op golvend terrein of gebieden met steile hellingen of waterkanten.
De machine veilig gebruiken op hellingen
  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
  • Neem de onderstaande instructies door voor gebruik van de machine op hellingen. Beoordeel de omstandigheden van het terrein alvorens de machine te gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag op dit terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.
    • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.
    • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
    • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
    • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait.
    • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
    • Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine.
    • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u werkt op hellingen. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.

Veiligheid na het werk

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
  • Schakel de maaidekken uit en laat deze zakken
  • Haal de parkeerrem aan.
  • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Om brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de maai-eenheden, aandrijvingen, dempers, koelschermen en het motorcompartiment vrij zijn van gras en vuil. Veeg gemorste olie en brandstof op.
  • Schakel de aandrijving van het werktuig uit als u de machine sleept of niet gebruikt.
  • Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien nodig.
  • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.

Veiligheid bij onderhoud

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Draag geschikte kleding, waaronder oogbescherming, een lange broek en stevige schoenen met een gripvaste zool. Houd handen, voeten, kleding, sieraden en lang haar uit de buurt van bewegende onderdelen.
  • Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
  • Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing.
  • Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.
  • Vervang versleten of beschadigde stickers.
  • Om veilige en optimale prestaties van de machine te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
Veiligheid van de motor
  • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
  • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Veiligheid van het elektrisch systeem
  • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.
  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Veiligheid van het koelsysteem
  • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
  • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
    • Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
    • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
Veiligheid van het hydraulische systeem
  • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
  • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
  • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.
  • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.
Veiligheid van de messen
  • Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
  • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
  • Let op bij machines met meerdere maai-eenheden: als u één maai-eenheid draait, kunnen de messenkooien in de andere maai-eenheden ook in beweging komen.

Veiligheid tijdens opslag

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
    • Schakel de maai-eenheden uit en laat deze zakken.
    • Haal de parkeerrem aan.
    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
    • Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

Veiligheids- en instructiestickers

Image
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.
Symbolen op accu
Sommige of alle symbolen staan op de accu.
Graphic
s_batterysymbols2
  1. Risico van explosie
  2. Niet roken. Geen open vuur of vonken
  3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden
  4. Draag oogbescherming.
  5. Lees de Gebruikershandleiding.
  6. Houd omstanders uit de buurt van de accu.
  7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken.
  8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken.
  9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen.
  10. Bevat lood; niet weggooien
Sticker onderdeel: 93-6680
Graphic
s_decal93-6680
Sticker onderdeel: 93-6686
Graphic
s_decal93-6686
  1.  Hydraulische vloeistof
  2.  Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 98-4387
Graphic
s_decal98-4387
  1.  Waarschuwing Draag gehoorbescherming.
Sticker onderdeel: 106-6754
Graphic
s_decal106-6754
  1.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  2.  Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd door de ventilator of worden gegrepen door de riem Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Sticker onderdeel: 106-6755
Graphic
s_decal106-6755
  1.  Motorkoelvloeistof onder druk.
  2.  Risico van explosie Lees de Gebruikershandleiding.
  3.  Waarschuwing Raak het hete oppervlak niet aan.
  4.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 110-9642
Graphic
s_decal110-9642
  1.  Opgeslagen energie Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt.
Sticker onderdeel: 117-4763
Graphic
s_decal117-4763
  1.  Om de parkeerrem in te schakelen, moet u de rempedalen vastzetten met de vergrendelpen, de rempedalen intrappen en het teenpedaal inschakelen.
  2.  Om de parkeerrem uit te schakelen, moet u de vergrendelpen losmaken en de pedalen loslaten.
Sticker onderdeel: 117-4765
Graphic
s_decal117-4765
  1.  Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Geen starthulpmiddelen gebruiken.
Sticker onderdeel: 117-4766
Graphic
s_decal117-4766
  1.  Gevaar op snijwonden of verminking; rotorblad Hou afstand tot bewegende delen, laat alle beveiligingen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 120-1670
Graphic
s_decal120-1670
  1.  Snelheid tractie-eenheid
  2.  Langzaam
  3.  Snel
Sticker onderdeel: 120-1683
CE-machines
Graphic
s_decal120-1683
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen.
  2. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen.
  3. Machine kan kantelen Neem bochten met lage snelheid, maak geen scherpe bochten bij hoge snelheid, laat de maai-eenheden neer als u een helling afrijdt, gebruik een rolbeugel en doe de veiligheidsgordel om.
  4. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat.
  5. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  6. Risico om gegrepen te worden, riem Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 120-8947
Graphic
s_decal120-8947
  1.  Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding.
  2.  Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt.
  3.  Er is omkantelbeveiliging als de rolbeugel omhoog is geklapt.
  4.  Als de rolbeugel omhoog is geklapt, draag dan de veiligheidsgordel.
  5.  Als de rolbeugel omlaag is geklapt, draag dan geen veiligheidsgordel.
  6.  Rij traag in bochten.
Sticker onderdeel: 121-3884
Graphic
s_decal121-3884
  1.  Motor Afzetten
  2.  Motor Voorgloeien
  3.  Motor Starten
Sticker onderdeel: 121-3887
Graphic
s_decal121-3887
  1.  Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 125-8754
Graphic
s_decal125-8754
  1.  Koplampen
  2.  Inschakelen
  3.  Aftakasschakelaar
  4.  Uitschakelen
  5.  Snel
  6.  Langzaam
  7.  Laat de maaidekken neer
  8.  Hef de maaidekken op
  9.  Lees de Gebruikershandleiding.
Sticker onderdeel: 133-8062
Graphic
s_decal133-8062
Sticker onderdeel: 136-3712
Graphic
s_decal136-3712
  1. Radiateurscherm
  2. Bandenspanning
  3. Achteras
  4. Ventilatorriem
  5. Luchtfilter van motor
  6. Hydraulische vloeistof
  7. Peil van de hydraulische vloeistof
  8. Planeetaandrijving
  9. Controleer om de 8 bedrijfsuren.
  10. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over smering.
  11. Koelvloeistofpeil
  12. Motorolie
  13. Oliepeil
  14. Brandstof/waterafscheider
  15. Accu
  16. Dieselbrandstof
  17. Remfuncties
  18. Lees de Gebruikershandleiding.
  19. Vloeistoffen
  20. Capaciteit
  21. Vloeistofinterval (bedrijfsuren)
  22. Filterinterval (bedrijfsuren)
  23. Hydraulische ontluchting
  24. Veiligheidsfilter
  25. Motorkoelvloeistof
Sticker onderdeel: 138-1186
Graphic
s_decal138-1186
Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
  1. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen.
  2. Waarschuwing Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen.
  3. Kantelgevaarmaak geen scherpe bochten bij het rijden op hoge snelheid; rij niet naar boven of beneden op hellingen van meer dan 16°; laat de maaidekken neer het afrijden van een helling; gebruik de rolbeugel en draag de veiligheidsriem.
  4. Waarschuwing Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat.
  5. Gevaar op weggeslingerde objecten Houd omstanders op een afstand.
  6. Risico om gegrepen te worden, riem Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats.
Sticker onderdeel: 145-5258
Graphic
s_decal145-5258
  1.  Vermogen
  2.  InfoCenter
  3.  Motor
  4.  Werklichten
  5.  Power seat
  6.  Sensor
  7.  Cabine

 
 
 
Configuratie
 

    Graphic
    G419213
  1. Controleer de posities van alle maai-eenheid rollen en stel deze bij indien nodig.
    • Voor maaidekken van 69 cm: gebruik de bovenste montagegaten van de rolsteun .
    • Voor maaidekken van 81 cm: gebruik de onderste montagegaten van de rolsteun.
Vereiste onderdelen
1
Slanggeleider rechts vooraan
1
Slanggeleider links vooraan
De machine voorbereiden op de montage
  1. Verwijder de transportbeugels van de messenkooimotoren en gooi ze weg.
De maai-eenheden voorbereiden
    Graphic
    G409089
  1. Haal de maai-eenheden uit de dozen.
  2. U moet de maaidekken monteren en afstellen volgens de instructies in de Gebruikershandleiding.
  3. Zorg ervoor dat het contragewicht is gemonteerd aan het juiste uiteinde van de maai-eenheid volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid.
De gazoncompensatieveer plaatsen en de slanggeleider monteren
Maai-eenheden 4
Graphic
G410291
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G410292
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G402719
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G410295
  5. Verwijder de flensborgmoer (") waarmee de bout van de grascompensatieveer is bevestigd aan de rechterlip van het draagframe, en verwijder de compensatieveer van de maai-eenheid.
    Opmerking: Verwijder de getande flensmoer niet van de bout.
  6. Graphic
    G410296
  7. Monteer de bout van de grascompensatieveer op de rechterlip van het draagframe met de flensborgmoer (") .
  8. Graphic
    G410297
  9. Lijn de tapeinden van de linker slanggeleider uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid en de grascompensatiebeugel .
    Opmerking: De steunlus van de slanggeleider is naar de middellijn van de machine gericht .
  10. Monteer de slanggeleider en de grascompensatiebeugel aan het frame van de maai-eenheid met de 2 flensborgmoeren (3/8") .
  11. Haal de borgmoeren en bouten aan met 37 tot 45 Nm.
De slanggeleider monteren
Maai-eenheden 5
Graphic
G410309
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G410292
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G410293
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G410311
  5. Lijn de tapeinden van de rechter slanggeleider uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid en de grascompensatiebeugel .
    Opmerking: Zorg ervoor dat de steunlus van de slanggeleider naar de middellijn van de machine is gericht.
  6. Monteer de slanggeleider en de grascompensatiebeugel aan het frame van de maai-eenheid met de 2 flensborgmoeren (3/8") .
  7. Draai de borgmoeren vast met een aandraaimoment van 37 tot 45 N·m.
De gazoncompensatieveer plaatsen
Maai-eenheden 2
Graphic
G410999
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G410292
  1. Als de haarspeldveer is gemonteerd in het achterste gat van de stang van de compensatieveer, verwijder deze dan en steek deze in het gat naast de beugel.
  2. Graphic
    G410293
  3. Verwijder de 2 flensborgmoeren (") en 2 slotbouten (" x 1¼") waarmee de grascompensatiebeugel bevestigd is aan het frame van de maai-eenheid.
  4. Graphic
    G410295
  5. Verwijder de flensborgmoer (") waarmee de bout van de grascompensatieveer is bevestigd aan de rechterlip van het draagframe, en verwijder de compensatieveer van de maai-eenheid.
    Opmerking: Verwijder de getande flensmoer niet van de bout.
  6. Graphic
    G410296
  7. Monteer de bout van de grascompensatieveer op de rechterlip van het draagframe met de flensborgmoer (") .
  8. Graphic
    G411000
  9. Lijn de gaten in de grascompensatiebeugel uit met de gaten in het frame van de maai-eenheid.
    Opmerking: De steunlus van de slanggeleider is naar de middellijn van de machine gericht .
  10. Monteer de grascompensatiebeugel op het frame van de maai-eenheid; gebruik de 2 slotbouten (" x 1¼") en 2 flensborgmoeren) .
  11. Haal de borgmoeren en bouten aan met 37 tot 45 Nm.
Monteren van de kickstandaard
    Graphic
    G411001
  1. Bij elke maai-eenheid: zet de kickstandaard vast aan de kettingbeugel met de borgpen .
De hoek van het draaipunt van de achterste maai-eenheid vergroten
Graphic
G419225
  1. Maai-eenheid 1
  2. Maai-eenheid 2
  3. Maai-eenheid 3
  4. Maai-eenheid 4
  5. Maai-eenheid 5
  6. Messenkooimotor
  7. Gewicht
    Graphic
    G419226
  1. Vergroot de hoek van het draaipunt van de achterste maai-eenheden door het verwijderen van de 2 afstandsstukken , 2 inbusschroeven , en 2 flensborgmoeren uit de draagframes van maai-eenheden 2 en 3.
De montage van de maai-eenheden voorbereiden
    Graphic
    G419227
  1. Zorg ervoor dat de verzonken drukring over de as van het draagframe is geplaatst .
  2. Smeer de as van het draagframe.
  3. Herhaal deze procedure bij de andere maai-eenheden.
De voorste maai-eenheden monteren
    Graphic
    G419230
  1. Monteer de voormaaidekken zoals getoond.
De achterste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of hoger
    Graphic
    G420567
  1. Monteer de achterste maaidekken aan de hefarmen, zoals getoond.
De achterste maai-eenheden aan de hefarmen monteren
Maai-eenheden afgesteld voor een maaihoogte van 1,2 cm of lager
    Graphic
    G420582
  1. Schuif de as van het draaipunt van de hefarm uit de hefarm door de borgpen en onderlegring te verwijderen.
  2. Graphic
    G420583
  3. Schuif het juk van de hefarm en de onderlegring op de as van het draagframe en zet deze vast met de borgpen .
  4. Schuif een maai-eenheid onder de hefarm.
  5. Graphic
    G420584
  6. Schuif de as van het draaipunt van de hefarm en de onderlegring op de hefarm en zet deze vast met de borgpen .
  7. Herhaal deze procedure voor de andere achterste maai-eenheid.
De kettingen van de hefarm van de maai-eenheid monteren
    Graphic
    G402673
  1. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen .
    Opmerking: Gebruik het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek.
De messenkooimotoren monteren
  1. Breng vet aan op de spie-as van de messenkooi-motor.
  2. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor.
  3. Monteer de motor door deze rechtsom te draaien zodat de flenzen van motor vrij zijn van de bouten .
    Graphic
    G411002
  4. Draai de motor linksom tot de flenzen de bouten omsluiten en draai dan de bouten vast.
    Belangrijk  
    Zorg ervoor dat de slangen van de motor van de messenkooi niet zijn verdraaid, geknikt of het risico lopen te worden afgekneld.
     
  5. Draai de montagebouten aan met 37 tot 45 N·m.
Instellingen voor maai-eenheid invoeren
  1. Gebruik de pincode om de onderstaande informatie over het maaidek in het InfoCenter in te voeren:
    • Aantal messen
    • Maaisnelheid
    • Maaihoogte
Vereiste onderdelen
1
Telematica-apparaat
1
Beugel van apparaat
1
Telematicakabelboom
4
Zeskantbout (nr. 10 x 1")
4
Borgmoer (nr. 10)
2
U-bout
4
Flensmoer (")
    Graphic
    G530740s
  1. Gebruik 4 zeskantbouten (nr. 10 x 1") en 4 borgmoeren (nr. 10) om het telematica-apparaat aan de beugel van het apparaat te bevestigen.
  2. Graphic
    G530741s
  3. Gebruik 2 U-bouten en 4 flensmoeren (") om de beugel van het apparaat aan de rechterbovenkant van de rolbeugel te bevestigen.
  4. Graphic
    G530739s
  5. Sluit de connector met de aanduiding P02 op de telematicakabelboom aan op het telematica-apparaat.
  6. Open de motorkap.
  7. Graphic
    G535059s
  8. Leid de kabelboom naar beneden langs de rolbeugel en sluit de kabelboomconnector met de aanduiding P01 aan op de connector op de machinekabelboom met de aanduiding P50 .
  9. Sluit en vergrendel de motorkap.
  10. Bevestig de kabelboom met kabelbinders aan de rolbeugel zoals wordt getoond.
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer en stel de parkeerrem in werking.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
  3. Controleer vóór gebruik de bandenspanning.
    Opmerking: De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. Stel de bandendruk af voordat u met de machine gaat werken.
  4. Het smeeroliepeil van de achteras controleren.
  5. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
  6. De machine smeren.
    Belangrijk  
    Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
     
  7. Open de motorkap en controleer het peil van de koelvloeistof.
  8. Controleer het peil van de motorolie en sluit en vergrendel de motorkap.
    Opmerking: Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; u moet het oliepeil echter controleren voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.
Vereiste onderdelen
1
Vergrendelbeugel van de motorkap
2
Popnagel
1
Schroef (1/4 x 2 inches)
2
Ring (¼")
1
Borgmoer (¼")
    Graphic
    G420587
  1. Haak de motorkapvergrendeling los van de beugel van de vergrendeling.
  2. Graphic
    G420588
  3. Verwijder de 2 klinknagels en de beugel van de vergrendeling van de motorkap.
  4. Graphic
    G420589
  5. Plaats de beugel van de CE-vergrendeling en de beugel van de vergrendeling op de motorkap en lijn de montageopeningen uit.
    Opmerking: De beugel van de vergrendeling moet zich tegen de motorkap aan bevinden.
    Verwijder de bout en moer niet van de arm van de vergrendelbeugel.
  6. Lijn de ringen uit met de openingen aan de binnenzijde van de motorkap.
  7. Bevestig de beugels en de ringen met de popnagels aan de motorkap.
  8. Graphic
    G420590
  9. Haak de vergrendeling in de vergrendelbeugel van de motorkap.
  10. Graphic
    G420591
  11. Schroef de bout in de andere arm van de vergrendelbeugel om de vergrendeling te fixeren.
  12. Draai de bout stevig aan, maar de moer niet .
Vereiste onderdelen
1
CE-sticker
1
Sticker productiejaar
1
Waarschuwingssticker
De CE-sticker aanbrengen
    Graphic
    G420593
  1. Maak de motorkap schoon rondom de motorkapsluiting en laat de motorkap drogen. Gebruik hierbij schoonmaakalcohol en een schone doek.
  2. Verwijder het schutpapier van de CE sticker en breng de sticker aan op de motorkap.
De sticker met het productiejaar aanbrengen
    Graphic
    G420604
  1. Maak het frame schoon bij het serienummer , en laat de beugel drogen. Gebruik hierbij schoonmaakalcohol en een schone doek.
  2. Verwijder het schutpapier van de sticker met het productiejaar en breng de sticker aan.
De sticker met CE-waarschuwing aanbrengen
    Graphic
    G420605
  1. Gebruik schoonmaakalcohol en een schone doek om het oppervlak van de bestaande sticker schoon te maken, en laat de sticker drogen.
  2. Verwijder het schutpapier van de CE waarschuwingssticker en breng de CE waarschuwingssticker aan over de bestaande sticker.

 
 
 
Productoverzicht
 

Graphic
G403841
  1.  Motorkap
  2.  Bestuurdersstoel
  3.  Bedieningsarm
  4.  Stuurwiel
  5.  Instelhendel bestuurdersstoel
  6.  Voormaaidekken
  7.  Achtermaaidekken

Bedieningsorganen

Graphic
G499354
  1. Contactschakelaar
  2. Maai-/hefhendel
  3. Aftakasschakelaar
  4. Schakelaar van koplampen
  5. Toerentalschakelaar
  6. InfoCenter
  7. Rempedaal
  8. Pedaalvergrendeling
  9. Pedaal van parkeerrem
  10. Tractiepedaal
  11. Pedaal voor stuurverstelling
Tractiepedaal
Graphic
G468096
  1.  Vooruit rijden - druk de bovenkant van het pedaal in.
    Opmerking: Voor een onbelaste, maximale rijsnelheid zet u de motortoerentalschakelaar in op hoog stationair en drukt u vervolgens het tractiepedaal volledig in.
  2.  Machine stoppen - laat het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand (neutraal).
  3.  Achteruit rijden - druk de onderkant van het pedaal in.
Opmerking: De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt.
Pedaal voor stuurverstelling
Graphic
G453181
Trap het pedaal voor stuurverstelling in en breng de stuurkolom omlaag of omhoog naar een comfortabele bedieningspositie.
Rempedalen
De 2 voetpedalen bedienen de afzonderlijke wielremmen ter ondersteuning van het draaien en voor betere tractie bij het rijden op hellingen.
Pedaalvergrendeling
Met de pedaalvergrendeling worden de pedalen met elkaar verbonden om de parkeerrem in te schakelen.
Pedaal van parkeerrem
Om de parkeerrem in te schakelen verbind u de pedalen aan elkaar met de borging en drukt u het rechter rempedaal in terwijl u het teenpedaal inschakelt.
Opmerking: Wanneer de parkeerrem in werking is gesteld, wordt het symbool voor de parkeerrem weergegeven in het InfoCenter.
Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u 1 van de rempedalen in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken.
Contactschakelaar
Graphic
G453721
  1.  Uit
  2.  Aan/voorverwarmen
  3.  Start
Toerentalschakelaar
Graphic
G499365
  1.  Druk de schakelaar kort naar voren om het motortoerental in stappen van 100 tpm te verhogen, houd de schakelaar ingedrukt om de motor op stationair - hoog te zetten.
  2.  Druk de schakelaar kort naar achteren om het motortoerental in stappen van 100 tpm te verlagen, houd de schakelaar ingedrukt om de motor op stationair - laag te zetten.
Schakelaar van koplampen
Graphic
G499366
  1.  Aan
  2.  Uit
Maai-/hefhendel
Graphic
G453725
  1.  Laat de maaidekken neer
  2.  Hef de maaidekken op
    Opmerking: De hendel start en stopt ook de messenkooien wanneer deze ingeschakeld zijn in de maaimodus.
    De maai-eenheden kunnen niet worden neergelaten als de maai-/hefhendel in de transportstand staat.
Maaisnelheidbegrenzer
Graphic
G467875
  1. Zet de begrenzer naar voren - de maaidekken kunnen ingeschakeld worden en de maximale rijsnelheid tijdens het maaien wordt begrensd.
  2. Zet de begrenzer naar voren - voor de maximale rijsnelheid bij het rijden tussen werklocaties.
  3. Afstandsstukken - verander de positie om de rijsnelheid bij het maaien te wijzigen.
  4. Schroef van de snelheidsbegrenzer vooruit - stel de schroef in voor het beperken van de afstand waarover het tractiepedaal naar voren kan worden gedrukt.
  5. Schroef van de snelheidsbegrenzer achteruit - stel de schroef in voor het beperken van de afstand waarover het tractiepedaal naar achteren kan worden gedrukt.
    Belangrijk  
    De schroeven van de snelheidsbegrenzer moeten het tractiepedaal stoppen voordat de pomp de volledige slag bereikt, anders kan de pomp beschadigd worden.
     
Aansluitpunt
Graphic
G467886
Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten.
Zakhouder
Graphic
G467887
Gebruik de zakhouder voor opbergdoeleinden.
InfoCenter display
Graphic
G461392
Het InfoCenter display toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine.
De weergegeven schermen hangen af van welke knoppen u selecteert. De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is.
Wethendels
Gebruik de wethendels om de draairichting van de maai-eenheid te regelen bij het wetten van de messenkooien.
Graphic
G468066
  1.  Wethendel van de voorste maai-eenheid
  2.  Wethendel van de achterste maai-eenheid
Aftakasschakelaar
Graphic
G499368
  1.  Schakel de aftakas in
  2.  de aftakas uit te schakelen;
Brandstofmeter
Graphic
G468098
De stoel verstellen
Graphic
G423842
  1. Instelknop armsteun
  2. Instelhendel bestuurdersstoel
  3. Afstelhendel voor en achter
  4. Gewichtinstelhendel
  5. Gewichtmeter
Instelknop armsteun
Draai aan de knop om de hoek van de armsteun van de stoel te verstellen.
Hendel voor de stoelhoek
Verplaats de hendel om de hoek van de rugleuning van de stoel in te stellen.
Hendel voor vooruit/achteruit
Trek de hendel uit om de stoel naar voren of naar achteren te verschuiven.
Hendel voor gewicht-instelling
Stel de stoel in op uw gewicht. Trek de hendel omhoog om de luchtdruk te verhogen en druk de hendel omlaag om de luchtdruk te verlagen. De juiste instelling wordt bereikt als de gewichtsmeter in het groene gedeelte staat.
Meter voor instelling van gewicht van bestuurder
De meter voor de instelling van het gewicht geeft aan wanneer de stoel is ingesteld naar het gewicht van de bestuurder. De hoogte wordt ingesteld door de ophanging binnen het groene gebied in te stellen.
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Maaibreedte, 69 cm maaidekken
307 cm
Maaibreedte, 81 cm maaidekken
320 cm
Totale breedte, 69 cm maaidekken neergelaten
345 cm
Totale breedte, 81 cm maaidekken neergelaten
358 cm
Totale breedte, maaidekken opgeheven (transport)
239 cm
Totale lengte
370 cm
Hoogte met rolbeugel
220 cm
Spoorbreedte, vóór
229 cm
Spoorbreedte, achter
141 cm
Wielbasis
171 cm
Nettogewicht (zonder maaidekken en vloeistoffen)
1574 kg
Inhoud brandstoftank
83 l

Werktuigen/accessoires

Een selectie vanToro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden.Neem contact op met uw erkende servicedealer of een erkendeToro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd origineleToro onderdelen en accessoires aanschaffen.

 
 
 
Gebruik
 

Voorafgaand aan de werking

Dagelijks onderhoud uitvoeren
Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit die beschreven staan in het onderhoudsschema.
Brandstof
Brandstof
Belangrijk  
Gebruik uitsluitend diesel met een extreem laag zwavelgehalte. Brandstof met een hoger gehalte zwavel beschadigt de dieseloxidatiekatalysator (DOC). Dit zal leiden tot operationele problemen en verkort de levensduur van de motoronderdelen.
Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor.
  • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof.
  • Meng nooit kerosine of motorolie met de dieselbrandstof.
  • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn.
  • Voeg geen additieven toe aan de brandstof.
 
Diesel
Type
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Zomerdieselbrandstof gebruiken bij temperaturen boven -7°C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp en meer vermogen dan winterdieselbrandstof.
Zwavelgehalte
Ultralaag (<15 ppm)
Minimaal cetaangetal
45
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
 
Dieselbrandstof moet voldoen aan:
Norm
Locatie
ASTM D975
VS
Nr. 1-D S15
No. 2-D S15
EN 590
EU
ISO 8217 DMX
Internationaal
JIS K2204 Grade No. 2
Japan
KSM-2610
Korea
Biodiesel
Type
Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% aardoliediesel).
De aardoliediesel in het mengsel moet een ultralaag zwavelgehalte (<15 ppm) hebben.
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer
Minimaal cetaangetal
40
Biodiesel voorzorgsmaatregelen
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.
Neem voor meer informatie contact op met uw erkende Toro distributeur.
Opslag
Koop alleen de hoeveelheid verse dieselbrandstof biodiesel in binnen 180 dagen wordt verbruikt. Gebruik geen brandstof die langer dan 180 dagen is opgeslagen.
Olie en toevoegingen
Niet toevoegen aan de brandstof
     
Biodieselbrandstof moet voldoen aan:
Norm
Locatie
ASTM D6751
VS
EN 14214
EU
Mengbrandstof moet voldoen aan:
ASTM D975
VS
EN 590
EU
JIS K2204
Japan
Brandstof tanken
    Graphic
    G423841
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de tankdop.
  3. Vul de tank met de aanbevolen brandstof tot aan de onderkant van de vulbuis .
  4. Draai de dop van de brandstoftank stevig vast.
    Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is. Het vullen van de brandstoftank minimaliseert condensatie in de tank.
De interlockschakelaars controleren
Opgelet
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine, wat kan leiden tot licht of middelmatig zwaar letsel.
  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
 
Belangrijk  
Als een interlockschakelaar niet werkt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro verdeler.
 
De machine voorbereiden
  1. Rij de machine langzaam naar een open terrein.
  2. Laat de maai-eenheden zakken, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
De interlock voor het tractiepedaal bij starten controleren
  1. Ga zitten op de bestuurdersstoel en schakel de parkeerrem in.
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Trap het tractiepedaal in en draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De motor mag niet starten wanneer het tractiepedaal ingetrapt is.
De interlock voor de aftakas bij starten controleren
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
  3. Draai het sleuteltje naar de stand Start.
Opmerking: De motor mag niet starten wanneer de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen staat.
De interlock voor de aftakas bij lopen controleren
  1. Ga zitten in de bestuurdersstoel en zet de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  2. Start de motor en sta op uit de bestuurdersstoel.
  3. Druk de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
    Opmerking: De aftakas mag niet lopen wanneer u niet in de bestuurdersstoel zit.
De interlock voor de parkeerrem en het tractiepedaal bij lopen controleren
  1. Ga zitten op de bestuurdersstoel en schakel de parkeerrem in.
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Start de motor.
  4. Druk het tractiepedaal in.
    Opmerking: De motor moet afslaan wanneer de parkeerrem ingeschakeld is en het tractiepedaal ingedrukt is.
Overzicht van het InfoCenter display
Het InfoCenter display toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine. Het display heeft diverse schermen. U kunt op elk moment wisselen tussen de schermen door op de knop Terug te drukken en vervolgens de richtingknoppen omhoog en omlaag te gebruiken.
Graphic
G471371s
  1. Controlelampje
  2. Helderheidssensor display
  3. Navigatieknop - omhoog
  4. Knop terug
  5. Navigatieknop - verlagen/links
  6. Navigatieknop - omlaag
  7. Navigatieknop - verhogen/rechts
  8. Enter knop
Opmerking: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een pictogram dat de huidige functie weergeeft.
InfoCenter display pictogrammen
Image
Onderhoud is noodzakelijk.
Image
Opwarmmodus
Image
De gloeibougies werken.
Image
Accuspanning
Image
Neem plaats op de bestuurdersstoel.
Image
Vergrendeld
Image
De parkeerrem is in werking gesteld.
Image
Storing/waarschuwing
Image
Temperatuur motorkoelvloeistof
Image
Backlap
Image
Tractie of tractiepedaal
Image
De maaidekken zijn omhooggebracht of worden opgetild.
Image
Start de motor.
Image
De maaidekken zijn omlaaggebracht of worden neergelaten.
Image
De aftakas is ingeschakeld.
Image
Generator
Image
Motor
Image
Urenteller
Image
Het wachtwoord is ingevoerd.
Image
Waarde verhogen
Image
Actief
Image
Waarde verlagen
Image
Inactief
Image
Omhoog/omlaag scrollen
Image
Menu
Image
Naar links/rechts scrollen
Image
Volgend scherm
Image
Vorig scherm
Overzicht van de menu's
Druk in het hoofdscherm op de knop Terug om naar het InfoCenter display menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's.
Image Beveiligd menu Enkel toegankelijk met de pincode
Hoofdmenu
Menu-item
Beschrijving
Storingen
Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of neem contact op met een erkende Toro distributeur voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat.
Onderhoud
Het menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsurentellers en andere cijfergegevens van die aard.
Diagnostiek
Het menu Diagnostiek geeft de status van elke machineschakelaar, sensor en bedieningsoutput aan. U kunt dit menu gebruiken om sommige problemen op te lossen. In het menu ziet u namelijk welke onderdelen in- en uitgeschakeld zijn.
Instellingen
In het menu Instellingen kunt u de configuratieparameters in het display aan uw voorkeur aanpassen en wijzigen.
Machine-instellingen
In het menu Machine-instellingen kunt u de drempels voor acceleratie, snelheid en tegengewicht bepalen.
Machine
In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Onderhoud
Menu-item
Beschrijving
Hours
Het totale aantal bedrijfsuren van de machine, motor en aftakas, alsook het aantal uren dat de machine getransporteerd is geweest en de tijd tot het volgende onderhoudsinterval.
Counts
Een overzicht van talrijke tellingen die de machine heeft uitgevoerd.
DPF-regeneratie
De optie regeneratie van dieselpartikelfilter en DPF-submenus
Diagnostiek
Menu-item
Beschrijving
Joystick omhoogbrengen
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het optillen van de maaidekken aan.
Joystick omlaagbrengen
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het neerlaten van de maaidekken aan.
Hi/Low Range
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het rijden in de transportmodus aan.
PTO
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van het aftakascircuit aan.
Engine Run
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van de motor aan.
Backlap
Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van de wetfunctie aan.
Instellingen
Menu-item
Beschrijving
Code invoeren
Geeft een door uw bedrijf geautoriseerde persoon (toezichthouder/mecanicien) toegang tot de beveiligde menu's met een pincode.
PIN wijzigen
Hier kan een door uw bedrijf geautoriseerde persoon (toezichthouder/mecanicien) met de pincode de pincode wijzigen.
Instellingen beveiligen Image
Hiermee kunt u de beveiligde instellingen aanpassen
Standaardwaarden herstellen
Zet het display terug naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Achtergrondverlichting
Bepaalt de helderheid van het lcd.
Taal
Bepaalt de taal die gebruikt wordt op het display*.
Lettergrootte
Bepaalt de lettergrootte op het display.
Eenheden
Bepaalt de eenheden die gebruikt worden op het display (Amerikaans of metrisch).
*Alleen gebruikerstekst wordt vertaald. De schermen fouten, onderhoud en diagnostiek hebben betrekking op onderhoud.? De titels zijn in de ingestelde taal, maar de menu-items zijn in het Engels.
Machine-instellingen
Menu-item
Beschrijving
Voorste messenkooisnelheid (wetmodus)
Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus.
Achterste messenkooisnelheid (wetmodus)
Bepaalt de snelheid van de achterste messen in wetmodus.
Auto stationair Image
Bepaalt hoeveel tijd er verstrijkt voordat de machine bij stationair draaien naar laag stationair schakelt
Aantal messen Image
Bepaalt het aantal messen van de messenkooi voor het messenkooitoerental.
Maaihoogte Image
Regelt de maaihoogte om het messenkooitoerental te bepalen.
V messenkooi tpm Image
De berekende toerentalstand van de voorste messenkooien. De messenkooien kunnen ook handmatig worden ingesteld.
A messenkooi tpm Image
De berekende toerentalstand van de achterste messenkooien. De messenkooien kunnen ook handmatig worden ingesteld.
Maaisnelheid Image
Regelt de rijsnelheid om het messenkooitoerental te bepalen
Machine
Menu-item
Beschrijving
Model
Het modelnummer van de machine.
Serienummer
Het serienummer van de machine.
Versie machine-bedieningseenheid
De softwareversie van de hoofdbedieningseenheid.
Display versie
De softwareversie van het display.
CAN-bus
De status van de communicatiebus van de machine.
Beveiligde menu's
In Instellingen van het display kunt u configuratie-instellingen voor de bediening veranderen. Gebruik het beveiligde menu om deze instellingen te vergrendelen.
Opmerking: Bij levering van de machine is de oorspronkelijke code geprogrammeerd door uw distributeur.
Toegang tot de beveiligde menu's
Opmerking: De standaard pincode van de machine is 0000 of 1234.
Als u de pincode heeft gewijzigd en vergeten bent, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor hulp.
    Graphic
    G471349s
  1. In hetHoofdmenu scrolt u naar beneden naar Instellingen en drukt u op de selectieknop.
  2. Graphic
    G471350s
  3. Scrol in Instellingen naar Pincode invoeren en druk op de selectieknop .
  4. Om de pincode in te voeren, drukt u op de navigatieknoppen omhoog/omlaag tot het eerste gewenste cijfer verschijnt. Druk dan op de rechter navigatieknop om naar het volgende cijfer te gaan. Herhaal deze stap tot het laatste cijfer ingevoerd is.
  5. Druk op de selectieknop .
    Opmerking: Als het display de pincode accepteert en het beveiligde menu ontgrendeld is verschijnt het woord “PIN�? in de rechter bovenhoek van het scherm.
  6. Om het beveiligd menu weer te vergrendelen draait u de contactschakelaar naar Uit stand en dan naar de Aan stand.
De instellingen van het beveiligde menu weergeven en veranderen
  1. Scrol in Instellingen, naar beneden naar Instellingen beveiligen .
  2. Om de instellingen te bekijken en veranderen zonder een pincode in te voeren, zet u met de selectieknop Instellingen beveiligen op Image (Uit).
  3. Om de instellingen te bekijken en te veranderen met een pincode, stelt u met de selectieknop Instellingen beveiligen in op Image (Aan). Stel vervolgens de pincode in, en draai het contactsleuteltje Uit en daarna weer Aan.
De timer Onderhoud vereistinstellen
De timer onderhoud vereistzet het aantal uur tot het volgende vereiste onderhoud op nul nadat een geplande onderhoudsprocedure is uitgevoerd.
  1. Scrol in Instellingen naar Pincode invoeren en druk op de selectieknop.
  2. Voer de pincode in; zie Toegang tot de beveiligde menu's.
  3. In Onderhoud - service navigeert u naar Uren en drukt u op de selectieknop.
  4. Scrol naar beneden naar Onderhoud vereist.
    Opmerking: Als onderhoud vereist is, verschijnt Nu naast Onderhoud vereist.
  5. Markeer het onderhoudsinterval en druk op de selectieknop.
    Opmerking: Het onderhoudsinterval (250 uur, 500 uur, enz.) bevindt zich naast Onderhoud vereist.
    Onderhoudsinterval is een item in het beveiligde menu.
  6. Wanneer het scherm Timer voor onderhoud resetten? Verschijnt, drukt u op de selectieknop voor Ja of op de zwarte knop voor Nee.
  7. Nadat u Ja hebt geselecteerd, wordt het intervalscherm gewist en gaat u terug naar de selecties van Service Hours (Bedrijfsuren).
Instelling automatisch stationair aanpassen
  1. Scrol in Instellingen naar beneden naar Automatisch stationair .
  2. Druk op de rechter navigatieknop om de instelling voor automatisch stationair draaien te wijzigen; de mogelijke opties zijn 8, 10, 15, 20, 30 seconden of UIT.
Het aantal messen instellen
  1. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u de functie Aantal messen ziet.
  2. Druk op de rechter navigatieknop om het aantal messen te wijzigen; u kunt kiezen tussen 8 of 11.
Maaisnelheid instellen
  1. Scrol in Instellingen naar Maaisnelheid en druk op de selectieknop.
  2. Gebruik de navigatieknoppen omhoog en omlaag om de gepaste maaisnelheidinstelling te selecteren op de mechanische maaisnelheidbegrenzer van het tractiepedaal.
De maaihoogte (HOC) instellen
  1. Scrol in machine-instellingen naar beneden tot u Maaihoogte ziet.
  2. Gebruik de linker en rechter navigatieknop om de HOC-instelling te selecteren die overeenkomt met de basisinstelling van de maai-eenheden. Als de gewenste instelling niet wordt weergegeven, kies dan de HOC-instelling uit de lijst die deze het dichtst benadert.
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien instellen
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien worden berekend aan de hand van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte-instelling in het InfoCenter display. U kunt de instelling echter handmatig aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden.
  1. Om het toerental van de messenkooien te wijzigen, scrolt u naar beneden tot u V messenkooi tpm, A messenkooi tpm of beide ziet.
  2. Druk op de rechterknop om het toerental te veranderen. Als u de toerentalinstelling wijzigt, zal het display het toerental berekend op basis van de vorige instellingen van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte blijven weergeven; u zult echter ook de nieuwe waarde zien.
Het menu Technician openen
Opmerking: Als dit u beter uitkomt, kunt u een geparkeerde regeneratie uitvoeren voordat de roetbelasting 100% bereikt, op voorwaarde dat de motor meer dan 50 uur heeft gedraaid sinds de vorige geslaagde reset, geparkeerde of herstel regeneratie.
Gebruik het menu Technician om de huidige regeneratie-instelling van de motor en het huidige roetniveau te zien.
  1. Scrol in Instellingen naar DPF-regeneratie en druk op de selectieknop.
  2. Graphic
    G484116s
  3. In DPF-regeneratie scrolt u naar beneden naar Technician en drukt u op de selectieknop.

Tijdens de werking

Starten van de motor
Belangrijk  
Ontlucht het brandstofsysteem in de volgende gevallen:
  • De motor is uitgeschakeld omdat de machine geen brandstof meer heeft.
  • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem.
 
  1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, stel de parkeerrem in werking en zorg ervoor dat uw voet van het tractiepedaal is.
  2. Druk de toerentalschakelaar op Laag stationair.
  3. Draai het sleuteltje naar de stand Lopen.
    Het indicatielampje van de gloeibougies wordt weergegeven op het InfoCenter.
  4. Als het indicatielampje van de gloeibougies uitgaat, draait u het sleuteltje op Start.
    Belangrijk  
    Laat de startmotor niet langer dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 15 seconden nog niet wil starten, moet u het sleuteltje op Uit draaien, de bedieningsorganen en procedures controleren, nog eens 15 seconden wachten en de startprocedure herhalen.
    Als de temperatuur beneden -7 °C is, kunt u de startmotor 30 seconden laten draaien. Daarna moet u de startmotor 60 seconden afzetten voordat u een tweede startpoging onderneemt.
     
  5. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
  6. Het toerental afstellen.
De motor afzetten
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
  2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  3. Druk de toerentalschakelaar op Laag stationair.
  4. Haal de parkeerrem aan.
  5. Breng de maai-eenheden omlaag.
    Belangrijk  
    Door de maai-eenheden omlaag te brengen, wordt de hydraulische belasting van het systeem verminderd, wordt slijtage van onderdelen van het systeem beperkt en wordt voorkomen dat de maai-eenheden per ongeluk worden neergelaten.
     
  6. Laat de motor 5 minuten stationair draaien als de machine volledig belast is gebruikt.
    Belangrijk  
    Door de machine 5 minuten stationair te laten draaien, kan de turbocompressor afkoelen voordat u de motor uitschakelt. Indien u dit nalaat, kan de turbocompressor worden beschadigd.
     
  7. Draai het sleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje.
  8. Wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Het draaipunt van de maai-eenheid vergrendelen
Gras maaien op een helling
Vergrendel de draaipunten van de maai-eenheid om te voorkomen dat de maai-eenheden naar beneden draaien wanneer u op een helling maait.
    Graphic
    G423878
  1. Bevestig het draagframe van de maai-eenheid aan het juk van het draaipunt met de borgpen .
  2. Herhaal stap 1 bij de andere maai-eenheden.
De gazoncompensatieveer afstellen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
Belangrijk  
Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de grond.
 
    Graphic
    G402845
  1. Monteer de borgpen in de achterste opening in de veerstang .
    Opmerking: Bij onderhoud van de maai-eenheid beweegt u de borgpen naar de opening van de veerstang naast de gazoncompensatieveer .
  2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 15,9 cm bedraagt.
    Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 13 mm korter zijn. De machine zal het grondoppervlak iets minder goed volgen.
    Opmerking: De gazoncompensatie-instelling dient opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte of de agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
Gras maaien
  1. Rij de machine naar het maaigebied en stel deze buiten het maaigebied op om de eerste baan te maaien.
  2. Verzeker dat de aftakasschakelaar op Uitschakelen staat.
  3. Gebruik uw voet om de hendel voor de maaisnelheidbegrenzer naar voren te zetten, naar de Maaistand.
    Graphic
    G423890
    1. Maaisnelheidbegrenzer
  4. Zet de toerentalschakelaar op stationair - hoog.
  5. Druk de aftakasschakelaar in de stand Inschakelen.
  6. Begin te rijden met de machine in het maaigebied en zet de maai-/hefhendel naar voren.
    Opmerking: De maai-eenheden beginnen te draaien als ze worden omlaaggebracht. De voorste maai-eenheden zijn getimed om te zakken voor de achterste maai-eenheden.
    Opmerking: Het maaien van gras op een snelheid waarop de motor wordt belast draagt bij aan de regeneratie van het DPF.
  7. Wanneer u de werkgang beëindigt, zet u de hendel voor de maaisnelheidbegrenzer naar achteren om de maai-eenheden omhoog te brengen.
  8. Maak een druppelvormige bocht om de machine snel voor de volgende baan uit te lijnen.
Het dieselpartikelfilter en regeneratie
Het dieselpartikelfilter (DPF) verwijdert roet uit de uitlaat.
Bij het DPF-regeneratieproces wordt warmte van de motor verhit door de katalysator om roetafzetting om te zetten in as.
Om het DPF schoon te houden, dient u het volgende in acht te nemen:
  • Laat de motor indien mogelijk op vol toerental lopen om de zelfreiniging van het DPF te begunstigen.
  • Gebruik de juiste motorolie.
  • Laat de motor zo weinig mogelijk stationair draaien.
  • Gebruik alleen diesel met ultralaag zwavelgehalte.
Houd bij het gebruik en onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF. Een motor onder belasting zorgt doorgaans voor een voldoende hoge uitlaattemperatuur voor DPF-regeneratie.
Belangrijk  
Laat de motor zo weinig mogelijk stationair of bij laag motortoerental draaien om de roetafzetting in het DPF te beperken.
 
Opgelet
De uitlaattemperatuur is hoog (ongeveer 600 °C) tijdens de regeneratie van het DPF. De hete uitlaatgassen kunnen gevaar opleveren voor u of anderen.
  • Laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte.
  • Zorg dat er zich geen ontvlambare materialen in de buurt van het uitlaatsysteem bevinden.
  • Zorg dat hete uitlaatgassen geen oppervlakken raken die beschadigd kunnen worden door hitte.
  • Raak onderdelen van een heet uitlaatsysteem niet aan.
  • Blijf niet in de buurt van de uitlaat van de machine staan.
 
De pictogrammen van het regeneratieproces
Pictogram Betekenis van pictogram
Image
Een geparkeerde of herstelregeneratie wordt gevraagd.
Voer de regeneratie onmiddellijk uit.
 
Image
Een regeneratie wordt bevestigd en het verzoek wordt verwerkt.
Image
Een regeneratie is bezig en de uitlaattemperatuur is hoger.
Image
Defect van besturingssysteem van stikstofdioxide; de machine heeft onderhoud nodig.
Soorten DPF-regeneratie
DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is:
Soort regeneratie Omstandigheden die DPF-regeneratie veroorzaken Beschrijving van de DPF-regeneratie
Passief
Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting
  • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie.
  • Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as.
Ondersteund
Doet zich voor door laag motortoerental, lage motorbelasting of nadat de computer heeft gedetecteerd dat het dieselpartikelfilter verstopt raakt met roet
  • Het InfoCenter geeft geen pictogram weer dat ondersteunde regeneratie aanduidt.
  • Tijdens ondersteunde regeneratie past de computer van de motor de instellingen van de motor aan om de uitlaattemperatuur te verhogen.
Reset
Eens om de 100 bedrijfsuren
Doet zich ook voor als de motor tijdens bedrijf de toegelaten hoeveelheid roetafzetting in het filter overschrijdt.
  • Wanneer het pictogram hoge uitlaattemperatuur Image wordt weergegeven op het InfoCenter, wordt een regeneratie uitgevoerd.
  • Tijdens reset regeneratie houdt de computer van de motor een hoger toerental aan om de regeneratie van het filter te waarborgen.
 
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd:
Soort regeneratie Omstandigheden die DPF-regeneratie veroorzaken Beschrijving van de DPF-regeneratie
Geparkeerd
Doet zich voor omdat de computer detecteert dat de automatische DPF-reiniging niet volstond.
Doet zich ook voor wanneer u een geparkeerde regeneratie start.
Kan zich voordoen omdat de Inhibit Regen (regeneratie verhinderd) geactiveerd werd en de automatische DPF-reiniging heeft verhinderd.
Kan veroorzaakt worden door de verkeerde brandstof of motorolie te gebruiken
  • Wanneer het pictogram reset-stand-by/geparkeerde of herstelregeneratie Image verschijnt, wordt regeneratie gevraagd.
  • Voer de geparkeerde regeneratie zo snel mogelijk uit om een herstel regeneratie te voorkomen.
  • Geparkeerde regeneratie duurt 30 tot 60 minuten.
  • De brandstoftank moet minstens ¼ gevuld zijn.
  • U moet de machine parkeren voor een geparkeerde regeneratie.
 
Herstel
Doet zich voor omdat de vraag om een geparkeerde regeneratie genegeerd werd en het DPF ernstig verstopt kan raken.
  • Wanneer het pictogram reset-stand-by/geparkeerde of herstelregeneratie Image verschijnt, wordt herstelregeneratie gevraagd.
  • Herstel regeneratie kan tot 3 uur duren.
  • De brandstoftank van de machine moet minstens ½ vol zijn.
  • U moet de machine parkeren voor een herstel regeneratie.
De menus DPF Regeneration gebruiken
Naar de menus DPF Regeneration gaan
    Graphic
    G483678s
  1. Scrol in het Hoofdmenu naar beneden naar Onderhoud - Service en druk op de selectieknop.
  2. Scrol in Onderhoud naar DPF-regeneratie en druk op de selectieknop.
  3. Selecteer de gewenste regeneratiefunctie.
Tijd sinds vorige regeneratie
    Graphic
    G483679s
  1. Open het menu DPF-regeneratie en scrol naar Last Regen.
  2. Selecteer de optie Last Regen.
  3. In het veld Last Regen ziet u hoeveel uur de motor heeft gelopen sinds de vorige reset, geparkeerde of herstel regeneratie.
  4. Selecteer de knop terug om terug te gaan naar het menu DPF-regeneratie.
Inhibit Regen instellen
Uitsluitend reset regeneratie
Een reset regeneratie leidt tot hogere temperatuur van de uitlaatgassen. Als u de machine gebruikt nabij bomen, struiken, hoog gras of andere temperatuurgevoelige planten of materialen, kunt u de instelling Inhibit Regen gebruiken om te verhinderen dat de computer van de motor een reset regeneratie uitvoert.
Opmerking: De optie Inhibit Regen wordt altijd gebruikt wanneer onderhoud aan de machine wordt uitgevoerd in een afgesloten ruimte.
Opmerking: Als u het InfoCenter vraagt om regeneratie te verhinderen, zal het InfoCenter zolang de motor een reset regeneratie vraagt om de 15 minuten een melding weergeven.
Belangrijk  
Wanneer u de motor uitschakelt en weer start, schakelt de instelling Inhibit Regen naar Uit.
 
  1. Open het menu DPF-regeneratie en scrol omlaag naar Inhibit Regen.
  2. Selecteer de optie Inhibit Regen.
  3. Wijzig de instelling voor Inhibit Regen van Uit naar Aan.
Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie
  1. Verzeker dat de machine voldoende brandstof in de tank heeft voor de betreffende regeneratie:
    • Geparkeerde regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie
    • Herstel regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ½ vol is voor herstel regeneratie
  2. Rij de machine naar buiten op een plaats vrij van ontvlambare materialen of voorwerpen die beschadigd kunnen worden door hitte.
  3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet alle bedieningsorganen in de Neutraalstand, schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheden omlaag.
  4. Stel de parkeerrem in werking en laat de motor op een laag stationair toerental lopen.
Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren
Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie vraagt, volg dan de instructies in de berichten van het InfoCenter.
Belangrijk  
De computer van de machine annuleert de DPF-regeneratie als u het laag stationaire toerental verhoogt of de parkeerrem vrijzet.
 
  1. Scrol in het menu DPF-regeneratie omlaag naar Parked Regen of Recovery Regen.
  2. Selecteer de optie Parked Regen of Recovery Regen.
    Opmerking: Om een herstelregeneratie te starten, moet u de juiste pincode invoeren.
  3. Controleer in het scherm Regen Parameters of de brandstoftank minstens 1/4 vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie. Controleer of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat. Druk op de selectieknop om verder te gaan.
  4. Druk in het scherm Initiate DPF Regen op de knop volgende om verder te gaan.
  5. Het InfoCenter toont de boodschap Initiating DPF Regen.
    Opmerking: Druk indien nodig op het pictogram annulerenom de regeneratie te annuleren.
  6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren.
  7. Het InfoCenter toont het hoofdscherm en het pictogram regeneratie toegestaanImage.
    Opmerking: Terwijl de DPF-regeneratie bezig is, wordt het pictogram hoge uitlaattemperatuur Image weergegeven in het InfoCenter.
  8. Wanneer de computer van de motor een geparkeerde of herstelregeneratie voltooid heeft, verschijnt een melding op het InfoCenter. Druk op gelijk welke knop om het hoofdscherm te verlaten.
    Opmerking: Als de regeneratie niet kan worden voltooid, volg dan de instructies van de melding en druk op om het even welke knop om het scherm te verlaten en naar het hoofdscherm te gaan.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren
Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een geparkeerde of herstelregeneratie in uitvoering afbreken.
    Graphic
    G483825s
  1. Scrol in het menu DPF-regeneratie naar Parked Regen of Recovery Regen.
  2. Druk op de selectieknop om een geparkeerde regeneratie of herstelregeneratie te annuleren.
De machine laten rijden in Transportmodus
  1. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  2. Zet de maai-/hefhendel naar achteren om de maai-eenheden omhoog te brengen (transportstand).
  3. Graphic
    G423893
  4. Zet de hendel voor de maaisnelheidbegrenzer naar achteren naar de Transportstand.
  5. Trap het tractiepedaal in om met de machine te rijden.
    Belangrijk  
    Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten op hellingen om omkantelen te voorkomen.
     
De tegendruk van de maai-eenheid afstellen
Achterste maai-eenheden
Opgelet
Deze veren staan onder spanning, het verstellen kan leiden tot licht of middelmatig letsel.
Wees voorzichtig bij het instellen van de veren.
 
Stel de tegendruk op de achterste maai-eenheden in om de machine aan te passen aan de toestand van de grasmaten, en om ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan.
Stel de tegendruk van elke torsieveer in op 1 van de 4 instellingen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op de maai-eenheid met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand.
Opmerking: Om alle tegendruk weg te halen, plaatst u het lange been van de torsieveer onder de bout, ring, afstandsstuk en borgmoer.
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Plaats een buis of iets dergelijks over de lange poot van de veer en til de veerpoot op om de druk op het afstandsstuk te verminderen.
    Opmerking: Laat iemand anders u helpen door de veerpoot op te tillen en omlaag te brengen.
    Graphic
    G424029
    1. Hefarm (achterste maai-eenheid nr. 2 of nr. 3)
    2. Torsieveer
    3. Borgmoer
    4. Plaat van hefarm
    5. Afstandsstuk
    6. Ring
    7. Bout
  3. Terwijl u de veer vasthoudt, verwijdert u de bout, ring en borgmoer van de hefplaat.
  4. Lijn de veerpoot uit boven de gewenste opening.
  5. Monteer de bout, ring, afstandsstuk en borgmoer bij de opening.
  6. Breng traag de veerpoot omlaag op het afstandsstuk.
  7. Herhaal stap 2 tot en met 6 bij de hefarm van het achterste maaidek.
De draaihoogte van de maai-eenheid afstellen
De schakelaar van de hefarm () bevindt zich achter de hefarm rechts voor (maai-eenheid nr. 5).
    Graphic
    G424043
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Maak de 2 flenskopschroeven los waarmee de beugel van de schakelaar is bevestigd aan het draagframe voor de hefarmen van de voorste maai-eenheid.
  3. Beweeg de beugel van de schakelaar als volgt:
    • Om de draaihoogte van de maai-eenheid te verhogen, beweegt u de beugel omhoog.
    • Om de draaihoogte van de maai-eenheid te verlagen, beweegt u de beugel omlaag.
  4. Draai de 2 flenskopschroeven vast.
De rolbeugel inklappen
  • Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven juist aangedraaid zijn, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.
  • Vervang versleten of beschadigde onderdelen met het oog op een veilig gebruik.
  • Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel en zitsteun veilig kunnen worden gebruikt.
  • Gebruik de veiligheidsgordel als de rolbeugel omhoog geklapt is; geen veiligheidsgordel dragen als de rolbeugel naar beneden is geklapt.
U kunt de rolbeugel naar beneden vouwen om onder lage obstakels door te rijden.
Waarschuwing
De machine heeft geen kantelbeveiliging wanneer de rolbeugel ingeklapt is en mag in dat geval dus niet beschouwd worden als beveiligd tegen kantelen.
Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
 
Opgelet
Zorg er bij het in- en uitklappen van de rolbeugel voor dat uw vingers niet gekneld raken tussen de machine en de rolbeugel, dat zou kunnen leiden tot licht tot gemiddeld letsel.
Wees voorzichtig bij het in- en uitklappen van de rolbeugel.
 
Waarschuwing
De rolbeugel is een volledige veiligheidsinrichting. Hij beschermt u niet tegen letsel of zelfs de dood als de machine omkantelt tenzij hij bevestigd is in de omhooggeklapte stand en u de veiligheidsgordel draagt.
  • Houd de rolbeugel in de omhooggeklapte stand als u de machine gebruikt.
  • Breng de rolbeugel alleen tijdelijk omlaag wanneer dit nodig is, en bevestig hem dan zo snel mogelijk in de omhooggeklapte stand voordat u verder gaat met de werkzaamheden.
 
Belangrijk  
De rolbeugel is een volledige veiligheidsinrichting. Houd de rolbeugel in de omhooggeklapte stand als u de maaier gebruikt. Klap de rolbeugel uitsluitend tijdelijk omlaag als dit absoluut noodzakelijk is.
 
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Verwijder de borgpennen waarmee de pennen van de rolbeugel zijn bevestigd, aan elke kant van de rolbeugel.
    Graphic
    G424045
    1. Borgpen
    2. Bovenste openingen (draaibeugels)
    3. Pen van rolbeugel
    4. Pen van rolbeugel en borgpen (onderste openingen - draaibeugels)
  3. Ondersteun het gewicht van de bovenste rolbeugelbuis terwijl u de pennen van de rolbeugel uit de draaibeugels verwijdert.
  4. Laat de bovenste rolbeugelbuis voorzichtig zakken tot deze op de steunen rust.
  5. Steek de pennen van de rolbeugel in de onderste openingen in de draaibeugels en bevestig de pennen van de rolbeugel met de borgpennen aan de beugels.
De rolbeugel omhoogklappen
Waarschuwing
Als de pennen van de rolbeugel los zitten is de rolbeugel mogelijk niet effectief, bij het omkantelen zou dit kunnen leiden tot de de dood of ernstig letsel.
Wanneer de rolbeugel in de omhooggeklapte stand staat, moet u beide pennen van de rolbeugel en beide borgpennen monteren om volledige rolbeugelbescherming te garanderen.
 
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Graphic
    G424046
  3. Verwijder de borgpennen waarmee de pennen van de rolbeugel zijn bevestigd, aan elke kant van de rolbeugel.
  4. Neem de pennen van de rolbeugel uit de draaibeugels .
  5. Til voorzichtig de bovenste rolbeugelbuis op tot de openingen in de draaibeugel uitgelijnd zijn met de openingen in de onderste rolbeugelbuis.
  6. Steek de pennen van de rolbeugel in de openingen in de draaibeugel en de onderste rolbeugelbuis.
  7. Bevestig de pennen van de rolbeugel met de borgpennen aan de beugels en de onderste rolbeugelbuizen.
Tips voor bediening en gebruik
Vertrouwd raken met de machine
  • Voordat u gaat maaien, moet u zich op een open terrein oefenen in het gebruik van de machine.
  • De motor starten en uitschakelen.
  • Rij de machine vooruit en achteruit.
  • Laat de maaidekken neer en hef ze op, en schakel ze in en uit.
  • Als u meer vertrouwd wordt met de machine, moet u zich oefenen in het helling opwaarts en afwaarts rijden bij verschillende snelheden.
Waarschuwingssysteem - overzicht
Als het InfoCenter een melding voor de bestuurder of een foutcode weergeeft tijdens het gebruik van de machine, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verdergaat met het gebruik van de machine. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt.

Na de werking

De machine duwen of slepen

Waarschuwing
Als het omloopventiel voor het slepen openstaat zou de machine onbedoeld kunnen bewegen, wat tot de dood of ernstig letsel zou kunnen leiden.
Wanneer u de machine niet sleept of duwt, moet u de parkeerrem in werking stellen.
 
In een noodgeval kunt u de machine verplaatsen door de sleepomloopklep van de hydraulische pomp van de tractie-eenheid te openen, en dan een hydraulische slang te monteren als omloop rond de terugslagklep, en de machine dan te duwen of slepen.
Als u de machine moet duwen of slepen, zal dit waarschijnlijk zowel vooruit als achteruit gedaan moeten worden. Om schade aan de aandrijving door duwen of slepen te voorkomen, is het aan te raden de machine voor te bereiden op duwen of slepen vooruit én achteruit.
De machine voorbereiden op duwen of slepen achteruit
De set voor achteruitslepen monteren
Vereiste onderdelen (afzonderlijk aan te kopen): set voor achteruitslepen, Toro onderdeelnr. 136-3620
Belangrijk  
Als u de machine achteruit moet duwen of slepen, dan moet u eerst een omloop aanbrengen rond de terugslagklep op het verdeelstuk voor vierwielaandrijving.
 
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden zakken, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
  2. Monteer de omloopslang en rechte fittings van de set voor achteruitslepen losjes; raadpleeg de Montage-instructies van de set voor achteruitslepen.
  3. Verwijder de stofkap en de testfitting van de testpoort van de tractiebuis voor achteruit.
  4. Monteer de rechte fitting van de omloopslang aan de testpoort en draai de fitting en de slang vast.
  5. Verwijder de nr. 6 inbusplug van de ongemarkeerde poort (bevindt zich tussen de fittings in poort M8 en poort P2) van het verdeelstuk voor de achtertractie.
  6. Monteer de andere rechte fitting van de omloopslang in de ongemarkeerde poort van het verdeelstuk voor de achtertractie, en draai de fitting en de slang vast.
  7. Graphic
    G424062
  8. Open de sleepomloopklep door deze 90° (1/4 slag) naar links of rechts te draaien.
    Opmerking: Let op de stand van de klep als u deze opent en sluit.
  9. Duw of sleep de machine.
    Belangrijk  
    Duw of sleep de machine niet sneller dan 3 tot 4,8 km/h of over een afstand groter dan 0,4 km omdat dat zou kunnen leiden tot beschadiging van het hydraulische systeem. De omloopklep moet open zijn als u de machine duwt of sleept.
     
De machine klaarmaken voor gebruik
De set voor achteruitslepen verwijderen
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden zakken, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
  2. Verwijder de rechte fitting en de omloopslang van de set voor achteruitslepen van de testpoort van de tractiebuis voor achteruit; raadpleeg de Montage-instructies van de set voor achteruitslepen.
  3. Monteer de testfitting en de stofkap op de testpoort.
  4. Verwijder de andere rechte fitting van de omloopslang van de ongemarkeerde poort (bevindt zich tussen de fittings in poort M8 en poort P2) van het verdeelstuk voor de achtertractie.
  5. Monteer de nieuwe nr. 6 inbusplug van de set voor achteruitslepen in de ongemarkeerde poort van het verdeelstuk voor de achtertractie.
  6. Graphic
    G424062
  7. Sluit de sleepomloopklep door deze 90° (een kwartslag) terug te draaien voordat u de motor te start.
    Opmerking: Sluit de klep met maximaal 7 tot 11 Nm.
De machine vooruit duwen of slepen
  1. Open de motorkap en verwijder het middelste scherm.
  2. Open de sleepomloopklep door deze 90° (1/4 slag) naar links of rechts te draaien.
    Opmerking: Let op de stand van de klep als u deze opent en sluit.
    Graphic
    G424062
  3. Duw of sleep de machine vooruit.
    Belangrijk  
    Duw of sleep de machine niet sneller dan 3 tot 4,8 km/h of over een afstand groter dan 0,4 km omdat dat zou kunnen leiden tot beschadiging van het hydraulische systeem. De omloopklep moet open zijn als u de machine duwt of sleept.
     
  4. Als de machine klaar is om te worden gebruikt, sluit u de sleepomloopklep door deze 90° (een kwartslag) terug te draaien voordat u de motor start.
    Opmerking: Sluit de klep met maximaal 7 tot 11 Nm.
Locaties van bevestigingspunten
Graphic
G424086
  1. Voorste bevestigingspunten
  2. Achterste bevestigingspunten

De machine transporteren

  1. Volg de onderstaande tips wanneer u de machine transporteert.
    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
    • Maak de machine stevig vast.

 
 
 
Onderhoud
 

Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Belangrijk  
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor en de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoud
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Onderdeelnr.
Aantal
Beschrijving
Na de eerste 8 bedrijfsuren
-
-
-
Na de eerste 50 bedrijfsuren
-
-
-
Na de eerste 200 bedrijfsuren
-
-
-
Voor elk gebruik of dagelijks
-
-
-
-
-
-
108-3814
1
Buitenste luchtfilter
108-3816
1
Binnenste luchtfilter
Controleer het motoroliepeil, voeg motorolie toe indien nodig.
121-6393
1
10W-30 Premium motorolie (5 gallon)
121-6392
1
10W-30 Premium motorolie (55 gallon)
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Voer onderhoud uit aan het motorkoelsysteem (vaker in bijzonder vuile of stoffige omstandigheden).
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Om de 50 bedrijfsuren
Smeer de lagers en bussen (en direct na elke wasbeurt).
108-1190
1
Premium universeel vet (14 oz)
-
-
-
Om de 100 bedrijfsuren
127-2998
1
Riem van dynamo
Om de 200 bedrijfsuren
-
-
-
Om de 400 bedrijfsuren
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt (vaker in erg stoffige of vuile omstandigheden). Vervroeg dit onderhoud als de luchtfilterindicator rood is.
108-3814
1
Buitenste luchtfilter
108-3816
1
Binnenste luchtfilter
-
-
-
125-2915
1
Waterfilter van het brandstofsysteem
125-8752
1
Brandstoffilter
-
-
-
Controleer het oliepeil van de planeetwielaandrijving (controleer dit als u externe lekken ziet).
-
-
-
Controleer het oliepeil van de achteras (en voordat u de motor voor de eerste keer start).
-
-
-
Controleer het smeermiddel in de reductiekast. (en voordat u de motor voor de eerste keer start).
-
-
-
Om de 500 bedrijfsuren
125-7025
1
Motoroliefilter
121-6393
1
10W-30 Premium motorolie (5 gallon)
121-6392
1
10W-30 Premium motorolie (55 gallon)
121-6395
1
15W-40 Premium motorolie (5 gallon)
121-6394
1
15W-40 Premium motorolie (55 gallon)
Om de 800 bedrijfsuren
-
-
-
Ververs de olie van de voorste planeetwielaandrijving, of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u de hydraulische filters vervangen.
75-1310
1
Hydraulisch filter
94-2621
1
Hydraulisch filter
Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u de hydraulische vloeistof verversen.
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
Om de 1.000 bedrijfsuren
Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt, moet u de hydraulische filters vervangen.
75-1310
1
Hydraulisch filter
94-2621
1
Hydraulisch filter
Om de 2.000 bedrijfsuren
Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt moet u deze verversen.
133-8086
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (5 gallon)
133-8087
1
PX Extended Life hydraulische vloeistof (55 gallon)
Om de 6.000 bedrijfsuren
Demonteer, reinig en monteer het roetfilter van het DPF (en bij weergave van motorstoringen SPN 3251 FMI 0, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter).
-
-
-
Voorafgaand aan stalling
-
-
-
Om de 2 jaar
Tap het koelsysteem af en vervang de koelvloeistof (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Vervang de hydraulische slangen (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Vervang de slangen van het koelsysteem (breng de machine naar een erkende servicedealer of distributeur of raadpleeg de Onderhoudshandleiding).
-
-
-
Controlelijst voor dagelijks onderhoud
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item
Voor week van:
Ma.
Di.
Wo.
Do.
Vr.
Za.
Zo.
Werking van veiligheidssysteem controleren.
Werking van de remmen controleren.
Peil van de motorolie en brandstof controleren.
Peil van de koelvloeistof controleren.
Brandstoffilter/waterafscheider aftappen.
Onderhoudsindicator van het luchtfilter controleren.
Radiateur, oliekoeler en scherm controleren op vuil.
Controleren of motor ongewone geluiden maakt.1
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Peil van het hydraulische systeem controleren.
Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren.
De vloeistof op lekkages controleren.
De bandenspanning controleren.
Werking van instrumenten controleren.
Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.
Maaihoogte-instelling controleren.
Vet in alle smeernippels spuiten.2
Beschadigde lak bijwerken.
  1. De gloeibougie en de spuitstukken van de injector controleren als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt.
  2. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Belangrijk  
Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
 
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden
Controle uitgevoerd door:
Item
Datum
Informatie
1
   
2
   
3
   
4
   
5
   

Procedures voorafgaand aan het onderhoud

Vóór onderhoudswerkzaamheden
  1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer en stel de parkeerrem in werking.
  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
De motorkap openen
    Graphic
    G424259
  1. Maak de 2 motorkapvergrendelingen los en draai de motorkap open.
De motorkap sluiten
    Graphic
    G424260
  1. Draai de motorkap voorzichtig dicht en zet deze vast met de 2 vergrendelingen .
Toegang tot het accucompartiment
    Graphic
    G424261
  1. Maak de rubber vergrendeling van het deksel van de accubehuizing los, en draai het deksel open.
De stoel kantelen
    Graphic
    G424263
  1. Zet de vergrendeling van de bestuurdersstoel vergrendeling en draai de bestuurdersstoel voorzichtig naar boven.
  2. Graphic
    G424264
  3. Zorg ervoor dat de voorste steunstang in de sleuf van de geleiderplaat van de stang zit .
De stoel laten zakken
    Graphic
    G424265
  1. Draai de stoel een stukje en til de steunstang uit de vergrendeling van de sleuf van de stoelsteun .
  2. Laat de stoel voorzichtig neer tot hij stevig vergrendeld is.
Locatie opkrikpunten
Opmerking: Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt.
Gebruik de volgende punten als hefpunten voor de machine:
  • Voor - het frame van de machine, voor de aandrijfmotoren van de wielen.
    Belangrijk  
    Krik de machine niet op aan de aandrijfmotoren van de wielen. Houd de krikken uit de buurt van hydraulische buizen en slangen.
     
    Graphic
    G424266
  • Achter - het midden van de as.
    Opmerking: Plaats assteunen met voldoende draagvermogen aan weerszijden van de tandwielkast en onder de as.
    Belangrijk  
    Krik de machine niet op aan de trekstang.
     
    Graphic
    G424267

Smering

Lagers en lagerbussen smeren
De machine heeft smeernippels die u regelmatig moet smeren. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven intervallen.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Smeer alle smeernippels van de machine met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Plaats van de smeernippels
Specificatie vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Lagers van het draaipunt van de remas (5)
Graphic
G452385
Lagerbussen van achteras en stuurcilinder
Graphic
G452386
Kogelverbindingen van de stuurcilinder (2)
Kogelverbindingen van de spoorstang (2)
Lagerbussen van de koppelpen (2)
Opmerking: De bovenste nippel op de koppelpen hoeft slechts één keer per jaar te worden gesmeerd (twee keer pompen)
Graphic
G452387
  1. Bovenste nippel op de koppelpen
Lagerbussen van de hefarm (1 per maaidek)
Lagerbussen van de hefcilinder (2 per maaidek)
Graphic
G452388
Draaibussen van de hefarm (1 per maaidek)
Draagframe van het maaidek (2 per maaidek)
Draaipunt van de hefarm van het maaidek (1 per maaidek)
Graphic
G452389

Motor onderhouden

Motorolietype
Type olie
Gebruik hoogwaardige motorolie met een laag asgehalte, die minstens aan de volgende specificaties voldoet:
  • APICJ-4 of hoger
  • ACEAE6
  • JASODH-2
Belangrijk  
Het gebruik van motorolie die niet voldoet aan API CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan leiden tot verstopping van het DPF of motorschade.
 
Gebruik motorolie met de volgende viscositeit:
  • Geprefereerde olie: SAE 15W-40 [-17°C]
  • Alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen)
Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30.
Carterinhoud
Ongeveer 5,7 l, inclusief het filter
Het motoroliepeil controleren
Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koel is. Als de motor warm is, wacht dan 10 minuten voordat u het oliepeil controleert.
Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.
Als het oliepeil lager staat dan het onderste merkteken op de peilstok, vul dan geleidelijk olie bij tot het peil het bovenste merkteken op de peilstok bereikt.
Belangrijk  
Zorg ervoor dat het oliepeil zich tussen de bovenste en onderste markering op de peilstok bevindt. Te veel of te weinig motorolie kan de motor ernstig beschadigen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G453111
  3. Ontgrendel en open de motorkap.
  4. Het motoroliepeil controleren.
  5. Sluit en vergrendel de motorkap.
Motorolie verversen en filter vervangen
De motorolie aftappen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Verwijder de olievuldop.
  3. Plaats een opvangbak onder de aftapplug .
  4. Graphic
    G424298
  5. Verwijder de aftapplug en laat de olie in de opvangbak lopen.
  6. Wanneer er geen olie meer uit de motor loopt, plaatst u de aftapplug en draait u deze vast met 54 tot 63 N·m.
Oliefilter vervangen
    Graphic
    G424333
  1. Draai het oliefilter linksom om het te verwijderen.
  2. Veeg de filteradapter schoon.
  3. Smeer een dun laagje schone olie op de afdichting van het nieuwe filter.
  4. Schroef het filter op de filteradapter totdat het filter contact maakt met de adapter. Draai het filter vervolgens nog eens een extra slag vast.
    Opmerking: Draai het filter niet te vast.
  5. Graphic
    G453110
  6. Vul het carter met olie en plaats de vuldop.
Onderhoud van het luchtfilter
Het filter verwijderen
Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als er een rode band in de onderhoudsindicator verschijnt. Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd.
Belangrijk  
Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Controleer de luchtfilterbehuizing op slijtage of schade die een luchtlek kan veroorzaken. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
    Opmerking: Vervang een versleten of beschadigd luchtfilter en versleten of beschadigde onderdelen van het inlaatsysteem.
  4. Graphic
    G424731
  5. Trek de vergrendeling naar buiten, draai het deksel van de luchtfilterbehuizing linksom, en verwijder het deksel.
  6. Voordat u het filter demonteert, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (3 bar) eventuele zware opbouw van vuil verwijderen die tussen de buitenkant van het voorfilter en de behuizing zit.
    Belangrijk  
    Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil door het filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen.
     
  7. Graphic
    G424732
  8. Verwijder het voorfilter van de luchtfilterbehuizing .
    Opmerking: U mag het voorfilter niet reinigen.
Het filter plaatsen
    Graphic
    G424757
  1. Controleer het veiligheidsfilterelement . Vervang het indien het vuil is.
    Belangrijk  
    Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen. Plaats steeds een nieuw veiligheidsfilter als het voorfilter 3 onderhoudsbeurten heeft gehad.
     
  2. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filterelement (dit moet goed aansluiten) en de luchtfilterbehuizing.
    Belangrijk  
    Een beschadigd filterelement mag niet worden gebruikt.
     
  3. Plaats het voorfilterelement . Oefen druk uit op de buitenrand van het element om het in de luchtfilterbehuizing te laten vastklikken.
    Belangrijk  
    Druk niet op het flexibele midden van het filter.
     
  4. Verwijder de stofuitlaatklep van het luchtfilterdeksel, maak de holte schoon en monteer de uitlaatklep op het deksel.
  5. Monteer het deksel op de luchtfilterbehuizing, met de stofuitlaatklep naar beneden gericht in een stand tussen ongeveer 5 tot 7 uur, gezien vanaf het uiteinde.
  6. Graphic
    G424758
  7. Als er een rode band op de onderhoudsindicator verschijnt, moet u op de resetknop aan het uiteinde van de indicator drukken.
  8. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het brandstofsysteem

Brandstofleidingen en -verbindingen controleren
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Inspecteer de brandstofleidingen op slijtage, verslechtering, beschadigingen of loszittende fittings.
    Opmerking: Herstel of vervang versleten of beschadigde brandstofleidingen; draai loszittende fittings vast.
  4. Sluit en vergrendel de motorkap.
De brandstof/waterafscheider aftappen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Tap de waterafscheider af zoals getoond.
    Graphic
    G452998
  3. Start de motor, controleer op lekkages en zet de motor af.
    Opmerking: Herstel alle brandstoflekken.
Filter van waterafscheider vervangen
  1. Tap de brandstof-waterscheider geheel af.
  2. Graphic
    G425089
  3. Reinig de filterkop en de filterbus .
  4. Verwijder de filterbus, en reinig de plaats waar de filterkop gemonteerd wordt.
  5. Smeer schone brandstof op de pakking van de filterbus.
  6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.
  7. Draai de aftapplug onderaan de filterbus vast.
  8. Start de motor en controleer of er lekken zijn.
    Opmerking: Alle lekken repareren.
  9. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
  10. Sluit en vergrendel de motorkap.
Het motorbrandstoffilter vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Vervang het filter zoals getoond.
    Graphic
    G461381
  4. Start de motor en controleer op brandstoflekkage rond de filterkop.
  5. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en vergrendel de motorkap.
Brandstoftank aftappen en reinigen
De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd wordt gestald. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G425122
  3. Plaats een aftapbak onder de aftapklep aan de onderkant van de brandstoftank.
  4. Open de aftapklep en laat de brandstof lopen.
  5. Vul de brandstoftank indien nodig bij met schone brandstof om de tank schoon te spoelen.
  6. Sluit de aftapklep.
    Opmerking: Controleer de aftapklep op lekken wanneer u de tank bijvult met brandstof.
Het brandstofinlaatrooster reinigen
De brandstofinlaatbuis bevindt zich in de brandstoftank en is voorzien van een rooster dat voorkomt dat er vuil in het brandstofsysteem komt. Verwijder de brandstofinlaatbuis en reinig het rooster als dit nodig is.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Kantel de stoel.
  3. Graphic
    G425144
  4. Verwijder de klem waarmee de slang aan de brandstofaanzuigbuis is bevestigd.
  5. Verwijder de brandstofaanzuigbuis en de rubberen bus van de tank.
  6. Reinig het zeefje aan het uiteinde van de brandstofaanzuigbuis.
  7. Steek de brandstofaanzuigbuis en de rubberen bus in de tank tot de bus in de tank zit.
  8. Monteer de slang op de brandstofaanzuigbuis en bevestig deze met de klem.
  9. Breng de stoel naar beneden en vergrendel hem.
Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter
Graphic
G411644
Graphic
G415047
Graphic
G411642
Als motorfout check engine spn 3251 fmi 0, check engine spn 3720 fmi 0, of check engine spn 3720 fmi 16 wordt weergegeven op het InfoCenter, moet u het roetfilter schoonmaken zoals hieronder beschreven:
  1. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF.
  2. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor vervangingsonderdelen of onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en het roetfilter.
  3. Neem contact op met uw erkende Toro -distributeur voor een reset van de ECU van de motor na montage van een schoon DPF.

Elektrisch systeem onderhouden

De accu afkoppelen
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden.
  • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
  • Draag een veiligheidsbril en rubberen handschoenen.
  • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het deksel van de accubehuizing.
  3. Graphic
    G425155
  4. Maak de minkabel van de accu los .
  5. Schuif het rubberen kapje van de klem van de pluskabel van de accu en maak de pluskabel van de accu los .
De accu aansluiten
    Graphic
    G425155
  1. Sluit de pluskabel (rood) aan op de positieve (+) accupool.
  2. Sluit de minkabel (zwart) aan op de minpool (-) van de accu.
  3. Breng een dun laagje Grafo 112X-vet, Toro onderdeelnr. 505-47, aan op de accupolen en de klemmen van de accukabel.
  4. Schuif het rubberen kapje over de klem van de pluskabel van de accu.
  5. Sluit en vergrendel het deksel van de accubehuizing.
De accu opladen
  1. De accu afkoppelen.
  2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen.
  3. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A.
  4. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen.
  5. De accu aansluiten.
Onderhoud van de accu
Opmerking: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het deksel van de accubehuizing.
  3. Controleer de conditie van de accu.
    Opmerking: Vervang een versleten of beschadigde accu.
  4. Koppel de accukabels af en verwijder de accu uit de machine.
  5. Maak de gehele accubehuizing schoon met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout) en water.
  6. Spoel de accubehuizing met schoon water.
  7. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan.
  8. Sluit en vergrendel het deksel van de accubehuizing.
Een zekering vervangen
De zekeringhouder bevindt zich in de accubehuizing.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open het deksel van de accubehuizing.
  3. Vervang de doorgebrande zekering door een zekering van dezelfde soort en met dezelfde stroomsterkte.
    Graphic
    G425167
    1.  Zekeringhouder
    2.  Opening voor maxi-zekering
    Graphic
    G425168
  4. Sluit en vergrendel het deksel van de accubehuizing.

Aandrijfsysteem onderhouden

De bandenspanning controleren
Waarschuwing
Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Dit kan leiden tot kantelen, met de dood of ernstig letsel tot gevolg.
Pomp de banden niet te zacht op.
 
Opmerking: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren.
  1. Meet de bandenspanning van elke band. De luchtdruk in de banden moet tussen 0,83 en 1,03 bar zijn.
  2. Indien nodig de banden oppompen of aflaten tot u 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi) meet.
De wielmoeren aandraaien
Waarschuwing
Als het aandraaimoment van de wielmoeren niet wordt aangehouden zou een wiel los kunnen raken, wat tot de dood of ernstig letsel zou kunnen leiden.
Het aandraaimoment van de moeren van de voorwielen en achterwielen moet 115 tot 136 N·m bedragen. Haal de moeren aan na 1 tot 4 bedrijfsuren en nog eens na 8 bedrijfsuren. Draai de wielmoeren vervolgens om de 200 uur aan.
 
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Haal de wielmoeren aan met 115 tot 136 N·m.
    Opmerking: De moeren van de voorwielen zijn 1/2-20 UNF; de moeren van de achterwielen zijn M12 x 1,6-6H (metrisch).
Controleer de planeetaandrijvingen op eindspeling
Gevaar
Als de machine op een krik staat kan deze onstabiel zijn en van de krik afglijden, dat zou kunnen leiden tot de dood of ernstig letsel.
  • Start de motor niet als de machine is opgekrikt.
  • Haal altijd het sleuteltje uit het contact voordat u van de machine stapt.
  • Blokkeer de wielen wanneer u de machine opkrikt.
  • Ondersteun de machine met assteunen.
 
De planeetaandrijvingen/aandrijfwielen mogen geen eindspeling hebben (d.w.z. de wielen mogen niet bewegen wanneer u ze in een richting parallel met de as duwt of trekt).
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Blokkeer de achterwielen met keggen en breng de voorkant van de machine omhoog.
  3. Plaats assteunen onder het voorste frame van de machine.
  4. Graphic
    G425181
  5. Neem een van de voorste aandrijfwielen en duw/trek het naar de machine toe en van de machine af, controleer of het beweegt.
  6. Herhaal stap 4 bij het andere aandrijfwiel.
  7. Als een wiel beweegt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro distributeur om de planeetaandrijving te laten reviseren.
Het smeermiddel van de planeetwielaandrijving controleren
Aanbevolen smeermiddel: hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie
    Graphic
    G425183
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en zet het wiel zodanig dat de vulplug zich bovenaan (op 12 uur) bevindt, de controleplug rechts (3 uur) en de aftapplug onderaan (6 uur).
  2. Graphic
    G425185
  3. Verwijder de controleplug rechts.
    Opmerking: De olie zou tot de onderkant van de opening van de controleplug moeten reiken .
  4. Als het peil te laag is, verwijder dan de vulplug bovenaan en voeg olie toe tot deze uit de opening aan de rechterkant begint te vloeien.
  5. Controleer de O-ring voor de plug(gen) op slijtage of schade.
    Opmerking: Vervang de O-ring(en) indien nodig.
  6. Plaats de plug(en).
  7. Herhaal deze stappen bij de planeetwielaandrijving aan de andere kant van de machine.
Oliepeil van de planeetwielaandrijving verversen
Aanbevolen smeermiddel: hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie
Smeermiddelcapaciteit planeetwiel- en remkast: 0,65 liter
De olie uit de planeetwielaandrijving verwijderen
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en zet het wiel zodanig dat de vulplug zich bovenaan (op 12 uur) bevindt, de controleplug rechts (3 uur) en de aftapplug onderaan (6 uur).
  2. Verwijder de vulplug in de 12 uur stand en de controleplug in de 3 uur stand.
    Graphic
    G425192
    1. Opening van aftapplug
    2. Vulplug
    3. Controleplug
    4. Aftapplug
  3. Plaats een opvangbak onder de naaf van de planetaire aandrijving, verwijder de aftapplug onderaan in de 6 uur stand en laat al de olie weglopen.
  4. Controleer de O-ringen van de vul-, controle- en aftappluggen op slijtage of schade.
    Opmerking: Vervang de O-ring(en) indien nodig.
  5. Monteer de aftapplug in de aftapopening van de planetaire aandrijving.
  6. Plaats een opvangbak onder de remkast, verwijder de aftapplug en laat al de olie in de bak lopen.
    Graphic
    G425193
    1. Aftapopening (remkast)
    2. Aftapplug
  7. Controleer de O-ring van de plug op slijtage of schade en monteer de aftapplug in de remkast.
    Opmerking: Vervang de O-ring indien nodig.
De planeetwielaandrijving vullen met smeermiddel
    Graphic
    G425214
  1. Giet langzaam 0,65 liter hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie door de opening van de vulplug van de planeetwielaandrijving.
    Belangrijk  
    Als het planeetwiel vol is voordat u 0,65 liter olie hebt toegevoegd, moet u 1 uur wachten of de plug monteren en de machine ongeveer 3 meter verplaatsen om de olie over het remsysteem te verdelen. Verwijder daarna de plug en voeg de resterende olie toe.
     
  2. Plaats de vulplug en de controleplug.
  3. Graphic
    G425215
  4. Veeg de de behuizingen van de planeetwielaandrijving en remmen schoon.
  5. Tap de planeetwielaandrijving aan de andere kant van de machine af en vul deze weer.
De achteras controleren
  1. Controleer de achteras visueel op lekken. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het oliepeil van de achteras controleren
Aanbevolen olie voor as: SAE 85W-140 tandwielolie
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G425336
  3. Verwijder een controleplug uit het uiteinde van de asbehuizing.
  4. Controleer het peil van de tandwielkastolie in de as via de opening van de controleplug.
    Opmerking: Het peil van de tandwielkastolie is correct als het oliepeil zich tot de onderkant van de opening van de controleplug bevindt.
  5. Als het peil van de tandwielkastolie laag is, verwijdert u de vulplug en vult u bij met de aanbevolen tandwielkastolie om het oliepeil te verhogen tot de onderkant van de opening van de controleplug.
  6. Plaats de controleplug terug.
  7. Plaats de vulplug terug indien deze was verwijderd.
Vervangen van de olie van de achteras
Hoeveelheid olie van de achteras: 2,4 liter
    Graphic
    G425369
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Reinig het gebied rond de 3 aftappluggen: 1 bij elke vertragingskast met schuine tandwielen (buiten de asbehuizingen ) en 1 in de middelste vertragingskast.
  3. Verwijder elke aftapplug en laat de olie in een opvangbak lopen.
  4. Graphic
    G425336
  5. Verwijder de 2 controlepluggen van de asbehuizingen en de vulplug om de olie gemakkelijk te laten weglopen.
  6. Plaats de 3 aftappluggen en de controleplug aan de asbehuizing met de ontluchtingsfitting.
  7. Giet ongeveer 2,37 liter 85W-140 tandwielolie in de opening van de vulplug van de as, of totdat de olie de onderkant van de opening bereikt.
  8. Plaats de vulplug en de controleplug.
Controleren van de behuizing van de reductiekast
  1. Controleer de reductiekast visueel op lekken. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het smeermiddel van de reductiekast controleren
Aanbevolen olie voor reductiekast: SAE 85W-140 tandwielolie
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Graphic
    G425370
  3. Verwijder de controle-/vulplug aan de linkerkant van de reductiekast .
  4. Controleer dat de O-ring van de plug niet versleten of beschadigd is.
  5. Controleer het oliepeil van de tandwielkast.
    Opmerking: Het peil van de tandwielolie is correct als het oliepeil zich tot de onderkant van de opening van de controle-/vulplug bevindt.
  6. Indien het peil van de tandwielolie laag is, voegt u genoeg van de aanbevolen carterolie toe om het peil omhoog te brengen tot de onderkant van de opening van de controle-/vulplug.
  7. Plaats de controle-/vulplug.
Tabel met afstandsstukken voor maaisnelheid
Graphic
G425371
De maximale maaisnelheid afstellen
De afstandsstukken voor de maaisnelheid afstellen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Gebruik de tabel met afstandsstukken voor de maaisnelheid om de maximale rijsnelheid te bepalen wanneer u maait, en de plaatsing van de korte afstandsstukken die de maaisnelheid beperken.
    Opmerking: Met elk kort afstandsstuk kunt u de maaisnelheid met ongeveer 0,8 km/h wijzigen.
  3. Verwijder onder het tractiepedaal de aanslagbout en de flensborgmoer waarmee de afstandsstukken zijn bevestigd aan het maaiaanslagblok.
    Graphic
    G425372
    1. Tractiepedaal
    2. Maaisnelheidbegrenzer
    3. Aanslagbout
    4. Korte afstandsstukken
    5. Maaiaanslagblok
    6. Flensborgmoer
  4. Plaats het lange afstandsstuk boven het maaiaanslagblok.
  5. Plaats de korte afstandsstukken zoals u hebt bepaald in stap 2.
  6. Bevestig de afstandsstukken aan het maaiaanslagblok met de aanslagbout en flensborgmoer die u hebt verwijderd in stap 3.
    Opmerking: U moet alle 6 korte afstandsstukken en het lange afstandsstuk monteren.
  7. Stel de maaisnelheid in het InfoCenter in.
De maaisnelheid in het InfoCenter instellen
De maaisnelheidinstelling in het InfoCenter wordt gebruikt door de TEC om het messenkooitoerental van de maai-eenheden aan te passen aan de maximale maaisnelheid.
  1. Ga naar het Hoofdmenu in het InfoCenter.
  2. Scrol in het Hoofdmenu naar beneden naar Machine-instellingen en druk op de selectieknop.
  3. Scrol in Machine-instellingen naar beneden tot u Maaisnelheid ziet.
  4. Druk op de linker en rechter navigatieknoppen tot de maaisnelheid op het display gelijk is aan de maximale maai-rijsnelheid die u eerder heeft bepaald.
    Opmerking: De instelling voor de maaisnelheid gaat omhoog of omlaag in stappen van 0,8 km/h.
De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand
De machine mag niet naar voren of achteren bewegen als u het tractiepedaal loslaat. Als de machine beweegt, stel dan de tractieaandrijving voor de neutraalstand af.
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de motor uit, zet de snelheidsregeling op Laag, en laat de maai-eenheden neer.
  2. Trap alleen het rechterrempedaal en stel de parkeerrem in werking.
  3. Krik de linkerkant van de machine omhoog totdat het linkervoorwiel vrij komt van de grond. Zorg ervoor dat de machine steunt op de rustpunten van de krik om te voorkomen dat de machine per ongeluk valt.
  4. Start de motor en laat deze laagstationair lopen.
  5. Draai aan de contramoeren op het uiteinde van de stang om de tractiestang naar voren te verstellen als de machine voorwaarts kruipt, of naar achteren als de machine achterwaarts kruipt, totdat de machine niet meer kruipt.
    Graphic
    G425376
    Graphic
    G425377
    1. Contramoeren
    2. Kantelinrichting van tractie-eenheid
    3. Tractiestang
    4. Uiteinde van stang
  6. Als het wiel niet meer draait, draait u de contramoeren vast om de afstelling te borgen.
  7. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  8. Verwijder de assteunen en laat de machine op de grond zakken.
  9. Maak een proefrit met de machine om er zeker van te zijn dat deze niet kruipt.
Uitlijning van de achterwielen controleren
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
    Opmerking: De afstand aan de voorzijde moet 3 mm korter zijn dan de gemeten afstand aan de achterzijde.
    Graphic
    G416236
    1. Voorzijde van de tractie-eenheid
    2. 3 mm minder dan bij de achterkant van de band
    3. Afstand hart-tot-hart
Toespoor achterwielen afstellen
  1. Verwijder bij de achteras de borgpen en de sleufmoer aan beide uiteinden van de trekstang.
    Graphic
    G425379
    1. Sleufmoer
    2. Borgpen
    3. Stuurstangarm van asbehuizing
    4. Uiteinde van de trekstang
    5. Klem
    6. Moer en bout
  2. Scheid het uiteinde van de trekstang van de stuurstangarm van de asbehuizing
  3. Draai de klemmen aan beide uiteinden van de spoorstangen los.
  4. Draai de losgezette kogelverbinding 1 hele slag naar binnen of naar buiten.
  5. Zet de klem vast op het losgemaakte uiteinde van de trekstang.
  6. Draai de complete trekstang eenheid 1 hele slag in dezelfde richting (naar binnen of naar buiten).
  7. Zet de klem vast op het aangesloten uiteinde van de trekstang.
  8. Monteer het uiteinde van de trekstang met de sleufmoer aan de stuurstangarm van de asbehuizing.
  9. Meet het toespoor.
  10. Verwijder de sleufmoer indien nodig en herhaal stap 2 tot en met 9.
  11. Wanneer het verschil tussen de voorste en achterste metingen 3 mm minder is, draait u de sleufmoer vast en brengt u een nieuwe borgpen aan.

Onderhoud van het koelsysteem

Aanbevolen koelvloeistof
Het koelvloeistofreservoir is in de fabriek gevuld met een 50/50 verhouding van water en ethyleenglycol extended life koelvloeistof.
Belangrijk  
Gebruik uitsluitend in de handel verkrijgbare koelvloeistoffen die voldoen aan de specificaties die worden genoemd in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
Gebruik geen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) in uw machine. Meng geen conventionele koelvloeistof met extended life koelvloeistof.
 
Tabel met type koelvloeistof
Ethyleenglycol vloeistoftype
Type corrosieremmer
Extended life antivries
Organisch-zuurinhibitortechnologie (OAT, Organic-acid technology)
Belangrijk  
Vertrouw niet op de kleur van de koelvloeistof om het verschil te bepalen tussen conventionele (groene) IAT-koelvloeistof (inorganic-acid technology of anorganisch-zuurinhibitortechnologie) en extended life koelvloeistof.
Fabrikanten van koelvloeistof kunnen extended life koelvloeistof kleuren in een van de volgende kleuren: rood, roze, oranje, geel, blauw, groenblauw, violet en groen. Gebruik koelvloeistof die voldoet aan de specificaties in de tabel met de normen voor extended life koelvloeistof.
 
Normen voor extended life koelvloeistof
ATSM International
SAE International
D3306 en D4985
J1034, J814 en 1941
Belangrijk  
De koelvloeistofconcentratie dient een mengsel te zijn dat half uit water, half uit koelvloeistof bestaat.
 
  • Bij voorkeur: Wanneer u koelvloeistof van een concentraat mengt, meng het dan met gedestilleerd water.
  • Voorkeursoptie: Indien er geen gedestilleerd water beschikbaar is, moet u een vooraf gemengde koelvloeistof gebruiken in plaats van een concentraat.
  • Minimumvereiste: Indien er geen gedestilleerd water of vooraf gemengde koelvloeistof beschikbaar zijn, moet u geconcentreerde koelvloeistof mengen met schoon, drinkbaar water.
Inhoud van koelsysteem
Ongeveer 12,3 l
Het koelvloeistofpeil controleren
Opgelet
Als de motor heeft gelopen kan hete koelvloeistof onder druk ontsnappen, wat zou kunnen leiden tot licht of middelmatig letsel.
  • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt.
  • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
 
    Graphic
    G425390
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap en wacht tot de motor afgekoeld is.
  3. Verwijder voorzichtig de radiatordop .
  4. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur.
    Opmerking: Het koelvloeistofpeil is correct als het de bovenkant van de vulbuis van de radiateur bereikt.
  5. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank.
    Opmerking: Het koelvloeistofpeil is correct als het de Vol markering van de expansietank bereikt.
  6. Als het koelvloeistofpeil te laag is vult u de radiateur, de expansietank, of beide bij met de aanbevolen koelvloeistof.
  7. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank terug .
  8. Sluit en vergrendel de motorkap.
Het koelsysteem van de motor onderhouden
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Ontgrendel en open het achterste scherm.
    Graphic
    G425401
    1. Grendelhouder
    2. Sluiting van achterscherm
  3. Reinig beide zijden van het scherm.
  4. Til het scherm van de scharnierpennen en verwijder het scherm van de machine.
  5. Open de motorkap.
  6. Reinig beide zijden van de oliekoeler en de omgeving van de radiateur grondig met perslucht. Begin aan de voorkant en blaas het vuil eruit naar de achterkant. Reinig vervolgens vanaf de achterkant en blaas het vuil naar de voorkant. Herhaal deze procedure verschillende keren totdat het maaisel en het vuil geheel zijn verwijderd.
    Belangrijk  
    Als u de radiateur of de oliekoeler met water reinigt, kan hierdoor voortijdig corrosie optreden en kunnen onderdelen schade oplopen en kan vuil gaan aankoeken.
     
    Graphic
    G425402
    1. Oliekoeler/radiateur
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.
  8. Monteer het scherm op de scharnierpennen.
    Graphic
    G425403
    1. Grendelhouder
    2. Sluiting van achterscherm
  9. Sluit en vergrendel het scherm.

Onderhoud van de rem

De bedrijfsremmen afstellen
Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer dan 13 mm vrije slag hebben of als de remmen slippen. Met de vrije slag wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er weerstand van het rempedaal wordt gevoeld.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Maak de vergrendeling van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar functioneren.
    Graphic
    G425404
    1. Rempedalen vergrendeld
    2. Rempedalen ontgrendeld
  3. Draai de voorste contramoer op het draadeinde van de remkabel los.
    Graphic
    G425405
    Graphic
    G425406
    1. Linker rempedaal
    2. Rechter remkabel
    3. Contramoeren
    4. Voorzijde van de machine
  4. Om de speling van de rempedalen te verminderen, moet u de achterste contramoer vastdraaien om de kabel naar achteren te halen totdat de rempedalen 0 tot 13 mm speling hebben.
    Opmerking: Zorg ervoor dat er geen spanning op de remkabel is als het pedaal wordt losgelaten.
  5. Draai de voorste contramoer aan nadat de remmen correct zijn afgesteld.
  6. Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 5 bij de andere remkabel.

De riem onderhouden

Riem van dynamo spannen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. De conditie van de riem van de dynamo controleren.
    Opmerking: Vervang een versleten of beschadigde riem.
  4. Controleer de spanning van de dynamoriem door deze tussen de poelies in te drukken.
    Opmerking: Bij een kracht van 45 N zou de riem 10 mm moeten bewegen.
  5. Graphic
    G425418
  6. Als de speling niet correct is, voltooi dan de volgende procedure om de riem te spannen:
    1. Draai de montagebouten van de dynamo los.
    2. Verhoog of verminder de spanning van de riem van de dynamo en draai de montagebouten vast.
    3. Controleer nogmaals de indrukking van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.
  7. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het hydraulische systeem

Controleren van de hydraulische slangen en leidingen
  1. Controleer de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
    Opmerking: Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Specificaties hydraulische vloeistof
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
Aanbevolen hydraulische vloeistof: Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof; verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
Opmerking: Een machine die de aanbevolen vloeistof om bij te vullen gebruikt moet minder vaak bijgevuld worden en het filter moet minder vaak worden vervangen.
Andere hydraulische vloeistoffen: Als de Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof niet verkrijgbaar is, kunt u een andere conventionele, petroleumgebaseerde hydraulische vloeistof gebruiken die aan de volgende materiaaleigenschappen en de industrienormen voldoet. Gebruik geen synthetische vloeistof. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt
Materiaaleigenschappen:  
  Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40°C 44 tot 48
  Viscositeitsindex ASTM D2270 140 of hoger
  Stolpunt, ASTM D97 -37°C tot -45°C
  Industriespecificaties: Eaton Vickers 694 (I-286-S, M-2950-S/35VQ25 of M-2952-S)
Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof leverbaar voor de hydraulische vloeistof, in flesjes van 20 ml. Een flesje is voldoende voor 15 tot 22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro distributeur, onderdeelnr. 44-2500.
Belangrijk  
Toro Premium synthetische, biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof is de enige biologisch afbreekbare vloeistof die door Toro is goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De olie is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een erkende Toro distributeur.
 
Inhoud hydraulische tank
28,4 l
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren
Het reservoir is in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof.
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank.
  3. Graphic
    G425419
  4. Verwijder de dop op de hydraulische tank van de tank.
  5. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek.
  6. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil.
    Het correcte peil van de hydraulische vloeistof bevindt zich tussen Vol-markering en de Bijvul-markering op de peilstok.
  7. Als het peil te laag is, vult u genoeg van de aanbevolen hydraulische vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering bereikt.
  8. Plaats de peilstok en de dop van de hydraulische tank op de tank.
Hydraulische filters vervangen
Gebruik de volgende hydraulische filters van Toro:
Naam
Toro onderdeelnummer
Positie
Retourfilter
94-2621
Onder het rechter framekanaal.
Laadfilter
75-1310
Onder de plaat van de stoel.
Belangrijk  
Als u een ander type filter gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.
 
Het laadfilter vervangen
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Kantel de stoel.
  3. Graphic
    G425433
  4. Reinig de omgeving van het laadfilter en de filterkop .
  5. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter.
  6. Veeg het bevestigingsoppervlak voor het filter van de filterkop schoon met een schone doek.
  7. Smeer de nieuwe filterpakking en vul het filter met de aanbevolen hydraulische vloeistof.
  8. Schroef het filter op de filterkop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat. Draai het filter vervolgens een extra halve slag vast.
Het retourfilter vervangen
    Graphic
    G425445
  1. Reinig de omgeving rond het retourfilter en de filterkop .
  2. Plaats een opvangbak onder het retourfilter en verwijder het filter.
  3. Veeg het bevestigingsoppervlak voor het filter van de filterkop schoon met een schone doek.
  4. Smeer de nieuwe filterpakking, vul het filter met de aanbevolen hydraulische vloeistof en laat het filter vervolgens leeglopen.
  5. Schroef het filter op de filterkop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat. Draai het filter vervolgens een extra halve slag vast.
Het hydraulisch systeem ontluchten
  1. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.
  2. Controleer rond de filters en de filterkoppen op lekkage in het hydraulische systeem.
    Opmerking: Herstel eventuele hydraulische lekkages.
  3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  4. Zet de stoel omlaag.
Hydraulische vloeistof verversen
De hydraulische vloeistof aftappen
Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro distributeur omdat het systeem dan moet worden schoongespoeld. Verontreinigde vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.
Capaciteit van opvangbak: 30 liter of meer
  1. Maak de machine klaar voor onderhoud.
  2. Open de motorkap.
  3. Plaats de opvangbak onder de hydraulische tank.
  4. Graphic
    G425446
  5. Koppel de retourslang van de behuizing los van de rechte fitting aan de onderkant van de tank en tap de hydraulische vloeistof af.
  6. Wanneer de hydraulische vloeistof stopt met weglopen, monteert u de retourslang van de behuizing aan de tankfitting.
  7. Draai de slangfitting vast met 50 tot 63 N·m.
Hydraulische tank vullen.
  1. Vul de tank met de gespecificeerde hydraulische vloeistof.
    Belangrijk  
    Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
     
  2. Graphic
    G425457
  3. Plaats de peilstok en de dop van de hydraulische tank op de tank.
  4. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden.
  5. Controleer op hydraulische lekken, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    Opmerking: Herstel alle hydraulische lekkages.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.
  7. Controleer het peil van de vloeistof.
    Opmerking: Indien nodig kunt u bijvullen totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Vul de hydraulische tank niet te vol.

Onderhoud van de maai-eenheid

Maai-eenheden wetten
Waarschuwing
Contact met de maaidekken of andere bewegende onderdelen kan de dood of ernstig letsel veroorzaken.
  • Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van de maai-eenheden en andere bewegende onderdelen.
  • Probeer de maai-eenheden nooit met uw handen of voeten te draaien terwijl de motor draait.
 
Opmerking: Voor nadere informatie over het wetten, zie de Toro handleiding Slijpen van maaimachines met messenkooien en roterende messen, documentnr. 80-300SL.
De machine voorbereiden op de montage
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en zet de afstakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
  2. Open de motorkap.
  3. Stel het contact tussen de messenkooi en het ondermes af en zorg ervoor dat dit geschikt is voor het wetten bij alle maaidekken; zie de Gebruikershandleiding van het maaidek.
  4. Draai de voorste, achterste of beide wethendels naar de stand R (wetten).
    Graphic
    G425458
    Graphic
    G425459
    1. Wethendel (voorste maai-eenheden 4, 1 en 5)
    2. Wethendel (achterste maai-eenheden 2 en 3)
    3. Achterwaarts draaien (wetten)
De messenkooien en het ondermes wetten
Waarschuwing
Als het motortoerental wordt gewijzigd tijdens het wetten kunnen de maaidekken vastlopen, dat zou tot de dood of ernstig letsel kunnen leiden.
  • Verander nooit het motortoerental tijdens het wetten.
  • Wet uitsluitend als de motor stationair loopt.
 
Opmerking: Tijdens het wetten zijn de voorste maai-eenheden en de achterste maai-eenheden tegelijk in werking.
  1. Zorg ervoor dat het tractiepedaal zich in de neutraalstand bevindt en dat de parkeerrem in werking is gesteld.
  2. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen.
  3. Graphic
    G499555
  4. Draai de hendel voor de maaisnelheidbegrenzer naar voren, naar de Maaistand.
  5. Druk de aftakasschakelaar naar de stand Inschakelen.
  6. Zet de maai-/hefhendel naar voren.
    Opmerking: De messenkooien die u hebt ingesteld voor wetten draaien achterwaarts.
  7. Breng de wetpasta aan op de messenkooien met een borstel met lange steel.
    Gevaar
    Het aanraken van de draaiende maaidekken zal leiden tot de dood of ernstig letsel.
    • Gebruik geen borstel met een korte steel.
    • Om lichamelijk letsel te voorkomen, dient u buiten het bereik van de maaidekken te zijn voordat u de werkzaamheden uitvoert.
     
  8. Als de messenkooien vast komen te zitten of onregelmatig worden tijdens het wetten, verhoogt u gasinstelling tot de messenkooi gestabiliseerd wordt.
  9. Als u een aanpassing moet uitvoeren aan de maai-eenheden terwijl u aan het wetten bent, moet u als volgt te werk gaan:
    1. Beweeg de maai-/hefhendel naar achteren.
      Opmerking: De maai-eenheden worden uitgeschakeld, maar worden niet omhooggebracht.
    2. Druk de aftakasschakelaar in de stand Uitschakelen.
    3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    4. Stel de maai-eenheden af.
    5. Herhaal stap 2 tot en met 7.
  10. Herhaal stap 6 voor alle maai-eenheden die u wilt wetten.
Wetten beëindigen
Belangrijk  
Als u de wetschakelaar na het wetten niet in de stand Uit zet, zullen de maai-eenheden niet omhoog komen of naar behoren werken.
 
  1. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Spoel alle wetpasta van de maaidekken.
  3. Stel indien nodig de afstandhet tussen de messenkooi en het ondermes af.
  4. Draai de wethendels in de stand F (maaien).
    Graphic
    G425519
    1. Wethendel (voorste maai-eenheden 4, 1 en 5)
    2. Wethendel (achterste maai-eenheden 2 en 3)
    3. Voorwaarts draaien (maaien)
  5. Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten.
    Opmerking: Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand.
  6. Sluit en vergrendel de motorkap.

Onderhoud van het chassis

De veiligheidsgordel controleren
  1. Controleer de veiligheidsgordel op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert.
  2. Reinig de veiligheidsgordel indien nodig.

Reinigen

De machine wassen
  1. Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast.
    Belangrijk  
    • Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
    • Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.
    • Reinig de machine niet terwijl de motor loopt. De machine reinigen terwijl de motor loopt kan interne motorschade veroorzaken.
     

 
 
 
Opslag
 

De machine stallen

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
  2. Reinig de tractie-eenheid, de maai-eenheden en de motor grondig.
  3. Controleer de bandenspanning.
  4. Controleer of alle bevestigingsmiddelen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
  5. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.
  6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken.
  7. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels:
    1. Haal de accuklemmen los van de accupolen.
    2. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).
    3. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline (petrolatum) op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.
    4. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
  8. Maak de motor als volgt klaar:
    1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug.
    2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter.
    3. Vul de motor met de opgegeven motorolie.
    4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen.
    5. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
    6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof.
    7. Zet alle fittings van het brandstofsysteem vast.
    8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt.
    9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape.
    10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.

Opslag van de accu

Als u de machine langer dan 30 dagen stalt, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in de machine opslaat. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1,265-1,299.