Veiligheid

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Informatieve en veiligheidsstickers zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal140-2710

Installatie

Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De machine voorbereiden

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken.

  3. Haal de parkeerrem aan.

  4. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

  5. Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

  6. Laat de onderdelen van de machine afkoelen.

De set monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Sensormodule1
Ledlamp1
Bout (¼" x 1¼")2
Flensmoer (¼")4
Bout (¼" x ¾")2
Montagebeugel1
Kabelboom1
Alarm1
Sticker1
Kabelbinder2

De sensormodule monteren

  1. Koppel de accu los. Raadpleeg de Gebruikershandleiding om de accu los te koppelen.

  2. Verwijder de motorkap op de machine. Raadpleeg de Gebruikershandleiding om de motorkap te verwijderen.

  3. Controleer of er openingen zijn in het frame van de machine dat wordt afgebeeld in Figuur 1. Als er openingen zijn, gaat u naar stap 6.

    g320860
  4. Gebruik de montagebeugel als sjabloon om de locatie van de te boren opening te markeren (Figuur 1).

  5. Boor openingen met een diameter van 9/32" in het frame van de machine (Figuur 1).

  6. Bevestig de montagebeugel aan het frame van de machine met behulp van 2 bouten (¼" x ¾") en 2 flensmoeren (¼").

    g320859
  7. Monteer de sensor aan de montagebeugel met 2 bouten (¼" x 1¼") en 2 moeren (¼").

    g320856
  8. Sluit de 90°-connector aan op de sensor (Figuur 4 en Figuur 8).

    g321005
  9. Kantel de stoel naar voren.

  10. Verwijder het inspectieluik achter de stoel en aan de zijkant van het bedieningspaneel (Figuur 5).

    g320861
  11. Monteer het alarm op het bedieningspaneel (Figuur 6).

    g320855

    Note: U moet alleen het lampje monteren en het gebied van de sticker verwijderen als het gaat om een machine zonder een InfoCenter.

  12. Voor machines zonder infoCenter: snijd de opening voor het lampje in de bedieningspaneelsticker uit.

  13. Monteer het lampje in de bovenkant van het bedieningspaneel (Figuur 7).

    g320858

De kabelboom leiden

  1. Leid de kabelboom onder de stoelsteun en langs de bestaande kabelboom in de dwarsbuis (Figuur 8).

  2. Monteer de middelste connector aan de connector van de machinekabelboom met de aanduiding TELEMATICS-poort of EXPANSION-poort (Figuur 8).

  3. Sluit de kabelboom aan op het lampje en het alarm (Figuur 8).

    Leid de kabelboom naar de bedieningsorganen langs de bestaande kabelboom van de machine.

    g320862
  4. Gebruik de kabelbinders om de nieuwe kabelboom te bevestigen aan de bestaande machinekabelboom.

    Note: Zorg ervoor dat de kabelbomen uit de buurt van bewegende onderdelen en hete oppervlakken zijn bevestigd.

  5. Sluit de accu aan. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de procedure.

De sticker aanbrengen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Sticker 1

Plak de sticker op de machine; zie Figuur 9.

g320857

De sensor kalibreren

  1. Verwijder de plug van de kalibratieconnectoren terwijl de machine op een vlak oppervlak staat (Figuur 10).

  2. Sluit de kalibratieconnectoren aan op elkaar zoals getoond in Figuur 10.

    g321003g321004
  3. Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN, maar start de motor niet.

  4. Gebruik de volgende procedures afhankelijk van welke ledlamp geïnstalleerd is op uw machine.

    1. Ledlamp van bedieningspaneel (Figuur 11):

      1. De ledlamp (Figuur 11) knippert terwijl de sensor gekalibreerd wordt.

      2. Wanneer de ledlamp uitgaat en de sensor één keer piept, is de sensor gekalibreerd.

      3. Draai het contactsleuteltje op UIT.

        g321269
    2. Ledlamp van InfoCenter (Figuur 12)

      1. Het InfoCenter toont melding 195, Hellingsensor wordt gekalibreerd.

        Note: De ledlamp aan de bovenkant van het scherm (Figuur 12) knippert terwijl de sensor gekalibreerd wordt.

      2. Wanneer het InfoCenter melding 196, Hellingsensor gekalibreerd, toont, het lampje niet langer knippert en het alarm één keer piept, draait u het contactsleuteltje op UIT.

        g321268
  5. Maak de kalibratieconnectoren los en monteer de plug op de connectoren (Figuur 13).

    g315597

Gebruiksaanwijzing

Gebruik de volgende procedures afhankelijk van wat geïnstalleerd is op uw machine.

Waarschuwing

Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.

Ga zeer voorzichtig te werk wanneer u de machine op een helling gebruikt.

De hellingsensor met de ledlamp gebruiken

Het lampje en het alarm geven de aard van de helling aan (Figuur 11):

  • Geen licht – normale werkomstandigheden

  • Traag, knipperend rood licht – matige helling

  • Snel, knipperend rood licht en weerklinkend alarm – steile helling; ga naar een flauwere helling.

De hellingsensor met een InfoCenter gebruiken

Het lampje en het alarm geven de aard van de helling aan (Figuur 12):

  • Geen licht – normale werkomstandigheden

  • Traag, knipperend rood licht – matige helling

  • Snel, knipperend rood licht, weerklinkend alarm – steile helling; ga naar een minder steile helling.